De blikvernauwing van de weldenkendheid

Ronald Plasterk, voormalig minister van Onderwijs, schreef in De Telegraaf een bejubeld stuk over de oorlog in Gaza waarin hij vooral zijn eigen blikvernauwing lijkt te willen bewijzen. Hamas, zegt hij, maakt burgerslachtoffers, gaat zich te buiten aan ernstig geweld, kent een ‘doodscultuur’ met 72 maagden enz. (altijd weer die maagden in dit soort stukken), gijzelt burgers als menselijk schild en viert zingend in de straten de dood van anderen. Plasterk is er klaar mee en maakt het zichzelf makkelijk: Hamas moet op grond hiervan categorisch veroordeeld worden.

Waar hij niet aan denkt is dat er in de Gazastrook, met een oppervlakte van 2x Texel, 2 miljoen mensen wonen. Hij vergeet dat Israël over een modern en gedisciplineerd leger en geavanceerd wapentuig beschikt, waartegen Hamas volstrekt kansloos is: welke militaire doelen zouden ze moeten raken? Hij vergeet dat de Palestijnen in Gaza al decennialang dagelijks worden gepest en vernederd; vindt hij het gek dat ze hun overwinningen op die vijand vieren? Zo veel andere reden voor blijdschap zijn er niet in Gaza. En dat sluit weer aan op die doodscultuur: ja, wat hebben ze ook te verliezen?

Plasterk doet alsof het om een strijd tussen twee gelijkwaardige partijen gaat en dat Hamas andere keuzes zou kunnen maken. Hij vergelijkt de groepering met de legers van Nederland, Engeland, de VS, ‘met mensen die in hun opleiding geleerd hebben wat ze wel en niet mogen doen’, en ziet dat kennelijk als norm waartegen Hamas moet worden gehouden: beroepslegers met de modernste uitrustingen tegenover een wanhopige, in een hoek gedreven gemeenschap die zichzelf van een illusie moet voorzien (de 72 maagden) om de moed erin te houden.

Dit soort praat laat alleen maar zien hoe weinig realiteit er in het denken van zo’n man zit, en hoeveel arrogantie en tunnelvisie.

‘Hoe’, vroeg Deleuze in 1978 al, ‘kunnen de Palestijnen “echte partners” zijn in vredesbesprekingen als ze geen land hebben? Hoe kunnen ze een land hebben als het hen is afgenomen? De Palestijnen hebben nooit een andere keuze gehad dan onvoorwaardelijke overgave. Het enige wat hen werd aangeboden was de dood. In het Israëlisch-Palestijnse conflict worden de acties van de Israëli’s beschouwd als legitieme vergelding (ook als hun aanvallen buitenproportioneel zijn), terwijl de acties van de Palestijnen zonder mankeren worden geframed als terroristische misdaden. En de dood van een Palestijn heeft lang niet dezelfde waarde of dezelfde impact als de dood van een Israëliër. ()

Voor een “definitieve oplossing” van de Palestijnse kwestie kan Israël rekenen op de bijna unanieme hulp van andere landen (). De Palestijnen, een volk zonder land en zonder staat, () weten waar ze het over hebben als ze zeggen dat ze er alleen voor staan.’

Geen woord daarover bij de weldenkende Plasterk, toonbeeld van beschaving en humaniteit.

Linkse humor

Gisteravond de drie afleveringen van ‘Van Kooten en De Bie sloegen weer toe’ achter elkaar gebinged, zoals dat vroeger ging: je keek naar die twee omdat het moest. Dat was je, zo dacht je, verplicht aan je goede smaak en aan je goede geweten. In werkelijkheid moest het omdat er niets anders was: vooral aan dat gegeven dankt het modernisme met zijn hoge waardering van hoge cultuur zijn gelijk van die dagen.

Dat gelijk was ook de motor van de humor van Van Kooten en De Bie. Humor was een middel om het gelijk van wie in de samenleving aan het kortste eind trok over het voetlicht te krijgen. In de jaren zestig en zeventig kwam maatschappijkritiek tot uiting in kunst, satire en ludieke acties. In 1998, toen ze ermee ophielden, was de brandstof voor hun humor op; het grote verhaal had afgedaan, rechts-populisten sprongen in het vacuüm en eigenden zich een nieuw gelijk en daarbij behorende humor toe.

