Correspondentie Martin Ros (Maatstaf, 1969-1971)

5 brieven.
Bron: Letterkundig Museum.
Martin Ros.

1. R.A. Cornets de Groot aan Martin Ros

[Brief in handschrift, 1 blz.]

12/3/1969

Zeer geachte heer Ros,

De heer Hazeu1 heeft me inderdaad over de uitgave gepolst en ik ‘m ook gezegd er van alles voor te voelen. De ellende is dat ik door een enorm geldgebrek gedwongen ben allerlei ander werk voorrang te verlenen – hoezeer me dat ook tegenstaat, zoals u zich best voor kan stellen, werkschuw als ik ben.
Ik heb van plagiaat dan ook nog geen echte studie gemaakt, en zie er de eerst komende tijd ook helemaal geen kans voor. Daar staat tegenover dat Maatstaf nog uitpuilt van niet geplaatste kopij vaan mijn hand, o.a. een rotstuk tegen A.L. Sötemann (dat ik terug zal trekken als Bert B ’t niet geplaatst heeft vóór de overgang naar de A.P.).2 Ik hoop wel dat ze de andere essays aan u doorsturen. Welke ’t zijn en hoeveel weet ik niet. Ik heb er dan ook geen duplicaten van, want zo stom ben ik ook nog. Zo gauw ik weer iets kan doen, zet ik me aan ’t plagiaat en zal ’t zeer op prijs stellen ’t dan in het nieuwe Maatstaf, met de redactie waarvan u zich belast heeft, wat niet alleen een compliment waard is voor de betoonde moed, maar ook een woord van bemoediging verdient en een gelukwens – misschien vergeet ik nog iets – te zien. Van die idiote spelling en typografie hoop ik dan inmiddels wel weer af te zijn; ofschoon ’t me in wezen koud laat, ben ik ergens toch ook wel weer een estheet.3 Welnu, we moesten elkaar eens ontmoeten, vind ik. Tot dan dan

Met vriendelijke groet
En alle hoogachting

[Handtekening]

2. R.A. Cornets de Groot aan Martin Ros

[Brief in handschrift, 2 blz.]

Den Haag, 25 mrt 1969

Zeer geachte heer Ros,

Dank voor uw brief en uw voor mij vleiende interesse in m’n schrijverij. B. Bakker moet in ieder geval een stuk van mij tegen Sötemann hebben over diens waardeloze “Kort-en-goed” uitgave van een verhaal van Slauerhoff. Als dat inmiddels verdwenen is, betreur ik dat niet – ik had niet ’t gevoel ’t nog te moeten publiceren. Als S. z’n grote mond weer eens opentrekt, stel ik ’t wel opnieuw samen.4 Aan Vestdijk wijdde ik inderdaad een vrij groot stuk over Gestelsche liederen, d.w.z. over de Madonna met de valkencyclus daaruit. Een deel ervan stuurde ik Bert Bakker, het geheel heeft Hawinkels nu al maanden – ter correctie, althans verzocht ik hem me te betrappen op inconsequenties. Iets daarvan kunt u misschien benutten voor Maatstaf, als u ’t los krijgt van Hawinkels. ’t Moet dan wel dat stuk zijn dat ik me verbeeld Bert B. gegeven te hebben – Komma en Raam zitten (nu ook al maanden) met de rest. Hawinkels, De Coninck en Hartkamp vroeg ik om bijdragen voor een Vestdijkboek, maar tot nu toe ben ik de enige die een stuk persklaar heeft. Het zal wel niet ’t beste zijn, te oordelen naar de tijd die ik eraan besteedde in vergelijking met de andere heren. Het boek zou ik helemaal niet redigeren, ik had alleen ’t idee zo’n boek te maken. Martien de Jong die ik ervan vertelde zei toen, geeft ’t mij, wat ik hem min of meer beloofde – maar dan moet ’t van de andere jongens ook con amore gaan. Ik weet dus nog niet wat er nu gebeuren gaat – ze moeten eerst maar met hun stukjes komen. Voor ’t plagiaat (dat ik vooral van de psychologische kant wil bekijken) zie ik voorlopig nog weinig tijd vrij. Voor Sijthoff moet ik al een Vestdijkboek maken (vóór november per contract)5 en met die Gids en Raam heb ik de handen vol.

[p. 2]

Aangezien ik me in de “vrije tijd” aan Jan Elburg wijd, voorzie ik nog wel ’t een en ander aan poëziebeschouwing dat ik dan graag aan Maatstaf geeft. Maar daarover bel ik – in de paasvakantie – op.6
M. vr. gr.

[Handtekening]

3. R.A. Cornets de Groot aan Martin Ros

[Brief in handschrift, ongedateerd, 1 blz.]

