Fietstocht of hartstocht

 

Bron: Informatief Bulletin (‘Gele vellen’), Lodewijk Makeblijde College, Rijswijk (Z-H), 9e jrg., nr. 3 (1977).

Deel II reeds! Interview met Hans Learbuch

SJ: Veel pech gehad?
– De anderen, ja – ontelbare lekke banden, klapband, spaken breken, slag in het wiel, noem maar op. Ik heb één lekke band gehad.

SJ: Jullie hebben natuurlijk ontzettend veel gezien onderweg.
– Nee. Toeristen zijn we pas geworden in Istanboel. De vier weken daarvoor hebben we heel erg moeten fietsen om ons doel te bereiken. We hebben twee rustdagen gehouden. Maar die werden niet besteed aan sight-seeing maar aan slapen, eten, kleren wassen verstellen. Fietsen bijhouden. De tocht ging voor al het andere. De volgorde was: fietsen, onderdak, eten. ‘De tocht gaat voor de maag’. We hebben vier weken lang niet anders gedaan dan de tocht in stand houden.

SJ: Heeft iedereen het gehaald?
– We hebben éen uitvaller gehad, de jongste deelnemer. Die was tegen de ongemakken niet opgewassen. Dat eindeloze en maar doorgaan, elke dag opnieuw, met alles wat erbij komt, dat was niets voor hem. Hij had er, naar ik later hoorde, al na een paar dagen genoeg van. Bovendien kreeg hij in Saloniki dermate last van zijn beenspieren, dat hij de reis heeft opgegeven en op de trein is gegaan naar huis. Hij zal nooit meer aan zoiets beginnen.
Je ziet dat wel meer, dat mensen, jongelui, het fietsen wel leuk vinden, maar dan op een andere manier. Die reizen, wat ik noem, op zijn Hollands: stukjes van 80 km per dag en van de ene patatkraam naar de andere. Maar de lange afstanden, en dan bedoel ik 150 à 200 km per dag, kunnen ze niet aan. Om allerlei redenen eigenlijk: gebrek aan techniek, niet kunnen klimmen, niet kunnen afzien van lichamelijke pijn. Of ze ervaren het ritme van het fietsen als eentonig in plaats van als muziek. Ja, muziek. Op al mijn tochten gaat er een leid-melodie mee. Dat gebeurt niet bewust. Op de fietstocht naar Athene was dat Mr. Tambourine Man; dit keer uit de Messiah van Händel: ‘Behold a virgin shall conceive’. Steeds flarden.
Van Har hoorde ik dat hij hetzelfde heeft. Hoe komt dat? Waarom muziek? Ik geloof dat dit het antwoord is: als fietsen je hartstocht niet is, begin dan nooit aan zo’n reis. Passione, zeiden ze in Italië.
Je vindt mijn antwoord nogal cryptisch.
Hm.

