Naslagwerken

 

Bron: Diverse naslagwerken, lexica, encyclopedieën.

Ik probeer mijn pen, atlas van de Nederlandse letterkunde, 1979.

In de literatuurkritiek hebben in deze jaren twee stromingen opvallend gefunctioneerd. Ten eerste die van de erfgenamen van Forum (…). Het geschrevene is de uitdrukking van een persoonlijkheid en de criticus kan werken met psychologisch en sociologisch getinte methoden om zijn onderwerp te beschrijven. (…) Binnen deze personalistische opvatting van literatuurkritiek past de variant van de criticus die kiest voor een auteur, met hem sympathiseert. Zo werkt (…) in het algemeen nog R.A. Cornets de Groot (geb. 1929), die zich in zijn subjectieve essayering gemakkelijk laat verleiden tot het doen van volstrekt oncontroleerbare uitspraken, maar zeker enthousiasmerend schrijft (De chaos en de volheid, 1966; Labirinteek, 1968, enz.).


Winkler-Prins lexicon van de Nederlandse letterkunde, 1986.

Cornets de Groot, R.A., eigenlijk: Rudolf Adriaan (Bandoeng, Indonesië, 3 febr. 1929), leraar Nederlands, verwierf bekendheid als (omstreden) essayist die zich van de ‘wetenschappelijke’ essayisten onderscheidt door een meer persoonlijke en emotionele wijze van schrijven. Hij publiceerde ook onder het pseudoniem Bouwen Bake. Hij is sterk beïnvloed door Vestdijk en Lucebert. Uit het werk van laatstgenoemde stelde hij in 1968 een bloemlezing samen onder de titel Poëzie is kinderspel. Voor Chambre-antichambre (1978) van Lucebert en Bert Schierbeek schreef hij de inleiding. Bijdragen van zijn hand treft men regelmatig aan in Maatstaf, De Gids, Kentering, Raam, Soma, Podium, Bzzletin, Het Parool en Elseviers literair supplement. In 1984 verscheen onder het pseudoniem Simon Lucard zijn pseudo-volkse roman Liefde, wat heet!.

WRK. (behalve de genoemde): De chaos en de volheid (1966), De open ruimte (1967); De zevensprong (1967); Labirinteek (1968); Een wijze van lev/zen (1969); Contraterrein (1971); Vestdijk op de weegschaal (1972); Intieme optiek (1973); De kunst van het falen (1978); Met de gnostische lamp (1979); Striptease/een anti-essay (1980); Ladders in de leegte (1981).
LIT. S. Vestdijk, Schema en ideologie, in: Maatstaf (1967); M. Janssens, in: Dietsche Warande en Belfort (1974).


Oosthoek lexicon Nederlandse & Vlaamse literatuur, 1996.

Cornets de Groot, R.A. (Rudolf Adriaan), Nederlands essayist *3.2.1929 Bandoeng, †6.3.1991 Leiden. Cornets de Groot, leraar Nederlands, was medewerker van o.a. De Gids, Maatstaf, Kentering, Raam, Soma, Podium en Het Parool. Hij kenmerkte zich door een onwetenschappelijke, persoonlijke aanpak, met een voorkeur voor begrippen als “de kosmische metafoor” en “fantastikon” en termen uit de astrologie en alchemie. Vestdijk en Lucebert waren zijn favorieten; over de eerste handelt Vestdijk op de weegschaal (1972), terwijl Poëzie is kinderspel (1968) een bloemlezing uit Luceberts werk is en Met de gnostische lamp een “krimi-essay” over diens dichtkunst (1979).


G.J. van Bork, Schrijvers en dichters (dbnl biografieënproject I), 2003.