Beste Martin,

Alsjeblieft, hier is de hele troep van Herman de Coninck en mij. Pé7 volgt, – dat heeft hij me schriftelijk bezworen, en dat lijkt me ook ’t mooist – een boekje van jongens die geloven dat ze een beetje bijeen horen. Geen ‘Commentaar op V’, waarin ook Fens, d’Oliveira en andere ruiters zouden moeten paraderen, en die in feite bij niets horen, en in ieder geval niet bij ons, vind ik.8
Maak er alsjeblieft iets moois van: mijn plan is al van Aug. ’68 en ’t lange wachten maakt me kaal en grijs. Daar móét iets tegenover staan, vind ik, en dat is dan jouw werk. Gefeliciteerd ermee – mijn arbeid (wachten, wachten) is voor ’t grootste deel gedaan!
Hartelijks,
Rudy

P.S. en N.B.
Mijn schrijversnaam is voortaan niet meer R.A. Cornets de Groot, maar Cornets de Groot.

4. Martin Ros aan R.A. Cornets de Groot

[Brief in typoscript, ongedateerd, 1 blz.]

Maatstaf

De heer Rudy Cornets de Groot
Denneweg (nummer even sjekken in correspondentie of telboek)
Den Haag
——-
Beste Cornets de Groot,

Dank voor de volledige Vestdijkcopy. We hebben het uit laten rekenen en op Maatstafniveau komen er zo’n 144 pagina’s uit. Hawinkels heb ik de copy op verzoek terug gestuurd. Hij zou in beginsel nog wel tot aanzienlijke inkortingen komen, dacht hij. Ik heb Martin Hartkamp gevraagd of hij nog een kort essay over de Wachterromans en een redactie van zijn bezigheden aan de verzamelde poëzie kon toevoegen. Misschien kunnen we toch binnen de 150 of 160 pagina’s blijven. Landwehr9 voelt op deze basis veel voor een soort Maatstaf-Beiheft voor de abonnees, eventueel te gebruiken als reductie-geschenk voor nieuwe abonnees. Een uitstekende gedachte lijkt me die we overigens meteen zullen continueren: het meinummer van Maatstaf gaan we apart als boekje uitgeven in september onder het motto ‘Het fascisme in discussie’.
Alleen: heb nog even geduld, dit is toch typisch iets voor het najaar. Ik neem aan dat de heer Landwehr er spoedig zelf op terugkomt.
Zodra ik concreet nieuws heb, meld ik het je, ook de eventuele toezegging van Hartkamp. In elk geval zit de uitgave er voor negentig procent in10 en ik hoop je hiermee iets minder kaal en grijs te maken, althans dit verontrustende vergrijzingsproces bij je tot staan te hebben gebracht. Wees gegroet, ook van Gerrit11 en schrik niet al te zeer van het aprilnummer waarin we als slotaccoord van onze eerste jaargang nogal polemisch uit de slof schieten. Maar het is toch ook de bedoeling de honden eens uit de hokken te jagen, de bedoeling van ons allemaal!
Tot schrijfs of ziens, hartelijks je dw,

5. R.A. Cornets de Groot aan Martin Ros

[Brief in handschrift, 3 blz.]

25/2/71

Beste Martin,

Ik moet even 3 teleurstellingen wegwerken. In mijn laatste brief aan jou vroeg ik om terugzending van mijn Vestdijk-essays.12 Ik vond dat de speldeprikken tegen Rein Bloem teruggenomen moesten worden – althans heel wat daarvan.13 Maar wat ik ook wachtte: geen terugzending. Ik nam toen maar aan dat publikatie van deze reeks artn in Maatstaf niet plaats zou hebben, zonder dat jullie me van te voren op de hoogte zouden brengen, want in deze vorm ging ik immers met publikatie niet akkoord. Vooral ook omdat je in je brief van 1-8-70 schrijft, dat je bij afstellen van het Maatstaf-Beiheft ‘met schade en smart zou vragen om het geheel in afleveringen in Maatstaf te publiceren.’14 Je begrijpt de contactstoornis die zich voordeed bij mij – ook díe vraag bleef uit, en toen heb ik twee artn naar Jeroen Brouwers gestuurd, t.w. Een kralen kostbaarheid, dat nu met de publicatie in Maatstaf mee dus twee keer verschijnt in dezelfde maand.15 Daar komt bij dat in Januari ’71 De Vlaamse Gids van Jeroen ook al Vestdijks rondeelsonnetten in Madonna publiceerde…16 Om nu een tweede doublure te voorkomen moet je dat artikel maar uit de serie weg-

