Rudy Cornets de Groot en de pedagogische Eros (slot)

Pentekening van naakte vrouwen
Pen op karton, ongedateerd.

Fuck is God: seks niet als geheime agenda achter een op idealisme gegronde pedagogie, maar als middel om de status quo te ondermijnen met lust als hoogste principe, in plaats van plicht, discipline, gehoorzaamheid aan ‘old men’. Wat voor pedagogie, en vooral: wat voor pedagoog zou de pupil hierbij van dienst kunnen zijn? Het zou moeten gaan om een figuur die zich formeel in dienst stelt van de gevestigde orde, maar zijn pupil tegen die orde in bescherming neemt en leert hoe hij zich ertegen kan verweren. Een gespleten figuur dus, een heilige en een gangster ineen, conform Mulisch’ opvatting van het schrijverschap:

Ik wilde gangster worden, en weldra heilige, – maar omdat ik het alle twee tegelijk wilde, of althans te kort na elkaar (want alle rechtgeaarde heiligen hebben een suksesrijke karrière als gangster achter de rug), werd ik niets. Een schrijver (…).1

Het is opnieuw Vestdijk die zijn portret tekent, en wel in de pedagoog Cheiron, uit een roman waar Cornets de Groot liefst vier keer uitvoerig over heeft geschreven: Aktaion onder de sterren (1941), een half-historische, half-mythologische roman ‘uit het voor-Homerische Griekenland’, zoals de ondertitel luidt.

Omslag 'Aktaion onder de sterren'

Cheiron is niet Aktaions erastes; hij is een kentaur: half paard, half mens, een verdeling waarin de dubbele natuur van de pedagoog sprekend tot uitdrukking komt. Zelf zegt Cheiron er dit van:

‘Er lopen meer wezens rond zoals ik, al is er veel inbeelding bij; zij ontstaan doordat een ruiter en een paard aan elkaar gewend raken op den langen duur, en dan maar samengroeien. () De mens wilde het dier beter leren kennen, waar hij tot nog toe alleen maar voordeel van trok, en het dier besloot na te gaan of het de mens met enig recht als zijn meester mocht beschouwen.’2

Het doet denken aan de theorie van de ‘dier-wording’ van Deleuze en Guattari, waarbij een stabiele identiteit wordt afgebroken om aansluiting te vinden op een andere wereld, zoals een orchidee zich fysiologisch en chemisch naar de wesp vormt die haar moet bestuiven. Deleuze en Guattari stellen dat dergelijke verbindingen alleen tot stand kunnen komen met minderheden die zich in de marge van de sociale orde ophouden: dieren, kinderen, vrouwen. Alleen daar kunnen constellaties worden gecreëerd die de herhaling van telkens hetzelfde door de doorgifte van erfelijk materiaal via de ‘geëigende’, ‘koninklijke’ weg doorbreken. Maar hoe kan iemand met zo’n twijfelachtige, hybride natuur ooit het vertrouwen van zijn pupil winnen?

‘Maar nu is het bewijs, dat ik je in vertrouwen neem, dit: ik wil je niets leren (); maar wat ik je in werkelijkheid leren wil – je kunt deze lering aanvaarden of verwerpen – is alleen: te verbergen dat je niets geleerd hebt. Dat is de hoogste wetenschap, die ik een jongeling zoals jij zou weten bij te brengen.’3
Aktaion en Cheiron, pentekening door Cornets de Groot
Aktaion en Cheiron, pen op papier uit manuscript van ‘Iets persoonlijks’.

Niets wil hij Aktaion leren, niets waardoor hij betrokken zou worden bij de sociale orde die hem zijn vrijheid en zelfstandigheid wil afnemen, – alleen maar hoe hij zich tegen die orde teweer kan stellen!

Het is niet nodig iets te weten, het is voldoende je voor de gevolgen van onwetendheid te behoeden.4

Met dit citaat van Cheiron verklaart Cornets de Groot zijn fascinatie voor deze ‘geslepen manipulator’5 en voor Vestdijks roman, en geeft als commentaar:

Dit moest de ware pedagoog zijn, een meester in de kunst van het verbergen.6

Is Cheiron de tegenpool van Wolfgang Frommel? Allicht níet op het punt van het verbergen en de manipulatie: beiden houden er een geheime agenda op na – maar wel, en diametraal, op hoe zij zich tot de doxa verhouden, het vigerende discours met zijn canon en zijn verborgen parels, met alles waar een bevoorrechte kaste exclusief toegang toe heeft en die van een leerling al een snob maakt nog voor hij een letter heeft gelezen.

In hun voorlaatste gesprek zegt Cheiron tegen Aktaion:

‘Alles wat ik hier verricht heb geschiedde met een wakend en hoopvol oog op jou’.
‘Alles?’ vroeg Aktaion ().
‘Alles. En met opoffering van alles. () Het moest je doen inzien hoe diep de mens in het onzinnige afglijdt, wanneer hij de goden al te ijverig en opdringerig dient, om het even of deze ijver bepaald wordt door baatzucht of door eenzelvige jongelingsdromen, – maar je begreep het niet.’7

Cheiron wijst Aktaion hier op het gevaar van een op culturele en zedelijke verheffing ingerichte gemeenschap als die van Frommel. Hoed je voor het hogere! Je zal er alleen ondervinden hoe sterfelijk, menselijk, dierlijk je bent.