En nu? De kunst, satire en ludieke acties hebben plaatsgemaakt voor intimidatie, complottheorieën en leedvermaak; het gelijk van toen voor post-waarheden.

Wat beklijft er van Van Kooten en De Bie, vraagt Coen Verbraak aan het eind van zijn terugblik: niet zozeer een type, zoals Van Kooten denkt (Jacobse en Van Es) of een compilatie van aan de tijd ontstegen sketches volgens De Bie, maar de vormgeving van een mentale ruimte, waarin types uit de marge een bestaan opeisten, en waarop door Van Kooten en De Bie zelf vanuit hun hoge umpirestoelen werd toegezien. Een ruimte waar je je thuis voelde, juist omdat hij nog veroverd moest worden. De ‘verbeelding’, d.i. een voorstelling van een nieuwe wereld, was aan de macht.

Sindsdien heeft de macht zich meester gemaakt van de verbeelding en is een algehele verkramping aan de macht gekomen. Wie opent de ruimte weer?

Bij 1 jaar oorlog

Zelensky en Biden

Vandaag zag ik Biden bij Zelensky in Kiev. Het zou een ‘verrassingsbezoek’ zijn geweest: bedoeld wordt dat het om veiligheidsredenen niet is aangekondigd. In werkelijkheid zijn er maanden voorbereiding aan voorafgegaan. Dat moet ook wel, want het is in de grond een handelsmissie, zoals die hele oorlog een verdienmodel is voor het zgn. militair-industrieel complex: deze bundeling van belangen van het leger, de politiek en de wapenindustrie.

Alle retoriek waarmee dit doel – het verkopen van zoveel mogelijk wapens – wordt gemotiveerd, is precies dat: retoriek. ‘Jullie strijden ook voor ons’, zoals Rutte tegen Zelensky zei, is wel een dieptepunt in het genre. Zeker, Poetin is eerst de Krim en toen de Donbas binnengevallen, maar door de invloedssfeer van de NAVO steeds verder naar het oosten op te schuiven, hebben de westerse landen geoogst wat ze jarenlang hebben gezaaid. Nu gebruiken we Oekraïne als afzetgebied voor ons wapentuig. En in plaats van vredesonderhandelingen te initiëren, benadrukken westerse leiders alleen nog de noodzaak van meer wapenleveranties. Is Oekraïne ermee geholpen? De oorlog zal er alleen maar langer door duren – maar dat is ook juist het doel.

Ik volg lang niet alles, maar ik vind het wel zorgelijk dat ik dit geluid nergens tegenkom, ook niet bij de Partij voor de Dieren, erfgenaam toch van de PSP. Blijkens een recent artikel in De Groene Amsterdammer, waarin een tegengeluid ook nagenoeg ontbreekt, wordt het pacifisme tegenwoordig alleen nog door ouderen gehuldigd; de jeugd richt zich op klimaat en identiteit. Kortom, iedereen staat achter Oekraïne, schijnbaar zonder enige notie van het spel waar je met die steun deel van uitmaakt. Dat militair-industrieel complex lacht zich te barsten: de hele bevolking staat achter ons, we kunnen onze doodsmachines vrijelijk en met een ongekend mandaat slijten aan onze onverzadigbare junk Zelensky.

NB Ik trek geen partij voor Poetin. Ik kan begrijpen dat hij zich in toenemende mate geprovoceerd heeft gevoeld. Maar als deze oorlog werkelijk een speciale militaire operatie was geweest, dan had hij zich allang mogen terugtrekken; in plaats daarvan stuurt hij dagelijks duizenden naar het front. Hij is op zijn manier geen haar beter.

We zijn met zijn allen aan de ratten overgeleverd en dat blijft zo tot er hier en daar eens wat ogen opengaan.

De grote weigering

Omslag

Marian Donner 1 en De grote weigering: dat lijkt op Bartleby (“I would prefer not to”), die ook één keer wordt genoemd, maar het gaat verder. Het boekje roept op tot verzet, en door te weigeren nog langer mee te doen, steek je vanzelf een spaak in het wiel.

Het boekje is een verademing om te lezen, zeker in het huidige klimaat. Nee zeggen, niet tegen de wereld, maar tegen de krachten die de wereld om zeep helpen. Hoe is dat mogelijk, hoe kan dat gebeuren? Volgens Herbert Marcuse, die door Donner onder het stof vandaan wordt gehaald (enkele bladzijden uit diens De eendimensionale mens (1964) zijn achterin opgenomen) doordat te weinig mensen de irrationaliteit inzien van ons zogenaamd rationele handelen.