[p. 2]

laten (tenzij je het niet erg vindt) en de rest publiceren. ’t Is jammer – maar ’t is nog mooi dat de doublure zich voordeed in een Nederlands en een buitenlands ts. – al zag ik ’t liever in een Zuidafrikaans dan in een Vlaams.
Nu vraag ik je dus andermaal om terugzending van die serie, dan kan ik gaan corrigeren (er zit in mijn uiteenzetting over de formule a – non a waarschijnlijk ook nog een fout – daar móét ik me eenvoudig van overtuigen) en dan kunnen we aan deze slepende (en voor mij slopende) ziekte eindelijk een einde maken. Ik zie nu wel de noodzaak in van meer contact met jullie te moeten onderhouden, maar ja, jullie hebt ’t druk en ik heb ’t druk en onder al die druk bezwijken een paar schone dingen: voor jullie, voor Jeroen en voor mij.17 Ik heb nog hier en daar geïnformeerd of ik de eerste was die twee tijdschriften voor één artikel nodig had (eigenlijk zou die mogelijkheid voor arme en slechtbetaalde auteurs open moeten staan, zonder dat ze schaamrood voor het gericht van verontwaardigde tijdschriftredacteurs moeten verschijnen!). Er is één voorbeeld: de zoon van de Indische Walraven publiceerde zijn herinneringen aan de Oude heer in Oriëntatie èn in Tirade – dit laatste jaren later. Nou, misschien wordt het een

[p. 3]

gewoonte voor de toekomst (al zal ik er niet aan meedoen), al was ’t maar omdat ik na ruimte tijd wachten alles weer opvraag voor herziening. Als de redactie dan ook maar doet wat ik vraag, dan komen die drievoudige teleurstellingen niet meer voor… In ieder geval: sorry voor mijn eveneens niet geringe aandeel in deze (hopelijk niet blijvende) troubles verwekkende verwikkeling.

Veel hartelijks
je Rudy


  1. Wim Hazeu, destijds redacteur van Kentering en van het NCRV-radioprogramma Literama, zou samen met Cornets de Groot een studie over plagiaat schrijven. Van deze samenwerking is niets gekomen; zie brieven 31 t/m 35 van de correspondentie met Hazeu. Cornets de Groot zou vanaf december 1969 tot aan maart 1971 een artikelenreeks over plagiaat publiceren in het tijdschrift Raam onder de overkoepelende titel Met andermans veer. Deze reeks werd in 1981 in herziene vorm opgenomen in Ladders in de leegte. []
  2. De toenmalige redacteurs van Maatstaf, Wim Gijsen en Bert Bakker, traden in 1969 af. De exploitatie van het tijdschrift werd overgenomen door de Arbeiderspers; de nieuwe redactie werd gevormd door Martin Ros, Theo Sontrop, Gerrit Komrij, William D. Kuik en Mensje van Keulen. []
  3. Bert Bakker verlangde van zijn auteurs – op Vestdijk na – een zoveel mogelijk fonetische spelling (esseej, eksakt, demokrasie, mitologie, enz. []
  4. Het stuk tegen Sötemann is niet verschenen noch teruggevonden. []
  5. Dit werd Vestdijk op de weegschaal in een reeks ‘Literaire verkenningen’ onder redactie van Martien J.G. de Jong. []
  6. Over Elburg publiceerde Cornets de Groot in deze periode alleen Het woord en de stem dat in november 1970 verscheen in het Nieuw Vlaams tijdschrift. []
  7. Hawinkels. []
  8. Kees Fens en Jessurun d’Oliveria vormden begin jaren zestig met J.J. Oversteegen de redactie van het tijdschrift Merlyn, dat een objectieve, tekstgerichte kritiek voorstond. Cornets de Groot polemiseerde veelvuldig tegen deze zgn. ‘close reading’. []
  9. D.H. Landwehr, destijds directeur van De Arbeiderspers. []
  10. In september 1971 verscheen een dubbelnummer 4/5 van Maatstaf gewijd aan de eerder dat jaar overleden Vestdijk, met bijdragen van o.m. Hartkamp en Cornets de Groot: het essay De scheiding over ‘Madonna met de valken’; De Coninck en Hawinkels ontbreken. []
  11. Komrij. []
  12. Deze brief is niet teruggevonden. []
  13. In ‘Een kralen kostbaarheid’ (zie hieronder) valt de naam van Rein Bloem eenmaal. []
  14. Ook deze brief is niet teruggevonden. []
  15. Inderdaad verscheen in februari 1971 het essay Een kralen kostbaarheid zowel in Maatstaf (18e jrg., nr. 10, p. 681-692) als in de Vlaamse Gids, 55e jrg., nr. 2, p. 23-27. []
  16. Zie Vestdijks rondeelsonnetten uit Madonna met de valken, in maart 1974 herdrukt in de Vestdijkkroniek. []
  17. Cornets de Groot zou vanaf de 17e jaargang, de eerste onder de nieuwe redactie, nog maar sporadisch meewerken aan Maatstaf, met telkens één bijdrage per jaargang; na de 20e jaargang hield de samenwerking op. []