6 februari 1989

 

Bron: Archief Cornets de Groot.

Bambam, de zwarte kater, is een hele week weg geweest. Ik begon hem al na een dag te missen, Narda ook: “Het huis is zo schoon, ik hoef niet meer zo te keer te gaan met de stofzuiger”, zei ze. Het is waar. Nu hij weg is, merk je pas wat voor een storend element hij is in hygiënisch opzicht. Ook in de betrekkingen tussen de katten onderling zie je veranderingen. De cyperse poes wordt door hem opzij gezet: hij eist zijn plaats bij Mamma Poes op. Maar nu hij er niet meer is, liggen die twee heel zusterlijk bij elkaar, ze houden elkaar schoon en zijn bijzonder lief en tam. Dat domme gedraaf en gemauw is er eenvoudig niet. Maar zojuist kwam hij luid klagend binnen: een hartverscheurend geluid. Ik gaf hem wat brokken,- uitgehongerd was hij. Narda en Mat zullen wel opgetogen zijn met zijn wederkeer.

Over een klein half uur moet ik de kleine meid gaan halen, en wat boodschappen doen. Er zijn hier op drie achtereenvolgende avonden drie lampen geknapt – hoe zoiets bestaat? En dan moet ik de videoband terug brengen, die we voor Mat in huis hadden gehaald The best of Betty Boop. Iets waar ze zes keer naar gekeken heeft, al of niet met een vriendinnetje. Het greep haar zo ernstig aan al die grappenmakerij, dat ze er spontaan een tekening van maakte – uit het hoofd. Ik vind haar talent ongewoon, of moet ik zeggen: haar fotografisch geheugen? Maar tegelijkertijd vind ik toch dat ze er iets eigens van maakt. De stroomlijn is uit het figuurtje, het realisme wint. Haar Betty Boop zou je ook tegen kunnen komen in een karikatuur van een levend iemand. Zij is onttrokken aan de fictie en naar het gewone leven teruggekeerd, Betty Boop. Bovendien is ze levensecht, omdat ze geen nuf is, geen aanstelster, en misschien een straatmadelief.

(Moravia) -. Eerlijk gezegd voelde Adriana niet zoveel voor dat baantje als naaktmodel, maar ja, moeder had in haar jeugd zelf voor schilders geposeerd en als ze daarover vertelt, doet ze dat met enthousiasme,- ook al moet ze er met grote spijt aan toevoegen dat ze zichzelf benadeeld had, “toen ze trouwde en ophield met poseren”. Eerlijk gezegd is moeder een rancuneus wijf, en Adriana niet. Moravia krijgt iets in handen dat op een traditie lijkt: “zo moeder, zo dochter”. Voor de dochter is die traditie alleen maar probleem, maar voor moeder is die traditie mythe: een rimpelloos leven, een geschiedenis zonder moeilijkheden. Zij wil Adriana het nadeel van te moeten trouwen besparen. En de motor achter die wil is een samenstel van moederliefde, trots en hoop: – de hoop om haar investeringen in haar dochter beloond te zien. “Jij, die zo mooi bent, kunt wel iets beters krijgen (dan een schilder of een echtgenoot): het gezelschap van grote heren”. Ze heeft een droom, en Adriana moet haar droom tot werkelijkheid maken. Wat moeder doet, doet ze uit trots, denkt Adriana, “omdat ze me ter wereld had gebracht, en ik het aan haar te danken had, dat ik zo mooi was”. Continuïteit, traditie, moraal: zo moeder, zo dochter.
Van haar moeder, die met de schilder praat, vertelt ze: “ze had een begerige uitdrukking op haar gezicht”. Ze stuurt, ze wil het leven van Adriana sturen. Haar moraal is geboren uit frustraties en teleurstelling. Haar temperament (opgewonden, schreeuwerig, opschepperig, berekenend) plooit zich daarnaar. Adriana heeft haar eigen moraal, die ze tijdens haar werk handhaaft en die haar de reputatie van “een ijzeren deugdzaamheid” bezorgt. Pas wanneer het atelier bezoekers trekt, die komen om haar te zien en wanneer de toespelingen van haar moeder haar prikkelen, roepen die gebeurtenissen de lust om te behagen in haar wakker: “Zo werd ik langs de weg van de ijdelheid op de gedachte gebracht, waar moeder op aandreef,” zegt Adriana ervan.1
 


  1. Zie de aantekening van 6 januari 1989 voor de eerste opmerkingen over Moravia’s Vrouw van Rome. [Noot van de bezorger]. []

Plaats een reactie