‘In essentie’, zegt Donner, ‘draait alles om productie en consumptie. En het enige doel daarbij is groei. Het moet almaar efficiënter, almaar sneller en meer.
Dat is wat we vooruitgang zijn gaan noemen, meer groei en meer efficiëntie, en dat is ook waar onze moderne, westerse opvatting van rationaliteit op rust. Wat wij als rationeel beschouwen is wat in data uitgedrukt kan worden, in cijfers, waarna die cijfers verbeterd moeten worden. Het is een technologische rationaliteit waar wetenschap, politiek, media en het bedrijfsleven zich allemaal schikken. Maar daarmee is volgens Marcuse een (westerse) samenleving ontstaan die zelf ten diepste irrationeel is.

Hij schrijft: “Het samengaan van een stijgende productiviteit met een stijgende kans op vernietiging, het balanceren boven de afgrond der complete uitroeiing, de algehele overgave van eigen denken, hopen en vrezen aan de beslissingen van de heersende machten, het laten voortbestaan van een bittere armoede naast een rijkdom zonder weerga, dit alles vormt ook voor de volstrekt onpartijdige beschouwer een akte van beschuldiging – ook al is dit slechts een bijproduct van deze samenleving en niet haar ‘raison d’être’: haar overweldigende rationaliteit, die doelmatigheid en groei bevordert, is zelf irrationeel.”‘

Nu in de winkel.


  1. Dochter van J.H. Donner, mede-Mulisch-exegeet over wie mijn vader schreef in De kunst van het falen, p. 68 e.v.

Over de geest die niet wil transigeren

Afbeelding Thieme met citaat over inperking van rechten van kerken

Volgens de NOS is de Partij voor de Dieren een van de partijen – samen met FvD en 50Plus – met de minst trouwe aanhang. De reden laat zich raden: gerommel in de partijen, coups en tegencoups. Bij de PvdD kwamen er een voorzitter en een kamerlid die de partij wilden ‘verbreden’: een grotere aanhang bezorgen door water bij de wijn te doen. De voorzitter werd geroyeerd, het kamerlid splitste zich af, en de kiezer krabt zich nog eens achter het oor. Het idealisme van de partij zou kiezers moeten engageren, maar zo zie je wat oneigenlijke pogingen om de kiezersgunst te winnen per saldo opleveren. En dat terwijl juist de onverzettelijkheid, het ‘anticompromisme’ van de partij op haar achterban zou moeten afstralen.

Een ander probleem dat de partij parten speelt, is de kwestie van de zevendedagsadventisten, een genootschap dat de partij veel aanhang oplevert en waartoe oprichters Marianne Thieme en Nico Koffeman behoren. Ik heb geen moeite met de adventisten noch met hun eventuele invloed; het gaat er minder om waar je inspiratie vandaan haalt dan wat je met die inspiratie doet, en vaak genoeg leidt juist gebrek aan inspiratie tot de behoefte om beslag te leggen op het eigen gelijk en de wereld daarmee in overeenstemming te brengen, kortom tot fanatisme. Dat zie je aan sommige verlichte atheïsten, maar ook aan orthodox gelovigen die naar de letter leven en niet naar de geest.

Maar verbreding is al niet veel beter. Inspiratie veronderstelt integriteit, een kracht die eenheid tot stand brengt tussen voelen, denken, handelen en leven. Zodra je verbreedt, valt dat uit elkaar. Op die manier groeien is geen groei, maar aanwas, vertroebeling, revisionisme… Het streven is niet om zuiver te blijven, maar je niet door de buitenwacht van je pad af te laten brengen. Groeiend verzet, daar gaat het om.

In dit artikel van Nieuwsuur wordt gesteld ‘dat de partij afwijkt van andere links-progressieve partijen als het gaat om de invoering van een mondkapjesplicht (tegen) en de donorwet (tegen).’ Dat treft want daar ben ik ook tegen. Esther Ouwehand is er in het artikel in elk geval duidelijk over: de partij voert geen religieuze koers.

Onze lijn is altijd seculier en dat blijft zo. Dus er is geen adventistische invloed op onze standpunten of op ons verkiezingsprogramma. We waren seculier, we blijven seculier en ik ben niet gelovig.

