1. De inleiding
Op 26 mei 1971 gebeurde er iets bijzonders op de Nederlandse televisie: die avond zond het kunstprogramma ‘Eigentijds’ van de NOS Fata Banana uit, een kijk- en luisterspel van Studio Scarabee op teksten van Lucebert. Het was het eerste programma waarin de kijker werd aangemoedigd om te zappen, al bestond dat woord toen nog niet en al beschikte de Nederlandse kijker over nog maar twee televisiekanalen.
Rudy Cornets de Groot, die inmiddels een aantal belangrijke publicaties over Lucebert had geschreven en die als inwoner van Den Haag bekend was met Adri Boon, Gerard Coljé en andere leden van de groep Scarabee, werd gevraagd om de inleiding tot de uitzending te verzorgen. Met een lengte van 3,5 minuut is deze inleiding het enige televisieoptreden van Cornets de Groot en ook het enige filmmateriaal dat van hem is opgenomen.
2. De uitzending
Hieronder kan de uitzending met de twee verschillende geluidssporen worden bekeken en beluisterd. Waar de tekst ‘U kunt nu kiezen’ in beeld verschijnt, kon men – nog zonder afstandsbediening – overschakelen naar het andere kanaal. Hoewel de tijdsaanduidingen onder in het beeld niet helemaal gelijk lopen, kan die situatie hier enigszins worden nagebootst. Via het knopje in de uiterste hoek rechtsonder het YouTube-venster kan het programma ook over het volledige scherm worden weergegeven.
Regie: Adri Boon.
Televisiebewerking: Fred Bosman.
Teksten: Lucebert.
Uitzending: NOS, Eigentijds, 26 mei 1971.
3. Radio-interview met Lucebert en Adri Boon
Via bovenstaande clip kan een uitzending van 30 minuten van de Radio Volksuniversiteit worden beluisterd waarin Cornets de Groot, na een inleidend essay, met Lucebert en Adri Boon over ‘Fata Banana’ spreekt. Het interview wordt afgewisseld met fragmenten uit de voorstelling. Die teksten – gedichten van Lucebert – volgen hieronder.
intro I
gaan wij
op de tast van de fantast
de diepte in
ons gezelschap
is samengesteld uit personen
eens personeel thans welgestelden
die in de rust en de stilte van de afzondering
lawaai tumult schandaal maken
vanuit die dierbare dienstbaarheid tot elkaar
die wij liefde noemen
de konservatieve revolutie
slechts door ingewijden voltrokken
zij die bevrijd van het realiteitsprincipe
de zelfvergiftiging hebben overleefd
wij zijn nu aangekomen in de aanpassingssluis
die leidt naar ons toekomstig onderkomen
graf met de vele gezichten
katakombe vol vrolijke katten en valken
riool voor gratis graaien
kortom onze haleluja-bunker
diep gelegen onder de mega-metropool
waar het mensdom onder bommenregens sterft
wenden wij ons af van die stervende wereld van gisteren
wenden wij ons af van die verkommerde grijsaards
in hun voor de eeuwigheid geheel ontvette schietstoel
van die flikkerige strip-tease van maagden
op een toneel vol impotente atleten
van de onderbuik als danshuis gesloten
van al die misselijk makende etensresten in het afwaswater
wenden wij ons af en
in deze troebele diepte
driewerf leve de hogere doedel!!!
Deze publicatie: © Erven Lucebert, 2011.
nympholalie
oh hoe benard en toch prachtig gelegen
mijn keel is een pad over bergen
en mijn heupen twee barre wegen
onder de eeuwige zon door de eeuwige regen
en mijn neus een zwaard tussen koren
en mijn hart een roos in de mond
soms ben ik van achter van voren
fluisterend blond
altijd en altijd ik zie mij heb trek
zo’n trek in mijzelf en
laat mij door vliegende lippen bedelven
ik ben phage spek voor mijn bek
ik ben ook huis na huis en luiden
groot luiden doe ik daarover
als ster starend kom ik naar buiten
ga bloot dood en betoverd
en kan nu gaan liggen op licht
het licht is zo dik
en wachten de nacht komt de nacht
ik lach wat – zink – en ik schrik
Deze publicatie: © Erven Lucebert, 2011.
uit: bühnescreens (Lucebert)
VIII
kijk zij huilt
zegt de dichter
een schitterende wimperring rond de ogen
terwijl in de feestelijke etalages
sluipen de wolven rond de poppen
terwijl zij huilt
in een gebloemde keukenschaal
op een keukentafeltje
III
op het viaduct de fontein
op de fontein de obelisk
op de obelisk de kiosk
op de kiosk het museum
op het museum het politiebureau
op het politiebureau de polikliniek
op de polikliniek de kerk
op de kerk het cabaret
op het cabaret de energie-centrale
op de centrale de openbare toiletten
op de toiletten de kroeg
op de kroeg de oude moed
op moed de brave tijd
Deze publicatie: © Erven Lucebert, 2011.
4. Intieme optiek op Fata Banana
Klik hier voor de diplomatische tekstuitgave.
