Te huur. Hartkamer. Ongemeubileerd.
Inboedelveiling. Makelaar Mak van Waay.
Oude illusiekast. Bijzonder fraai.
Stilleven van Jan Sluyters. Gesigneerd.
Old Finish, dat in goede staat verkeert.
Een in zichzelf verzonken papegaai.
Een microscoop. Restanten Heerenbaai.
En wat u verder wordt gepresenteerd.
Kijkdagen elke dag op dit adres.
Genegen om te ruilen tegen zes
werkdagen en een zondag in de week.
Ouderdomsrente, een begrafenis
en nog een steen, waarop te lezen is:
hier liet de dood zichzelve in de steek.
—o0o—
Ik heb wel kenne janke!
Wat mag de liefde wezen,
Van waar genaakt zij en hoe raakt ze op gang
(G. Guinicelli)
Wat zou een docentenkamer anders moeten zijn dan de centrale plaats in de school, het ontmoetingspunt voor het gehele docentencorps, een open ruimte waar gemakkelijk van plaats wordt gewisseld, van gesprekspartner wordt geruild en ieder zichtbaar, vindbaar en aanspreekbaar is: een centrum van sociaal en cultureel tontact, een forum Romanum of een Atheense agora. Wat zou een docentenkamer ook anders moeten zijn dan de plaats waar men gezamenlijk de problemen van H3c kan doorspreken en bemoedigd de klas weer opzoekt in het besef dat jouw problemen ook die van de ander zijn. Is het ook niet de ruimte waar men medestanders vindt die de schoolleiding een gebrek aan beleid verwijten?
Worden op deze plaats niet de grondslagen gelegd voor vernieuwing en veranderingen, initiatieven ontplooid en door inventieve geesten plannen uitgebroed die de school opstuwen in de vaart der volkeren?
Is het geen plaats om even bij te komen van de strijd die men enige uren heeft moeten strijden tegen demotivatie, gebrek aan belangstelling en ongeïnteresseerdheid? En is het niet verheugend dat men na een goede les, waarin de leerlingen begrip toonden en van harte medewerkten een gewillig oor vindt bij een collega die hoopt dat vandaag of morgen deze heerlijke ogenblikken ook voor hem zullen aanbreken?
En is het ook niet de plaats om met een schaakspelletje de geest te scherpen voor een volgende confrontatie met die spitse leerlingen van 6 VWO?
Maar wat is de docentenkamer van het LMC? Een uitdragerij, van bij elkaar geraapt en in de loop van 30 jaren verzameld meubilair: te grote, onpractische, te veel ruimte innemende tafels; een bar waarvoor de ineengezakte en gammele barkrukken een troosteloze aanblik leveren; een toog, waarachter de lege kratten zich torenhoog opstapelen: een slechte, morsige kroeg waar de ellende van afstraalt.
Een dan praat ik niet over de “dooie” hoek bij de telefoon, toevluchtsoord voor hospitanten als ze nog schuchter hun eerste schreden in de docentenkamer hebben gezet en nog niet de moed hebben gevonden om een plaats aan de grote tafel te reserveren. En dan is daar de box… maar daarover straks meer!
En wat gebeurt er nu? Onze dierbare redacteur van deze veel gelezen, hoewel onregelmatig verschijnende periodiek, door zijn vrienden uit de box “Cornetto” genoemd en zichzelf afbeeldend als Cornetto il famoso, trekt ten strijde als de kruisridder tegen de moren en St. Joris tegen de draak. Met de middeleeuwse dichter Joanni Severi zing ik mee…….
Cornetto furioso
Cornetto il magnifico
sed sempre curioso!
En waartegen strijdt de edele ridder? Enige tijd geleden pleegde Cathy een aanslag op de docentenkamer. Waarom zou dat geen muzieklokaal kunnen worden? Er moet nodig iets veranderd worden. Het is toch maar een “troep”. Die docenten kunnen wel ergens in een ander lokaal worden weggemoffeld in het belang van de muziek.
Wat gebeurde er? Niets! Geen letter is hieraan gewijd. De pennen werden niet gescherpt, de tekenstift bleef in het étui zitten en de registers van de demagogie, van de heilige verontwaardiging bleven gesloten. Van enige overprikkeling van gevoelige zintuigen was geen sprake bij het vooruitzicht dat kamer, inclusief box totaal zouden verdwijnen.
Neen, dit is erger, er is een kast verschoven, een kast die van de docentenkamer een knusse, kneuterige hoek afscheidde, een hollands binnenhuisje waar men met pilsje en “jonge” in de hand onschuldige spelletjes pleegde te spelen, bij tijd en wijle onderbroken door een verwarde visie op studielessen of begeleiding, waarna weer droefgeestig naar de kaarten werd gegrepen.