Dat laatste is voor mij geen geruststelling. Integendeel, ik ben op voorhand geneigd om te zeggen: liever een adventist in de partij dan iemand die zoekt naar verbreding. Want daarmee blijft de partij kwetsbaar voor krachten die met haar idealen aan de haal willen gaan. Daar neigt ook Ouwehand toe, die formeel uitspreekt te willen regeren, en die in een stijgend aantal zetels extra capaciteit ziet om inhoudelijk te verbreden. Maar die werdegang kennen we al van GroenLinks en de PvdA. Of neem Van Kooten-Arissen, die voor haar politieke ambities nauwelijks een programma nodig lijkt te hebben. Aan de andere kant zijn het juist Koffeman en Thieme die het strengst vast willen houden aan de idealen van de partij.

Toch de vraag: wat willen de zevendedagadventisten, waar bestaat het genootschap uit? Volgens het Nieuwsuurartikel is het ‘een protestants kerkgenootschap dat leeft volgens de wetten van het Oude Testament, en dat abortus en het homohuwelijk afwijst.’ Dat klinkt nogal CU/SGP, maar zou het niet logisch zijn als de Partij voor de Dieren, die opkomt voor kwetsbaar leven, abortus ook afwees? Maar de partij kiest voor onafhankelijkheid en autonomie van vrouwen. Daaruit blijkt dat emancipatie – het Latouriaanse ‘stem geven aan wat geen stem heeft’ – voor de partij van meer gewicht is dan puur behoud van leven. Er is een reflex, ook bij mij, om in te grijpen wanneer een moeder zich tegen haar kind keert, alsof het om een aberratie, een vergissing gaat, terwijl hier natuurlijk geen instantie meer tot oordelen bevoegd is dan zij. Zolang het kind zich niet zelfstandig van zijn moeder kan ‘emanciperen’, moet ook zijn bestaansrecht nog van haar afhankelijk worden gesteld…

Wat het homohuwelijk betreft: misschien heeft de SGP gelijk en staat het huwelijk in dienst van het kind, maar ik kan me voorstellen dat ook homo’s behoefte hebben aan formalisering van hun relatie voor de wereld, net zoals hetero’s, die ook niet altijd kinderen hebben of willen. Hoe dan ook is de partij voor het homohuwelijk en hebben de zevendedagsadventisten zich volgens Wikipedia sterk uitgesproken tegen geweld jegens de lhbti-gemeenschap wereldwijd:

Om het geestelijke, emotionele, sociale en fysieke welzijn van homo- en biseksuele en transgenderistische zevendedagsadventisten te ondersteunen, werd in 1976 de internationale organisatie Zevendedags Adventisten Kinship Internationaal (ZDA Kinship) opgericht.

Is dit nou geen voorbeeld van schipperen, van ’transigeren’ zoals Menno ter Braak dat noemde: wel steun geven aan de homogemeenschap, maar hun het heilig sacrament, waarmee hun verbintenis ook hierboven rechtsgeldig wordt, ontzeggen? Maar deze opstelling is niet alleen kenmerkend voor deze kerk, maar ook voor de partij. Ze is gebaseerd op de erkenning van het verschil tussen denken en doen. Zouden de adventisten zich alleen door hun principes laten leiden, dan zouden ze zich afkeren van de lhbti’ers. Op dezelfde manier zegt de PvdD dat het al heel mooi is wanneer een vleeseter besluit om één dag in de week geen vlees te eten. Je hoeft niet in één klap perfect te zijn; het gaat erom praktisch te zijn. De idealen van de Partij voor de Dieren liggen niet in een ver verschiet, zoals de socialistische heilstaat, de hemel op aarde of zelfs de democratisering van D66. Je kunt er elke dag op allerlei manieren in meer of mindere mate uitdrukking aan geven.

Nico Koffeman is een case in point. Hem wordt verweten een opportunist te zijn, omdat hij belangen had in De Vegetarische Slager en inmiddels in de opvolger daarvan, Those Vegan Cowboys, terwijl hij voor de partij in de Eerste Kamer zit en die belangen daar direct kan behartigen. Maar wat is daar mis mee? Van opportunisme zou m.i. sprake zijn wanneer hij aandelen Unox of Stegeman zou hebben (hoewel die inmiddels ook wel op de duurzame vegatoer zullen zijn). Bovendien zijn alle senatoren werkzaam in de maatschappij: ‘Eerste Kamerleden stemmen geregeld over wetsvoorstellen waar ze belang bij hebben vanwege hun nevenfunctie,’ staat er op Wikipedia. Het wordt verdedigd met het argument ‘dat het goed is als geluiden uit de samenleving, via nevenfuncties, in de Eerste Kamer doordringen.’