Dit zijn de wegen die ‘k van vroeger weet.
Een liefdespaar liep er verrukt te zingen.
Dit is de zijweg der herinneringen,
En dit het pad waarlangs men weer vergeet.
(S. Vestdijk)
Sonnet LXXXIV uit Madonna met de valken
Zo is het. Nous naissons tous prophètes; chacun doit cultiver le don de vision: Martines de Pasqually. De weg waarlangs we ons bewegen, splitst zich zo nu en dan. Ligt het aan ons welke tocht we ondernemen? Misschien. We vermoeden mogelijkheden langs deze weg, ze zijn duidelijk zichtbaar soms, soms gedeeltelijk, soms geheel aan ons oog onttrokken. Maar als we die route gaan, kunnen we ze verwezenlijken, misschien. Maar we kunnen ook verkiezen ze niet te verwezenlijken: dan kiezen we de andere weg. Zolang we op de wegsplitsing blijven staan, is het verschil tussen mogelijk- en noodzakelijkheid niet essentieel. Maar kan het niet gebeuren dat een paar dingen niet te ontlopen zijn – welke weg men ook kiest?
Men stelle zich A voor – Arie* – wandelend in de buurt van Voorschoten. Hij steekt een spoorlijn over die van Den Haag naar Leiden voert. Maar ook de weg die loodrecht de spoorlijn kruist, voert van Den Haag naar Leiden. Het valt niet te ontkennen dat Arie op de wegsplitsing geen enkele ‘keus’ heeft, want of hij zijn weg vervolgt, dan wel langs de rails zijn tocht voortzet, hij komt in ieder geval in Den Haag of Leiden terecht. Niet zijn weg, wel het voor hem verborgen doel is voorgetekend. Maar men kan ook zeggen dat A geprogrammeerd is hoe dan ook ‘s-Gravenhage of Leiden te bereiken. Wanneer A dit op het kruispunt aangekomen in een flits van verlichting doorziet, dan is zijn sensatie niet alleen die van de dichter, maar ook die van de profeet. Een fantast plaatst soms waarheden in een licht, dat tot dan toe verduisterd werd door de (fysische) realiteit.
Wat Fata Banana – het kijk- en luisterspel van de Haagse groep Scarabee onder leiding van Adri Boon en Jan van As – brengt, is niet een in klank en beeld gebracht verhaal, dat zich rechtlijnig in overeenstemming met de wetten van de oorzakelijkheid ontwikkelt. Fata Banana is een patroon, zo vastgelegd en getimed dat iedere afwijking van het schema zich meteen en fataal wreken zou. De spelers zijn onderworpen aan een stringente en mechanische metriek: alsof het menselijke, organische en kontigente geen enkele betekenis meer heeft in de wereld die ze uitbeelden. In die abstrakte discipline ligt de kracht van Fata Banana.
Het normatieve heerst er. De wereld is er ontdaan van alle romantiek, alle persoonlijke en lokale kleur. Fata Banana is het symbool van een wetenschappelijke beschaving, die orde, ekonomie, precisie en rationaliteit suggereert. Iedere technologie kan perfekt draaien, zolang de mens maar buiten beschouwing blijft. Fata Banana trekt aan ons oog voorbij als een futuristisch tafereel: abstrakt, en op het stuk van de interpretatie open naar alle kanten. De konkretisering van het Fata Banana wordt aan de luisterende toeschouwer overgelaten.
Doordat de theatervorm die voor Fata Banana gevonden werd, de grenzen wegwist tussen toneel, film, tv, opera en noem maar op, ontstond er een nieuwe audiovisuele ruimte, die na de inleiding en vóór het slot de zaal in zoveel akoestische ruimten verdeelt als er stoelen zijn. In dit uit drie gedeelten bestaande middenstuk is de zaal nl. geluidloos: de kijker ontvangt zijn klanken via een koptelefoon, en hij kan er op drie vooraf bepaalde tijdstippen – wegsplitsingen! – zelf kiezen uit twee sporen van de geluidsband. Binnen anderhalve minuut moet hij beslissen over spoor 1 of spoor 2, maar welk spoor hij ook kiest, beide wegen komen bijeen in het volgend kiesmoment, en ten slotte bij het ogenblik dat hij de hoofdtelefoon weer afzet voor de slotfase, die hem opvangt in een stroom van klanken die nu uit luidsprekers vandaan de zaal vult en een staat van kollektieve emotionaliteit schept, van een heel ander karakter dan die van waar uit men vertrok. In de aanvang was er immers een verzameling losse individuen, die door middel van de koptelefoon in het eigen ik werden teruggestoten: een benarde situatie, omdat direkte kommunikatie met buren onmogelijk werd. Het is een isolatie die de vervreemding van de ‘natuurlijke’ mens in een wetenschappelijke kultuur duidelijk voelbaar maakt. Het afzetten van de hoofdtelefoon vlak voor het eind werkt dan ook als een bevrijding: het slot brengt de toeschouwer terug in een gemeenschap van lotsverbondenen, die los is komen te staan van die technologische beschaving – die haar bekritiseert; die zich solidair voelt met die ‘natuurlijke’ mens, die trouwens in die toeschouwers zelf leeft, en die in hen vermoord zou worden, als zij zich niet zouden verzetten tegen de door de beschaving voorgestippelde weg.