Dit toppunt van kneuterigheid en beperktheid wordt niet zonder arrogantie en zeker niet met de nederigheid die de schrijver zichzelf en zijn geestverwanten aanpraat, “brainbox” genoemd.
Met instemming citeer ik Schiller:
Sind sie in corpore, gleich… wird euch ein Dummkopf daraus.
Waaraan ontleent CN het recht om deze ruimte een brainbox te noemen?
Welke constructieve ideeën zijn achter het ruwe hout van de resoluut verwijderde kast ontstaan? Welke aktiviteiten werden opgezet of nieuw leven in geblazen? Welk nieuw élan daar geboren? Het is toch niet meer dan een play-box?
“Cornetto” neemt de “makke schapen in zijn hok” uitvoerig in bescherming, zoals een goede herder betaamt. Is hijzelf niet vastgeroest, ik kan beter zeggen “vastgeplakt” in die hoek?
Hem, de man van het juiste milieu, heb ik zelden of nooit aangetroffen aan de tafel van het juiste midden, want meestal beweegt hij zich van de toog naar zijn box vv., af en toe halverwege neerstrijkend aan de door hem zo genoemde “moppertafel”. Waarom bewaart hij zijn kwinkslagen, “bon mots”, relativerende opmerkingen, kruidige interventies en flitsende antwoorden voor de stamgasten langs zijn vaste route? Waarom blijven de bezoekers van de andere helft van de docentenkamer verstoken van zijn pretlach en zijn van plezier glinsterende ogen als weer een raak antwoord is gegeven?
Dan is Cor anders. Orakelend, betogend en in ieder geval pratend is de docentenkamer als geheel zijn werk- en jachtterrein. Cor waart rond, zoekend, wie hij zal aanklampen. Hij plaatst zijn licht niet onder de corenmaat, maar laat dit schijnen, tot in de verste hoeken van de kamer.
Cor is open en heeft een ruime blik, hij is overal te vinden en overal te horen. Ieder kan meegenieten van zijn woordspelingen of zich daaraan ergeren: zo moet het kunnen zijn.
En MO? Piet bevindt zich dikwijls in de box, maar altijd op de grens, met het gezicht naar de docentenkamer toe. Niets ontgaat hem daar voorzover de kast geen belemmering vormt. Let eens op hem, hij kijkt hulpeloos rond alsof hij wil zeggen, “hier zit ik maar ik wil wel anders”.
Arno heeft volgend jaar in ieder geval het geluk dat hij zijn idealen kwijt kan in een vernieuwde onderwijscommissie.
Zo af en toe heb ik de euvele moed in de omschreven box plaats te nemen, in de hoop dat ik me enige momenten kan ontspannen met een aardig gesprek of een levendige dialoog. Wanneer je uiterst bescheiden een poging waagt en een begin zoekt, aankijkend tegen gebogen hoofden, klok indrukkende vingers en schuivende schaakstukken, dan ontmoet je een verstoorde blik, een dof gemompel en een stilzwijgen. De zoveelste poging is mislukt. Weggezakt achter de kast speelt men zwijgend alles en iedereen vergetend verder: wat niet weet dat niet deert.
En nu die kast. Wat was die kast? Een opslagplaats van alles wat iedereen kwijt wilde. Dagenlang lagen daar de resultaten van een jaar lang biologisch differentiëren. Altijd wordt daar de ongelezen inhoud van sommige kastjes gedeponeerd. Dorstige lieden op weg van bar naar box stationeren daar hun lege flesjes, in de regel met een sigarettenpeuk erin. En wat verhult de kast? Een rommelhoek voor man en muis. Als de hoek is verlaten, het spel is gespeeld en het twaalfuurtje genuttigd, blijft een onbeschrijfelijke warboel achter; vuile borden met alle etensresten in volle glorie erop, uitpuilende asbakken, bekertjes waarin sigarettenpeuken zijn uitgedrukt, gemorste koffie, lege luciferdoosjes die ook als asbak zijn gebruikt, proppen papier en ineen gefrommelde servetjes. Triest, triest, triest. Ik heb wel kenne janke! Met het triomfantelijk gepiep van een enthousiast muizengezinnetje in het bankstel op de achtergrond. Zo kwam het besluit om de kast, deze doorn in mijn oog en steen des aanstoots, deze sta-in-de-weg en dit ruimte vretende meubelstuk, deze muur die het heilige huisje beschermde, weg te laten halen.
En nu het eenmaal gebeurd is juich ik met Beets:
wat weggevaagd – gevlogen
wat afgekeurd is – afgekeurd
Aan aller blik onttogen.
