[p. 9]
Zaterdag zouden we Hans Houwing ontmoeten, en Veron en Heske, en allemaal bij Verboon, t.g.v. Veron’s tentoonstelling. Op het moment dat we klaar stonden om te vertrekken, viel een kroon van Narda’s kies, en moest ze naar de tandarts. Alle afspraken gingen niet door.
Maar zondag reisden we naar Zwanenburg, naar Ferruccio en Giselda,1 met een ellendige verbinding bus, trein en dan tram, bus met de nodige wachttijden. Ons plan om in de paasvakantie naar Florence te gaan, maakte de sentimenten los bij die twee, en we kregen verhalen te horen van hoe zij een aantal vakanties met mijn ouders daar hadden doorgebracht. Een onvermoeibare Pa, die het ene museum na het andere bezocht, soms drie op een dag in het enthousiaste gezelschap van Ferruccio. Dick,2 die zich met Giselda amuseerde op terrasjes. Ferruccio’s kennis van de geschiedenis van de stad is onuitputtelijk groot. Hij toonde me een kloek deel – éen van de vier – dat die geschiedenis behandelt. Aan de hand van foto’s kwam zijn tong echt los. Ik vroeg hem nog naar recent werk en hij toonde me dat. Het is heel charmant werk. Hij weet de sfeer van een klimaat, een landstreek uitstekend te treffen. Holland altijd teer, Italië veelal woest of bars, en een enkele keer komt er een pastorale uit.
Op geen van zijn landschappen of stadsgezichten komen mensen voor. M.b.t. die stadsgezichten is dat een nadeel: het is niet altijd zondag in Amsterdam. Toch moet ik zeggen, dat er drie of vier dingen bij waren, die ik graag bezitten zou, o.a. een gezicht op een kerk in A’dam, getekend met de penseel op inpakpapier.
Ferruccio is er éen van drie broers uit een gezin, waarvan de ouders niet gehuwd zijn. De vader schijnt een anarchist, een atheïst te zijn geweest. De kinderen werden dus niet gedoopt. Ze kregen pas een achternaam, na een proces dat ze deze man aandeden: hij lijkt me een heel principieel man geweest te zijn. Onder Mussolini werd hij natuurlijk geärresteerd – hij bracht negen jaar in gevangenschap door. De drie broers hebben het ongodsdienstige van pa in ieder geval niet geërfd. De ene broer werd katholiek, Ferruccio methodist en wat de ander werd, weet ik niet, maar bovendien was hij ook nog communist en kwam dus in een concentratiekamp terecht.
Zijn moeder, a-politiek en in het bezit van een aantal boerderijen, zag kans een Amsterdamse Jodin verborgen te houden. Op een of andere manier onderhield ze toch contacten met Nederland, want zij ontving er afleveringen van Vrij Nederland, en vertaalde er voor Italianen interessante stukken uit. Ferruccio kende dus Vrij Nederland als verzetsblad (in die tijd zat ook hij ondergedoken; hij was matroos, geloof ik, in ieder geval voer hij op een torpedoboot). Toen zijn zoon na de oorlog op school onder druk van de Kath. kerk kwam te staan, besloten ze naar Nederland te verhuizen: daar hadden ze veel moois van gehoord van de Joodse onderduikster, en zo kwamen ze ten slotte, via Reinder Visser, een schilder uit Den Haag, met mijn ouders in contact.
Ferruccio vertelde me veel vertrouwen te hebben in figuren als Pauwels en Bergier, hetgeen me tegenviel van hem. Maar ja, methodisten…3
Zijn dochter woont in Florence en werkt daar in een schoenenwinkel van Gucci. Dat adres wil Narda natuurlijk wel erg graag kennen, tegen de tijd dat we er heen gaan.
[p. 10]
Bij thuiskomst uit Zwanenburg lag er een ongefrankeerde brief in de bus van het Genootschap Achterberg.
Met het verzoek om een voordracht, een lezing. Ondertekend door A. Middeldorp, secretaris.
Ik heb direct maar ja gezegd door de telefoon, want ik heb toch wel erg weinig publikaties bij elkaar, dit jaar. De lezing komt in de Achterbergkroniek, en telt dan mee als publikatie dit jaar als ik daarover opgaaf moet doen bij de aanvrage voor een stipendium, in december.4
Ik heb dan iets in Moviola,5 iets in de Vestdijkkroniek6 en iets in die van Achterberg. Bovendien kan ik dan nog zeggen op zoek te zijn naar publikatiemogelijkheid voor een redelijk groot essay over Lucebert.7 Het is bij elkaar niet veel, maar het gaat toch ook niet over de geringsten onder de schrijvers… Wat ik aan Achterberg zal doen, is nog in de schoot van de toekomst verborgen. Ik ga er binnenkort eens ernstig over nadenken.