Rudolf Adriaan Cornets de Groot, Nederlands essayist (Bandoeng, Indonesië 3.2.1929 – Leiden 6.3.1991). Het gezin Cornets de Groot kwam in 1946 vanuit Indonesië naar Nederland en vestigde zich in Den Haag, waar Rudolf zich na zijn HBS-tijd bekwaamde in tekenen en schilderen aan de Haagse Academie. Vervolgens studeerde hij enige tijd geschiedenis, maar haalde in 1966 het MO-A-examen Nederlands en werd leraar Nederlands in Rijswijk, een functie waarvoor hij in 1984 werd afgekeurd om gezondheidsredenen.

In De Gids publiceerde hij een artikel over S. Vestdijk waarin hij het begrip “kosmische metafoor” introduceerde, een begrip dat duidt op de relatie tussen literaire werkelijkheid en kosmos. In een artikel in Randstad van 1963 werkte hij dat begrip verder uit. Zelf beschouwde hij dat artikel als zijn beginselverklaring. Hij kreeg echter pas echt bekendheid door zijn sterk eigenzinnige essays die hij bundelde in De chaos en de volheid (1966) en De zevensprong (1967). Zijn werk is sterk beïnvloed door Vestdijk en Lucebert. Van Vestdijk stelde hij de bloemlezing Vestdijk op de weegschaal (1972) samen en uit het werk van Lucebert koos hij voor de bloemlezing onder de titel Poëzie is kinderspel (1968). In 1979 verscheen Met de gnostische lamp, een uitvoerig essay over Lucebert waarin hij diens werk interpreteert vanuit Luceberts gnostische ideeënwereld.

Veel van Cornets de Groots essays verschenen in uiteenlopende tijdschriften als Maatstaf, De Gids, Podium, Bzzlletin en Kentering. Voorts droeg hij bij aan Het Parool en Elseviers literair supplement. Cornets de Groot publiceerde ook onder het pseudoniem Bouwen Bake en onder het pseudoniem Simon Lucard schreef hij de ‘volkse’ roman Liefde, wat heet! (1983).

Om zijn sterk speculatieve werkwijze zijn de essays van Cornets de Groot steeds zeer omstreden geweest.

Literatuur: Oosthoek; WP-lexicon; M. de Vos, ‘De chaotische hybris van Cornets de Groot’, in: Vestdijkkroniek (1982) 36, p. 17-21; P. Meeuse, ‘Een anarchist in de letteren’, in: Revisor 20 (1993) 1, p. 52-58; G. Termorshuizen, ‘Teruggaan naar een vergeten tijd. De ‘Tropische jaren’ van Rudy Cornets de Groot’, in: Indische Letteren 8 (1993) 3/4, p. 181-190; H. Foppe, ‘R.A. Cornets de Groot: 3 februari 1929 Bandung – 6 maart 1991 Leiden’, in: Jaarboek Mij Ned. letterkunde (1992-1993 = 1994), p. 75-82.


Jeroen Brouwers, De laatste deur, 1983.

Hij [=Dirk de Witte] was niet onintelligent, sommige van zijn essays waren net als die van Rudie Cornets de Groot, met wie De Witte vriendschappelijke contacten onderhield, mengelingen van verbluffende spitsvondigheid en baarlijke nonsens, van gedegen inzicht en achteloze spielerei, maar waar het hem, anders dan Cornets de Groot, aan schortte, was humor: er kon bij De Witte geen glimlachje af en alles was bij hem zwaar als lood, – geheel overeenkomstig zijn karakter.


Wikipedia, 2012.

Rudolf Adriaan Cornets de Groot (Bandung, 3 februari 1929 – Leiden, 6 maart 1991) was een Nederlands letterkundige. In literaire kring verwierf hij bekendheid met sterk persoonlijke essays over uiteenlopende schrijvers uit verschillende perioden. Daarnaast schreef hij autobiografisch werk dat zich grotendeels in Nederlands-Indië afspeelt.

