Indonesia Forever

Video en foto’s uit Java en Sumatra, mei 2017. Voor wie de zeven reisnotities heeft gelezen kunnen de foto’s hieronder zonder veel commentaar. Ze geven een algemene indruk van de reis; in een volgende post komen de foto’s aan de orde die specifiek met mijn vaders verblijfplaatsen in verband staan. Deze foto’s zijn niet geschikt voor weergave op een telefoon. De bijschriften worden dan niet weergegeven en de foto’s komen op klein formaat uiteraard ook niet tot hun recht (“Please don’t watch my movies on your mobile phone” – Quentin Tarantino). Het beste is om op de eerste foto te klikken en zo door de carrousel heen te bladeren. Ik ben alweer een week thuis maar loop nog steeds rond in batikshirts en op slippers. Kon het maar eeuwig duren!

Indonesische reisnotities (slot)

Sundastraat – op de veerboot van Sumatra naar Java. Vanochtend werd ik wakker op een Centerparksachtig terrein, met huisjes in koloniale stijl op gras en met rotan meubelen op de marmeren patio’s. Het ademde een koloniale, Buitenzorgse sfeer. ’t Eten was gisteravond ook voortreffelijk en van on-inlandse kwaliteit: veel groente, blakend van versheid, en met een zalige tempé manis erbij zoals ik beide alleen uit de Nederlandse toko ken. Het heet hier Ecolodge en dat betekent twee dingen: dat het zich richt op westerse toeristen, want Indonesiërs interesseren zich niet voor duurzaamheid en het milieu – en dat alles hier twee keer zo duur is. Het terrein ligt aan de rand van Way Kambas National Park in het zuidwesten van Sumatra, een gebied waar olifanten, apen, tijgers, pythons, cobra’s en krokodillen voorkomen. Vrolijk gezelschap! Toen ik gisteravond vanuit Palembang aankwam werd ik meegenomen naar een olifantenreservaat, negen kilometer verderop. Het schemerde al toen ik halverwege midden op de weg een enorme hoop stront zag liggen. De chauffeur tegen mij: ‘Gajah!’ (olifant) en ‘Liarrr…’ (wild). Ik vond het wel wat. Maar de olifanten die ik even later te zien kreeg waren niet wild; ze stonden aan de ketting, een beetje heen …

Lees meer

Indonesische reisnotities (6)

Na Padang en Bukittingi, beide aan de westkust, vallen er gaten in de sporen van mijn vader op Sumatra. Ik weet dat hij in Muara Enim heeft gewoond, zo’n 200 km zuidelijker, en ten slotte nog in de Lampongse districten helemaal aan de zuidkust, maar er zijn daarvan geen adressen bekend; pas op Java duikt hij weer op, in de oorlogsjaren. Het lijkt alsof het gebrek aan infrastructuur, de gaten in de wegen, de oerwouden en de enorme afstanden hier de zichtbare uitdrukking zijn van zijn uitgewiste sporen. Ik heb mijn reisgids geraadpleegd en ben naar het dichtstbijzijnde natuurreservaat op de weg naar Muara Enim gegaan, het Kerinci Seblat National Park, ‘which covers an amazing 14,000 sq km stretch of jungle and mountains. Rare wildlife in this Unesco World Heritage Site park includes Sumatran tigers and elephants, clouded leopards, Malayan sun bears and tapirs, over 375 species of birds, and the world’s largest and tallest flowers.’ Van Padang naar Kerinci is een rit van zeven uur over haarspeldbochten en asfalt waar regen en zon grote en diepe gaten in hebben geslagen. Voor de gaten moet de auto helemaal tot stilstand komen om met een plof in het gat te landen, …

Lees meer

Indonesische reisnotities (5)

Twee weken lang heb ik op Java op mijn trailschoenen rondgelopen. Ik loop er mijn trainingsrondjes in de duinen op en vorig jaar bewezen ze goede diensten in de Alpen, maar hier zijn ze nog maar slecht van pas gekomen. Ik heb vrijwel geen voet verzet in die steden, maar liet me rijden: in de auto, achterop de brommer, in een becak of bagai. Gaandeweg werd ik gek van die schoenen. Veel te dik met die sokken, veel te zwaar, te bulkig en te lomp. Geen mens loopt er hier op; men draagt slippers of sandalen, maar waar haal ik die hier vandaan? Ik mag Indische genen hebben maar mijn schoenmaat is 46 en de stalletjes en winkels gaan hier tot 42… Zo ben ik door al die steden en langs alle attracties op Java gegaan, van Bandung tot Djokjakarta en Solo, langs de Borubudur en het Prambanan en zo via de botanische tuinen van Bogor weer terug naar Jakarta. Daar nam ik vanochtend voor het tweede deel van de reis het vliegtuig naar Padang op Sumatra, het tweede eiland waar mijn vader opgroeide, in plaatsen en plaatsjes als Padang, Bukittingi, Muara Enim en Palembang. In 1969, op het hoogtepunt …