Schaken bij Verboon: 2-2, waarvan twee fraaie partijen (1-1).
De tentoonstelling van Veron begint met een tegenvaller: alle belangrijke critici zijn naar Parijs vanwege Cristo.* Hij (Veron) heeft twee stukken, waarvan ik denk: dat is mooi en nieuw. Een soort hoofd, een masker misschien, dat aan de muur gehangen moet worden, en een paal op een sokkel, vrij groot. Hij is nu toch meer beeldhouwer geworden. ‘Hij is groot geworden,’ zei ik tegen Narda, ‘het jongensachtige is er af’.
Ik kreeg twee (verlopen) uitnodigingen voor tentoonstellingen van Jan Schoonhoven mee, éen ervan speciaal voor mij gesigneerd, en een foto van Houwings ‘agressief dingetje’, ter aanvulling van het ‘brevet van echtheid’.
Vanmorgen bij de tandarts, o.a. vanwege een oogtand, die me een week lang plaagde met pijnen, die uitstraalden naar het oog, links. Ze klapte erop met een haak, en maakte de pijn, die inmiddels weer verdwenen was, weer los. Ik voelde me duizelig, de hele morgen al, en vroeg haar om er later maar wat aan te doen.
Maar intussen is die pijn niet gaan liggen, zodat ik nu weer met paracoff in de weer ben, zonder dat het veel helpt. Een ellende. Ook een kies, rechts benedenkaak, vertoont een gat. ‘Als ik daar aan werken ga, loop je de kans op een wortelontsteking, en dan raak je hem zeker kwijt. Nu kan hij nog een tijdje mee’, zei ze. Ik besloot hem te laten zitten. Als ik hem goed verzorg en veel aandacht geef (o.a. met de waterpik) hou ik hem misschien wel heel lang!
[p. 11]
Bij De Kler8 ligt Multatuli voor me klaar à f 190,-. Maar dat heb ik even niet. Het zal nog een dag of tien moeten wachten. Ook Rutger heeft niet zoveel geld. (Hij bestelde óok die set). Hij belde me even: heeft uitzicht op een huis, nu ja: een kamer op de Hoefkade, temidden van het sexgeweld. Boven, naast en tegenover sex-shops voor f 400,- p.m. Voor f 75,- meer kan hij een even grote kamer op de Frankenslag krijgen. Maar dat is dan weer te duur. Ik zou toch zeggen, dan ga ik maar een keertje extra wafelen. Enfin, de romantiek van het rauwe leven heeft bij zulke jongens natuurlijk wel zijn aantrekkingskracht. We leven alleen niet meer in de tijd van Lautrec.
Over Andrea geen woord.
Mulisch heeft een voorpublikatie van een fragment uit zijn nieuwe roman (in De Volkskrant). Het heeft weer iets maniëristisch en de namen der personen zijn n.m.m. om op te schieten, maar het is weer even mooi en fascinerend van taal, van visualiteit – nog altijd Rilke9 -: ik wil het wel graag hebben.10
- ? [↩]
- De roepnaam van Cornets de Groots moeder, Anna Haagsma. [↩]
- In het slothoofdstuk van zijn boek De zevensprong (1967), dat gestructureerd is rond de alchemie, tekent Cornets de Groot grote bezwaren aan tegen het boek De dageraad der magiërs van Pauwels en Bergier. [↩]
- Deze lezing is nooit gepubliceerd en wellicht nooit gehouden. [↩]
- Door Theo van Gogh en Gied Jaspers opgericht tijdschrift, waar Cornets de Groots zwager Heere Heeresma aan meewerkte. In het tweede nummer verscheen onder de titel ‘Snert met sambal’ een voorpublicatie van het eerste hoofdstuk van Cornets de Groots roman Tropische jaren. [↩]
- Het artikel Iets persoonlijks. [↩]
- Een dergelijk essay heeft Cornets de Groot niet meer geschreven. [↩]
- Boekwinkel, gevestigd aan de Nieuwe Rijn te Leiden. [↩]
- Zie Cornets de Groots essay Rilke, Rilke, Rilke! [↩]
- De in oktober 1985 gepubliceerde roman Hoogste tijd met onder meer het personage Oeli Bouwmeester. [↩]