En ziet, wat is het resultaat? De Augiasstal is gereinigd, de heilige koe verwijderd, de muren geslecht, de openheid een feit. De rommel valt mee, er wordt vlijtig geschaakt, het homerisch gelach dat nu en dan uit de box opbulderde heeft niets aan kracht ingeboet. RY zoekt zijn stoel weer op, VR zit weer bleek te zijn, MO kijkt nog steeds hulpeloos rond en Houdijk doet zijn dutje. Het is een treurige zaak dat deze dappere conciërge een week op de Benedictus moest worden gedetacheerd om na dagenlange verwijten en bedreigingen uit een bepaalde hoek, zijn zwaar geschokte zenuwen weer te kunnen ordenen.
De storm is geluwd. Ik heb een artistiek docent geraadpleegd om met een nieuwe opzet te komen voor de beide hoeken van de docentenkamer. Misschien dat VI de kratten ietwat kan wegwerken.
Misschien ook kan ik dan eens gastheer spelen voor enige hoge onderwijscolleges uit de regio, die ik altijd op andere scholen, in verzorgde, ruime, frisse docentenkamers pleeg te bezoeken.
De kast in kwestie staat op de nominatie voorgoed van de docentenkamer te verdwijnen. Rest ons nog een herinnering.
lang miskend
zal ze in ’t end
Als ’t gesternte gloren
J.G. Streng
—o0o—
Akte van conclusie
Toen ik het hoofdartikel van Jan Streng gelezen had, heb ik me aan een nauwgezet gewetensonderzoek onderworpen.
‘Wat’, dacht ik, ‘demagogie? Waar? Bij wie? Bij mij soms?’ Het antwoord luidde nee, nee! Het is toch waarlijk te grijs, dat een vlammend protest zo laconiek behandeld wordt, als hier. Heeft Cathy een aanslag gepleegd op de docentenkamer? Kom, ze deed een voorstel, ontroerend en onhaalbaar: dat is iets anders dan een verbouwing van het interieur van de Doka! Moeten mijn zintuigen overstuur raken van een pond letters? Nee toch! Maar een kast verplaatsen, die ruimtelijk invloed uitoefent, die een hoek vrij maakt, die men wat mij betreft gerust kan karakteriseren als knus, kneuterig en hollands-intiem, is ingrijpen in het karakter van een kamer, zoals dit zich in de loop der jaren gevormd heeft. En natuurlijk heeft ook de Atheense agora van zulke plekjes gekend: Diogenes had niet meer dan twee vierkante meter nodig daar, al moest ook hij zijn dictator – een echte dan – verzoeken de ruimte open te houden.
Heus, ik voel alles voor een forum Romanum en voor het nieuwe Athene dat Streng ons belooft, maar mag ik vragen of dergelijke plaatsen gevrijwaard blijven van de geest van Laconië?
Het forum, de agora: dat betekent, de chaos die in ons is, meester worden. De chaos dwingen vorm aan te nemen. Niet dromen van een betere wereld, niet erkennen, dat iets zo en zo behoort te wezen, om vervolgens zo en zo te handelen, opdat het zo en zo zal zijn. Dromers! Zo zit de wereld niet in elkaar, – ook niet bij ons.
Dít is de werkelijkheid: ik ben allerminst iemand, die in grote kring zich gemakkelijk uit. Ik behoor tot een kleine parochie, knus, kneuterig, intiem, zo men wil: Holland op zijn smalst. Ik lach wel, maar voornamelijk om niet in huilen uit te barsten. En natuurlijk is Cor dan anders. Maar het is principieel onjuist zijn optreden als voorbeeldig af te schilderen. Want al is het waar, dat iedereen van die jongen genieten kan – en ik was daar altijd bij – of zich aan hem mag ergeren – maar ik behoorde nimmer tot dezulken! – voor wie zou het goed zijn, als álle leraren waren als hij? Het zou een aanslag zijn op het auditeursrecht. Daarom kan die kast niet weg. Dat bedoel ik nou wèl met die overprikkelde zintuigen, die een gevoel van intense samenhang verhinderen. Die versplintering beloven, – woestijnzand. Die ontkennen, wat werkelijkheid is, conform Beets, deze anti-Hildebrand! Deze loochenaar van wording, van groei, deze antihistoricus, geschiedvervalser, censor, wegvager – deze, voor wie dertig jaren geen seconde tellen.
Ik zie die kamer terug, zoals die was: als in een camera obscura, – hoe dierbaar, hoe beminnelijk. Ik hield van haar, met al haar asbakken, propvol, met haar korstjes brood en kaas, haar sinaasappelschillen, haar flesjes, glazen, kringen, servetjes, kopjes, spatten koffie, peuken, luchtjes, muizenissen.
Triest, saai, grauw, vervelend, en grijs. Maar mooi. Zó mooi. Mooi als de werkelijkheid zelf. Als het leven. Vandaar, Guinicelli, genaakt de liefde. En daardoor, en daardoor alleen raakt ze op gang.
De Ontheemde Ridder
zich noemende ‘de onthemelde’.