Cornets de Groot debuteerde in november 1962 met een artikel in De Gids over de functie van de astrologie in het werk van Simon Vestdijk. In de lente van 1963 volgde een groot essay in het tijdschrift Randstad, getiteld Bikini, naar het atol in de Stille Zuidzee waar in 1946 de eerste atoomproeven werden gehouden. In dit essay legt hij de basis voor zijn essayistische werk van de jaren zestig. Hij introduceert de ‘kosmische metafoor’, een uitdrukking voor de band die een schrijver ziet tussen zichzelf en het heelal. Aan de hand van dit systeem verdiept hij zich in vijf opeenvolgende bundels en in tientallen essays en kritieken in het werk van verschillende schrijvers, van wie met name Vestdijk, Lucebert, Mulisch, Achterberg, Elburg en Schierbeek, maar ook de 18e eeuwer Staring en het Middelnederlandse dichtwerk Beatrijs op zijn blijvende aandacht kunnen rekenen.

Na de bundel Intieme optiek (1973), waarin hij polemisch ten strijde trekt tegen de close reading en bepaalde vormen van literatuurwetenschap, neemt zijn productie tijdelijk af. Hij wordt leraar Nederlands aan een middelbare school in Rijswijk (Z-H), scheidt en hertrouwt, en hervat eerst in 1978 zijn boekpublicaties met onder meer een studie over Lucebert (Met de gnostische lamp, 1979) en vormen van literair plagiaat (Ladders in de leegte, 1981). Andere bundels uit deze tweede periode (De kunst van het falen, 1978; Striptease, 1980) worden gekenmerkt door een toenemende verweving van literaire en autobiografische gegevens.

In 1983 publiceert hij onder het pseudoniem Simon Lucard zijn eerste roman, Liefde, wat heet! In 1985 volgt een tweede roman, Tropische jaren, die zich beurtelings in Nederlands-Indië en Istanboel afspeelt. Het meeste werk uit deze laatste periode (een derde Indische roman, dagboeken, een reisverslag) grijpt terug op zijn jeugd in Indië, maar wordt niet voltooid. Zijn andere werk blijft in deze periode grotendeels beperkt tot artikelen voor de Vestdijkkroniek, waarvan hij een aantal jaren redacteur is.

In 1989 ontvangt hij een opdracht van de Jan Campertstichting tot het schrijven van een biografisch essay over zijn ‘eerste dichter’, de liedjeszanger J.H. Speenhoff, waarin opnieuw zijn jeugd in Indië centraal staat. Op 11 juni 1989, drie dagen na inlevering van het typoscript, wordt hij getroffen door een hartaanval, die hij ternauwernood overleeft. In zijn laatste periode werkt hij aan een dagboek en publiceert hij in Maatstaf (1990/3) nog het essay De robot en het woord, waarin hij aan de hand van zijn infarct licht schijnt op Luceberts bundel Troost de hysterische robot. Het is een laatste proeve van zijn ‘wijze van lev/zen’; op 6 maart 1991 overlijdt hij op 62-jarige leeftijd.

Rudy Cornets de Groot staat bekend als een eigenzinnig en oorspronkelijk essayist, die volgens eigen zeggen schreef ‘zoals een onderwijzer onderwijst’, en die met zijn onorthodoxe benadering in een gedicht, boek of oeuvre verrassender verbanden wist op te sporen dan een stringente wetenschapsbeoefening doorgaans toestaat.

Typerend citaat: ‘Ik zit natuurlijk ook wel es op een woord, een woordengroep, een zin te kijken, maar maak daar niet meteen een systeem van additief-mechanische aard van. Ik begin de analyse van een gedicht lang niet altijd bij de eerste zin, om in de geboden volgorde bij de laatste te belanden. Het denken beweegt zich anders. Het blijft es stilstaan. Het loopt es door, het keert es terug, of het slaat een paar droomwegen in, en vindt de realiteit van het gedicht niet zelden juistdaar.’ (Ladders in de leegte, p. 224).

Vanaf 1998 werkt zijn zoon aan de digitalisering van Cornets de Groots volledige werk op De open ruimte, waar in maart 2011 ook de eerste ‘blogbiografie’ – een biografie in de vorm van opeenvolgende blogberichten – van start ging.

Plaats een reactie