Schilderij van Diana (Artemis) en Aktaion, door Titiaan
Diana (Artemis) en Aktaion door Titiaan, olieverf op doek, National Gallery, Londen, ‎185 cm × 202 cm, 1556-1559.

Aktaion zal het pas begrijpen wanneer het te laat is. Heel zijn idealistische streven is erop gericht de jachtgodin Artemis van aangezicht tot aangezicht te aanschouwen. Wanneer hij ten slotte tijdens zijn jacht op haar stuit terwijl zij en haar nimfen zich baden, ontsteekt de kuise godin in toorn en besprenkelt hem met water, waarop hij in een hert verandert en door zijn eigen honden wordt verscheurd. Dat is de prijs die hij moet betalen voor zijn idealisme: anders dan bij Cheiron, wiens menselijke en dierlijke helft met elkaar in evenwicht zijn, leidt Aktaion’s eenzijdige, ijdele oriëntatie op het hogere tot een opstand van zijn lagere instincten die te lang werden veronachtzaamd.

Aan het slot van de roman beitelt Cheiron een marmeren beeld van zijn ‘moeilijkste’ pupil, die zich ‘door niets en niemand liet regeren’ en daardoor ‘in wezen onopvoedbaar’8 was. Na Aktaion’s dood zweeft dit beeld Cheiron’s grot uit en stijgt op naar de hemel, waar het als ster onder andere sterren in een oude constellatie wordt opgenomen. In zijn debuutartikel uit 1962, dat voor een groot deel aan Aktaion is gewijd, zegt Cornets de Groot dat het hier gaat om

een van de adembenemendste gedachten der Griekse eschatologie, om de apotheose namelijk, de opneming van de heros onder de sterren.9

Dat Vestdijk’s roman zo moet eindigen lijkt in tegenspraak met alles wat hiervoor is beweerd. De apotheose is zoveel als de materialisering en bestendiging van elk idealisme, van de zuigkracht van het hogere die mensen in een beter en een slechter deel verdeelt en hen afhoudt van dier-, kind- of vrouw-wordingen, van solidariteit in de zonde. Wat kan men met een vergoddelijkte held anders doen dan hem aanbidden?

Maar het gaat hier niet zozeer om een beeld van Aktaion, als wel om een beeld überhaupt: niet om het aanschouwen van een ideaal, wat Aktaion zelf fataal werd, maar om de ster als oriëntatiepunt voor de richting die men heeft te gaan, als symbool voor de pedagogische Eros die leidt door het voorbeeld dat hij geeft.

Epiloog

Ten slotte: welk voorbeeld heeft mijn vader mij en mijn zussen gegeven? Mijn oudste zus is van mening dat ze niet door hem maar door mijn moeder is opgevoed: hij trok zich terug achter zijn bureau en vond haar vooral zo ‘lief’, daarmee haar andere kwaliteiten veronachtzamend. Van mijn andere zus maakte hij zijn oogappel, uitverkorene en handlanger: hij betrok haar in het huwelijksbedrog, stuurde haar op geheime missies en leunde met confidenties zwaar op haar gemoed, alsof ze een volwassene was en geen kind mocht zijn.

Zelf was ik elf toen hij het gezin verliet. Op mijn dertiende kwam ik bij hem en zijn tweede vrouw, de Narda uit zijn boeken wonen. Op mijn vijftiende liep ik er weg, me bevrijdend van beperkingen en een drukkende sfeer die ik niet gewend was. Er volgden lange periodes van verwijdering. Het contact werd pas hersteld op zijn zestigste verjaardag, voorafgegaan door een briefwisseling10 waarin hij me een andere Nietzsche liet zien dan de übermensch die ik in de strenge filosoof zag: de Nietzsche van de deernis met het paard. Twee jaar later overleed hij.


Dit is de laatste aflevering van een vierdelige serie, waarvan een kortere versie getiteld ‘Fuck is God’ verscheen in Hollands Maandblad, nummer 869, april 2020, p. 28-36.

Eerdere afleveringen:
Rudy Cornets de Groot en de pedagogische Eros (1)
Rudy Cornets de Groot en de pedagogische Eros (2)
Rudy Cornets de Groot en de pedagogische Eros (3)



  1. Harry Mulisch, Voer voor psychologen, Amsterdam 1961, 19. []
  2. Vestdijk, Aktaion onder de sterren, ’s Gravenhage-Rotterdam 1979 (Nijgh en van Ditmar), p. 50/51. []
  3. Idem, p. 48/49. []
  4. Cornets de Groot, De allegorische interpretatie van “Aktaion onder de sterren”, Vestdijkkroniek, nr. 35 (juni 1982), p. 2. []
  5. Cornets de Groot, Iets persoonlijks, p. 4. []
  6. Idem. []
  7. Vestdijk, Aktaion onder de sterren, p. 134. []
  8. Idem. []
  9. Cornets de Groot, De artistieke opbouw van Vestdijks romans, De Gids, 125e jrg., nr. 8 (okt 1962), p. 220. Herzien in Striptease, p. 130. []
  10. Zie de Brieven aan RHCdG. []