[Geen titel]

 

Bron: Informatief Bulletin (‘Gele vellen’), Lodewijk Makeblijde College, Rijswijk (Z-H), 4e jrg., nr. 9, 6 december ’72.1

Lang voor Noordwijkerhout liep ik al met een plan rond weer es iets te doen in de geest van het projekt Romantiek dat twee jaar geleden zo hoopvol overleed.2 Ik wilde desnoods op eigen houtje het impressionisme aan de orde stellen in een vijfde klas, aan het begin, of aan het eind van een vierde; allemaal egoïsme, want bedoeld als een voorbereiding op de speciaalstudies die tegen het eindexamen mogen worden verwacht. Schematisch had ik de zaak al een beetje rond: ik kon het – tenminste op mijn manier – wel aan op literair, taalkundig, levensbeschouwelijk, kunst- en cultuurhistorisch terrein. Maar na Noordwijk hoef ik natuurlijk niet alleen meer te ploeteren en te bavianen. Het enige wat nog nodig is, buiten de leerkrachten, is een overeenkomst op het stuk van de basisstukken, de begrippen die moeten worden aangebracht. Ik geef daarom een paar ideeën, smeek nederig om critiek daarop.

1. organisatorisch: het project moet geen maanden duren; een uur p.w. rekt de belangstelling en verdrijft de spanning. N.m.m. is een uur per dag best te realiseren, misschien meerdere uren per dag (waar we hier immers het oog hebben op één klas in zijn geheel).
Het projekt moet binnen een week of vijf afgewerkt zijn.

2. materieel: op welke punten moeten de betrokken medewerkers elkaar vinden?

a. de definitie.
overeenkomst hierover is te bereiken wanneer de twee uitersten (schilderkunst/muziek) (oog/oor) (intellect/sentiment) als uitgangspunt gekozen worden; de talen die immers het Impr. onder beide aspecten kunnen beschouwen, zorgen voor verzoenende details.

b. het werkterrein.
Dit omvat, globaal genomen, twee vlakken: de betekenis van het schandaal (waar het impressionisme zo rijk aan is) en de mentale en technische vernieuwing die tot de toeneming van het zintuiglijke hebben geleid.

We zoeken naar wegen waarin de verschijnselen die we van nature (en van culture, nietwaar?) met het impressionisme verbinden, functioneren. Dat zijn vooral fysische verschijnselen: licht- en klankverschijnselen, die hun uitwerking op het psychische uiteraard niet missen. De ontdekking van het Impress. is het inconstante karakter van het fysische, de betrekkelijke waarde van iedere proefopstelling. Er is geen constante belichting, het oog is niet in een middelpunt vastgenageld, dus zijn er ook geen constante waarden, en moet het mogelijk zijn de werkelijkheid van vele gezichtspunten uit te bekijken. Voor een natuurkundeleraar moet het aantrekkelijk zijn, geloof ik, om het oeuvre van Turner te bespreken in het licht van Goethes onjuiste, maar fascinerende en in hoge mate creatieve lichttheorie, Die Farbenlehre. En helemaal aardig is het voor hem, om het werk van Seurat te verbinden met de lichttheorie van Newton, die ‘juist’ is, maar door het genie (ik bedoel Goethe) bestreden werd.
Aangezien de ‘exacte vakken’ in Noordwijkerhout zo de nadruk hebben gelegd op het ‘dienende’ karakter van hun vak, vind ik dat hier een mooie gelegenheid geboden wordt om woorden in daden om te zetten. Want ook de wiskundeleraar kan laten zien, hoe de impressionisten opeens het kunstmatige van de opstelling doorzagen, toen zij de centrale perspectief ondergeschikt maakten aan de beleving (Cézanne), en het zien motoriseerden.
Het verdient onze opmerkzaamheid dat pas in deze tijd oog en oor gebruikt worden zonder de belasting van een of ander idealisme. Geen andere kultuur heeft die verdienste, die het aan Daguerre en Edison mogelijk maakte een wereld van lichtindrukken en geluidsgolven vast te leggen. Waarmee de paradox van het impressionisme – de fixatie van het bewegende – mechanisch werd opgelost. Biologen en fysici kunnen hier aan gaan staan, als ze dat willen.

Wat kunnen de niet-exacte vakken doen?
Godsdienst: behandeling van teksten die een grondslag vormen voor een fysicotheologie, bv. psalm 57, 98
Hun betekenis voor een uitweg naar het pantheïsme (Spinoza, en diens invloed op Gorter, bv. e.a.); voor een uitweg naar het ‘existentialisme’, zelfs bij atheïsten, voor wie de Godservaring (Kloos, bv) uitsluitend een projectie is van ik-vergodende neigingen van de individu.
Maatschappijleer geschiedenis: overgang van het gaaf en stabiel wereldbeeld van het classicisme naar een wereld waarin de dingen tot het temporele en vergankelijke zijn gaan behoren. Kunsten en wetenschappen, losgemaakt uit een theonoom verband, worden autonoom. Specialisme alom, ook de artist geen zegsman meer van een collectief. Vakbeoefening. Individualisme, te definiëren als de cultivering van contactstoornissen. Reactie: socialisme, kunst- en muziekgeschiedenis; de talen.
Beeldende kunst: twee aspecten: naturalistisch, idealistisch (dit laatste ook als sociaal protest: Steinlen). Hier moet natuurlijk de grondslag worden gelegd voor wat in ‘exact’ opzicht aan de orde kan komen.
Muziek: Een of ander neerlandicus die hier veel van weten kan zal met de muziekleraar iets moois moeten doen voor Diepenbrock. Ik geloof dat er door hem poëzie van Verwey op muziek is gezet.
De talen: Hierover heb ik het nodige gezegd in de aanvang (de definitie). Het is een kwestie van schipperen. N.m.m. moet de uren-verhouding voor Fr. Ned. Duits en Eng. vast worden afgesproken, en redelijk komt mij de volgende voor: 3-2-1-1.

Eigenlijk vind ik deze wijze van uiting geven aan iets wat enkelen onzer willen, wat overdone. Ik sprak er voor, tijdens en na Noordwijkerhout al met sommigen onder ons over. Alleen omdat langs deze weg meer mensen bereikt kunnen worden, zet ik mijn ideeën op papier – en natuurlijk omdat Noordwijkerhout toch wel tot íets verplicht, ook al is men, zoals ik, het tegendeel van ambitieus.3


  1. De vierde jaargang van de ‘Gele vellen’ stond niet onder het redacteurschap van Cornets de Groot, maar van zijn collega leraar Nederlands Willem van den Ende. In zijn eerste redactioneel schrijft deze onder meer: ‘Ik geloof dat CN de boedel verleden jaar op uitmuntende wijze beheerd heeft. Er is nogal wat kritiek geweest op de stukjes waarmee hij meestal de gele vellen inleidde. Voor mij was dit vrijwel altijd onbegrijpelijk; ik vond ze bijna altijd erg geestig en relativerend (met vaak toch veel onderhuids venijn). Waarlijke geesteskinderen van hun vader?
    Ru, bedankt en denk niet dat ik ook maar durf te proberen jou na te doen. (…)’ []
  2. Zie Algemene kultuurwetenschap in vier-havo uit de 2e jaargang. []
  3. In het twee jaar eerder verschenen essay Het impressionistische hart uit de bundel Contraterrein probeerde Cornets de Groot eveneens om het impressionisme te benaderen vanuit de belevingswereld van iemand zonder kennis van het onderwerp, als een ‘onbedorven schoolkind’. []

Plaats een reactie