Lees meer

Indonesische reisnotities (4)

Het is hier nog geen nooit-meer-slapen maar veel scheelt het niet: ik tel zeven bulten op mijn linkervoet en vier op mijn rechter-, drie naast elkaar op een knie en nog een op mijn hand. En het is om gek van te worden. Smeer ik me dan niet volgens protocol in (eerst zonnebrandcrème, drie kwartier laten intrekken, dan DEET 40%, ‘geschikt voor de jungle’)? Natuurlijk – maar daar trekt het ‘stekend en slurpend gespuis’ (lucebert, val voor vliegengod) zich hier niets van aan. Het enige wat helpt is door diepe concentratie de illusie van de jeuk in te zien – of als dat niet helpt, de jeuk met pijn tot bloedens toe te bestrijden… De eerste beet deed ik meteen op de ochtend van de eerste dag al op, in de buurt van het Monumen Nasional. Ik had toen mijn rugzak met alle smeersels nog niet terug en vreesde voor malaria – maar zo’n vaart loopt dat niet, verzekerde men mij. Bij een karretje bestelde ik mijn eerste straatgerecht: een sop bakso, soep met balletjes. Niet erg lekker, de ballen doen denken aan frikandel, maar ik kende het niet en had honger. De verkoper haalde een kom tevoorschijn, deed er …

Lees meer

Indonesische reisnotities (3)

Met een gevoel als van Neil Armstrong plant ik mijn voet onderaan het vliegtuig op Indonesische bodem. En als de hitte me in het gezicht slaat en mijn lijf omspoelt, denk ik aan wat mijn vader tegen zijn vrouw en dochter zei toen ze hier in ’87 – hij na 41 jaar – uitstapten: ‘Ja mensen, dit zijn nou de tropen’. Goed. Ik hoef niet met het klootjesvolk op mijn rugzak te wachten, want die is een dag eerder al gearriveerd; ik hoef hem alleen maar op te halen. Men verwijst me naar de Lost and found. Ik overhandig er mijn bewijsje maar de gegevens blijken in het grote boek niet terug te vinden. Geen rugzak. Hoe het kan? Geen idee zegt de mevrouw. Ze maakt een formulier op en zegt ermee aan de slag te zullen gaan. Met alleen mijn handbagage loop ik naar buiten. Breekt het zweet me nu uit of is het die hitte? Een taxichauffeur spreekt me aan. Naar Jalan Gelong Baru Timur? 350.000 roepia. Ik heb begrepen dat je hier over alles moet onderhandelen – wel fijn maar ook vermoeiend, vooral met die hitte – dus ik trek mijn beste bedenkelijke gezicht en stel 250.000 …

Lees meer

Indonesische reisnotities (2)

Oververtegenwoordiging Twee dingen moet ik nu zonder mijn bagage regelen: een lader voor mijn telefoon en geld. Van het hotel kan ik een lader lenen met verloopstekker, want stopcontacten zien er hier anders uit. En voor geld kan ik naar een pinautomaat aan de overkant. Als ik voor het apparaat sta duizelt het me van de Chinese tekens, maar ik waag het er maar op, ik heb ook geen keus. Hulp vragen kan sowieso niet want niemand spreekt hier een woord Engels, dat heb ik al gemerkt. Op hoop van zegen dus maar. Pinnen is pinnen, lijkt me. Gelukkig verschijnt er een optie English nadat ik met een 1, 2, 3 in godsnaam mijn kaart in de sleuf steek. Maar het bericht ‘Processing your request’ blijft wel heel lang staan. En dan ineens: kaart terug, maar geen geld. Huh? Ik loop naar buiten. Wat zou het probleem zijn? Dit is een Visakaart van Bank of America waar ik al jaren mijn inkomen op ontvang (van Amerikaanse bedrijven waar ik vertaalwerk voor doe) en die nog nooit problemen heeft gegeven. Ik heb nog wel een girokaart maar daar staat niks op nu. Ik loop een lange rechte straat af naar een …