Maar wat krijgt de toeschouwer nu te zien en te horen?
De attributen die in het jaar 2000 aan de heilstaat eigen zullen zijn. Een schijnutopie, utopisch vermomd; een zieke technologie, waarover een paradijselijke glans – dekor voor de toekomstige poète maudit. Het menselijke is verdrongen; de spelers, gedehumaniseerd, zijn mee tot zwijgende objekten geworden. Enkelen hunner, gevraagd naar het effekt antwoordden: ”t Is dodelijk op den duur; je speelt niet: je kunt je niet uiten.’ En dat lijkt me precies de reaktie die je verwachten kunt, als de wetenschappelijke beschaving de richting gaat die ze gaat.
Lucebert is het, die in zijn teksten de heilstaat ondersteboven gooit, daarbij gesteund door fraaie klanken (van o.a. Otto Ketting) en projekties die op daartoe op tijd uitgerolde schermen, maar ook over de levende en dode objekten heen een film leggen van bewegingen, vormen en kleuren. De tegenstelling tussen de zwijgende spelers en sprekende hoofdtelefoons illustreert de diepe kloof tussen de wetenschappelijke kultuur en de frustratie van het verlangen naar menselijk leven.
Waarover men niet spreken kan, daar moet men over zwijgen: Wittgenstein. Maar wie Fata Banana ziet, krijgt het onbehagelijke gevoel dat dit filosofisch woord niet een regel uitdrukt, een voorschrift, maar een wet. Tenzij een wonder – het broeierig klimaat van onvrede, dat de wederkomst van de poète maudit begunstigen zal: de enige die niet zwijgen kan, dan.
Heel het stuk is gebaseerd op een verhaal van Edgar Allen Poe: Het masker van de rode dood. Een hulpkonstruktie, ideaal om een gedicht als Luceberts Ontaarde prins, dat schittert van bederf, in zich op te nemen. Er is meer ‘oude’ poëzie: Nympholalie, naast een gedicht van jonger datum (Opinie over Bosch, – opgenomen in de bloemlezing Poëzie is kinderspel, Bert Bakker/Daamen N.V., 1968, p. 128), waaruit het programma met recht deze verzen citeert:
als ik wil veeg ik de smeerkaas van mijn bril
om honger te zien aan de horizon –
Fata Banana is het huwelijk geworden van – ruwweg gezegd – Pop art en Cobra – van al wat clean is en uitgekiend, en van alles wat menselijke handeling en natuurverrichting in één is: eten, drinken, naaien, huilen, de zenuwen krijgen, leven en sterven. Het is daarom ook – en dat is toch een utopisch element dat ons allen aan zou moeten spreken – een schrede op de weg naar een emotionele technologie.
Fata Banana zou ik het liefst een poëzie ‘dell’arte’ willen noemen, met een term van Jan Molitor. Het element van de improvisatie is door de manipulatie met de hoofdtelefoon geheel naar de toeschouwer verlegd. De speler is gebonden door de abstrakte en gelijkvormige tijd – de toeschouwer meet zijn tijd naar de onvervangbaarheid van de persoonlijke ervaring: zelfs het kiesmoment is hem ofwel te kort ofwel te lang. Hij is in de hoogste mate vrij: hij kan immers ook de klanken weigeren, eenvoudig door de telefoon maar niet op het hoofd te plaatsen. Ook het kiesmoment, dat zoals gezegd driemaal terugkeert, symboliseert die ‘vrijheid’: het is een wegsplitsing, een dichotomie, een plaats vanwaar we twee richtingen op zouden kunnen, als we dat zouden kunnen.
Dank aan:
- De erven Lucebert voor de toestemming voor overname van de radio-uitzending en de teksten van Lucebert;
- Paul Combrink, samensteller van het boek Scarabee 1965-1983, Den Haag 2000, voor het vinden van de banden van Fata Banana in het archief van de Haagse Kunstkring;
- Rob van Loon voor de fotografie bij de teksten;
- Suzanna Heman van het Lucebertarchief in het Stedelijk Museum Amsterdam voor het ter beschikking stellen van het radio-interview.
Rechthebbenden gelieven zich via het contactformulier tot de websitebeheerder te wenden.
De foto “Groep Scarabee” betreft Dummies uit 1974 en niet Fata Banana!
Bedankt Fiona, ik heb het gecorrigeerd!
Ik heb hier met open mond en oren naar gekeken & geluisterd. Hier is gered van de ondergang in het actualitheisme een stuk van behoorlijk hoog peil, een gezamstkunstwerk bovendien. Heb hier een collega lopen die in avondcursus wijsbegeerte volgt en wil afstuderen op het thema van de vrije wil. heb hem meteen de link naar deze bladzijde doorgestuurd; wie nu nog in de vrije wil en niet in de vrije val gelooft, moet dit gewoonweg zien. komt dit zien, gewoon, komt dit zien!