SJ: Jullie moeten wel een streng gedisciplineerd groepje zijn geweest.
Tja, het ligt er maar aan wat je onder streng verstaat. Dat we ons bepaalde dingen hebben moeten ontzeggen, gewoontes moeten aanleren, verplichtingen tegenover elkaar hadden, dat ligt voor de hand als je de lengte van de reis en de zwaarte ervan beziet.
Ik heb er in de voorbereidingstijd naar gestreefd om als team van start te gaan. Daar ben ik niet helemaal in geslaagd. We hebben tijdens de voorbereidende besprekingen en oefentochten allerlei voor de reis belangrijke zaken doorgesproken en geoefend: hygiëne, eten en drinken, rijtechniek, verkeersgedrag – enorm belangrijk.
Als je dan iets over discipline wilt horen: aan ons verkeersgedrag kon je wel merken dat we een gedisciplineerd groepje waren. Maar ik wil wel vooropstellen, dat wat jij discipline noemt meer uit de aard van de zaak voortkwam. Hadden we onderweg het een of het ander van dat wat ik ga noemen niet gedaan, of juist wel dan waren de kansen op een mislukking van de tocht enorm toegenomen. Zo zie ik het. Ik zou daarom ook liever niet van discipline willen spreken, maar van noodzakelijk handelen om de factor risiko zo klein mogelijk te maken. Survival training, Handlungsnotwendigkeit, of hoe je het noemen wilt.
Nou goed dan, – verkeersgedrag: ik ree voorop; ieder was verplicht om aanwijzingen die ik tijdens het rijden gaf naar achteren door te geven. Daar hadden we onze eigen taal en tekentaal voor. De bedoeling was tweeërlei: waarschuwen dat er obstakels waren, bv. en waakzaam blijven, alert, steeds blijven opletten tijdens die eindeloze ritten. Was er een kuil of gat in de weg, dan waarschuwde ik met de kreet: ‘Kraker!’ En dan hoorde ik achter me de herhaling ‘Kraker!’ ‘Kraker!’ of ‘Steen!’ ‘Steen!’ ‘Steen!’ Vooral in de rotskloven in het zuiden van Joego-Slavië rolden die vuistgroot over de weg.
Ach ja, en verder. Op tijd slapen, op tijd op, weinig uitgaan, weinig alcohol, veel zelfbehoud.

SJ: En veel afzien.
’t Gekke is dat ik nooit heb begrepen wat die term inhield, totdat ik die een paar dagen voor de start van Wil Dusseldorp hoorde… Ja, steeds, altijd weer opnieuw van alles, ja-ja. De jongste kon het niet en gaf op. Vreemd – de andere twee artikuleerden het nauwelijks. We hebben toch allemaal pijn gehad. De twee broers zeiden er niet veel over.

SJ: Jij wel?
– Ik weet het niet, ik zou het de anderen moeten vragen. Ik heb een week lang in de Alpen en daaromtrent met een gloeiend hete en heftig kloppende knie moeten rijden. Het begon er elke ochtend mee, dat ik door die pijn moest heenrijden, zolang totdat ik hem niet meer voelde. Tegen de anderen zei ik dan, dat het met klimmen niet meer zo vlot zou gaan. Dat was een soort verontschuldiging. Afstappen? Nee. Ik was wel ongerust, zeker, ja.
Afzien is niet alleen van pijn. Er zijn meer vormen. We hebben een hele dag moeten fietsen zonder te eten. Het was de laatste etappe voor de grens met Griekenland. We vertrokken die ochtend na het ontbijt en hebben de hele dag moeten fietsen zonder dat er iets te eten was te krijgen. Er was geen dorp, geen winkel, geen restaurant, enkel wat half verlaten gehuchten met ingestorte huizen. Een geluk was dat ik die avond tevoren mijn verjaardag had gevierd en dat we hadden zitten kanen bij het leven. Tweede gelukje: tijdens een pauze ontdekte Willem een tomatenplantage. Het waren heerlijke tomaten. Tegen het einde van die dag waren we allemaal erg stil. Meestal was een in het verschiet liggende eet- en drinkpauze wel iets waar we, achter elkaar fietsend, mekaar met kreten op voorbereidden:
‘Eerstvolgende dorp pauze?’
‘Okee’
‘Heb jij ook zo’n dorst?’
‘Nee, honger’
‘Ik drink toch een sloot’
‘Hè?’
‘Dat ik trek heb in een frisse sla’
‘Ik kan je niet verstaan’ (gebaar naar langsdaverende vrachtwagen)
‘Ik ook’
‘Paprika en tomaat’
‘En veel bier’
‘Steen’
‘Steen’ ‘Steen’
‘Of joghurt’
‘Hmmm, met komkommer’
‘Nee suiker’
Die middag was het zinloos om elkaar flarden lekkermakers toe te roepen. We waren geleidelijk gaan inzien, dat er in die streek niets te bikken viel.
 

Plaats een reactie