Lees meer

Indonesische reisnotities (1)

Oponthoud in Guangzhou Niet met de Johan van Oldenbarnevelt, het passagiersschip dat mijn vader in ’34 tijdens een verlofjaar van zijn vader naar Nederland bracht, noch met het ms. Tegelberg, waarmee hij in ’46 definitief ‘repatrieerde’, maar met een Chinese prijsvechter ben ik onderweg naar – en hier strijden de literaire sjablonen om de voorkeur: de gordel van smaragd? ’t land van herkomst? de gemartelde bruid indonesia? Naar Java en Sumatra dus, voor een vakantie van 30 dagen. Dankzij China Southern Airlines maak ik geen tussenlanding in de Emiraten of in Singapore, maar in Guangzhou, vroeger bij ons ook bekend als Kanton. Een added bonus zoiets vind ik: zomaar voet op Chinese bodem te kunnen zetten. Wanneer kom je nou in China, het land van de rijzende – ik bedoel het Rijk van het Midden? Als we na een vlucht van elf uur uitstappen, kijk ik dan ook overal om me heen, vastbesloten om in de anderhalf uur tot de aansluitende vlucht naar Jakarta zoveel mogelijk van het land op te doen. Maar veel gelegenheid is er niet. Als transferpassagier kom je het vliegveld niet af, dus ik zal de Chinese buitenlucht niet kunnen inademen of mijn voet op echte …

Lees meer

‘Hè Rudy, hou eens op’

Willy van den Berge, 1930-2016   ‘Het zij zo’ Vanuit Leopolds Cheops1 tuimelde ik de afgelopen weken Egypte binnen, het oude Egypte. Ik leende een mooi boek van de bibliotheek, vol prachtige foto’s. Ik zag de toewijding van dat volk aan de dood en aan het leven na de dood, of misschien moet ik zeggen, het verzet tegen de dood, want al dat balsemen, conserveren, opsluiten in een piramide, zo’n sfinx ervoor – even onbeweeglijk als de dood zelf, maar niet minder verdiept in eigen gedachten -: het gaat er allemaal om de dode zoveel mogelijk voor dit leven te behouden. De afgelopen week heb ik mijn moeder drie keer als dode gezien. De eerste keer op de dag van haar overlijden, en daarna nog twee keer in het rouwcentrum. Wie haar daar ook gezien heeft, weet hoe mooi ze was opgebaard. Haar onderlip, die de laatste jaren aan de rechterkant wat naar buiten stak, was mooi gelijkmatig naar binnen geduwd, en haar handen lagen even gelijkmatig over haar buik ineengestrengeld. Vooral dat laatste vond ik opmerkelijk. Mijn hele leven heb ik mijn moeder zo niet gezien. Altijd zat die linkerarm omhoog, tegen haar borst gedrukt. Maar ook vroeger leek …

Lees meer

Als een maquette rees Batavia uit mijn onrust op

Gastbijdrage van Chrétien Breukers Het lot van de zogenaamde buitenkampers, Indo’s die niet in de Jappenkampen werden geïnterneerd, krijgt de laatste jaren steeds meer aandacht. Er is een site, er was een paar jaar geleden een docu (hier nog te bekijken) en gisteren tijdens de Indiëherdenking vertelde Frits Leidelmeijer (bekend van Tussen kunst en kitsch) op de NOS-site over de ervaringen van zijn gezin buiten de kampen. Ik las het en alles wat hij vertelde herkende ik woord voor woord uit Tropische jaren. In 1986, toen de roman verscheen, werden de buitenkampers als zodanig nog niet onderscheiden, en het was Cornets de Groots insteek ook niet om hen als zodanig op de kaart te zetten. Maar zou dat boek achteraf niet dé roman blijken te zijn over het leven buiten de kampen? Op Facebook vroeg ik het met een link naar de pdf. Chrétien Breukers las het boek en schreef er op zijn weblog een stuk over, dat ik hieronder met dank overneem. RHCdG Op 15 augustus 1945 (gisteren eenenzeventig jaar geleden) capituleerde Japan en was de Tweede Wereldoorlog écht afgelopen. Echt? Voor een groot aantal Nederlanders, woonachtig in Indonesië, nog niet. De Bersiap brak aan, een periode waarin de onafhankelijke …

Lees meer