Kortom, Koffeman gelooft in zijn idealen en verdient er geld mee, dat wil zeggen: hij voegt de daad bij het woord, heeft een praktische manier gevonden om die idealen aan de man te brengen en is bereid daarvoor risico te lopen. Geld verdienen aan je idealen: kan het beter? De meeste mensen verdienen geld met werk waar ze geen enkele band mee hebben.

Samenvattend: geen ideologische zuiverheid, ook geen verbreding, maar praktische politiek, vanaf de kleinste schaal (thuis, in de supermarkt) tot de grootste: het PvdD-gedachtegoed als vierde stroming en als wereldbeweging met zusterpartijen in allerlei landen.

Portret Multatuli

Hou vast aan je idealen! riep Marianne Thieme keer op keer, zoals ze in haar befaamde epifoor ook hamerde op het beëindigen van de bio-industrie. Die vasthoudendheid lijkt me bij uitstek een voorbeeld van bezieling door inspiratie, al dan niet door God ingeblazen. Voor het laatste Multatuli Jaarboek schreef ze een mooi stuk waaruit een grote bekendheid en affiniteit met Multatuli’s werk spreekt. Onder meer laat ze er in zien wat het verschil is tussen godsdienst en geloof:

Boeren van christendemocratische huize die op zondag Gods genade wasemen, zijn op maandag de trotse eigenaar van tienduizenden varkens die worden gehouden op een wijze die Gods geboden aan ale kanten schendt.

En ze vervolgt:

Dat Multatuli ook oog had voor de stemlozen, het lot van de dieren, blijkt uit Idee 484, waarin hij getuigt van het levend eten van konijnen op de Amsterdamse kermis: “En by ’t passeeren van die arme dieren, mompelde ik een gebed om vergiffenis voor ’t binnengaan.” De volgende ochtend schreef hij er een brief over aan de hoofdcommissaris van politie en de officier van justitie (idem p. 234). Deze dierenliefde die hem tot actie aanzette, is exact dezelfde liefde die heden ten dage nodig is om de strijd aan te gaan met de politiek zo goed georganiseerde vee- en vleesindustrie.

Integriteit wil zeggen eenheid van denken en doen, onder erkenning van het verschil tussen die twee. Tegenover integriteit staat niet een praktische toepassing van principes, maar de uitverkoop van die laatste onder het mom van verbreding. Onder Thieme was de partij de enige erfgenaam van de aloude PSP, en van de geest die niet wil transigeren. Het valt te hopen dat dit zo blijft.


Bij de verkiezingen van 2017 gaf ik Zes negatieve stemadviezen en één positief.
In 2009, toen ik de PvdD net had ontdekt, schreef ik een stemadvies c.q. -verklaring in twee delen: deel 1 en deel 2.

Een goed mens is iets heel eenvoudigs – voor D66

Van Mierlo met mede-oprichters op het Binnenhof

D66, bij monde van partijleider Sigrid Kaag, wil een vaccinatiebewijs; hoe moeten we dat duiden?

Al geruime tijd profileert de partij zich met medisch-ethische thema’s als de verplichte orgaandonatie en de legalisering van vrijwillige euthanasie. Hoe past dit voorstel van Kaag daarbij?

Vanaf haar oprichting en bij de formulering van haar idealen gaat D66 uit van een positief, verlicht mensbeeld. 1 Mensen streven naar het goede; vergeleken bij onmondige schepsels als dieren zijn we uitverkoren wezens (ziedaar een essentieel verschil met de Partij voor de Dieren). Daarom kun je ze met een gerust hart directe democratische rechten toevertrouwen: laat ze (naar Amerikaans model) zelf een burgemeester kiezen, en een schoolhoofd en een politiecommissaris, en laat ze via een referendum ingrijpen in de politiek als die zich te veel door belangen laat leiden in plaats van door gezond verstand, dat we tenslotte met zijn allen delen…

Dat er ooit misbruik gemaakt zou worden van zo’n mooi idee als het referendum, is voor een D66’er eigenlijk ondenkbaar – tot het gebeurt. Het is precies het omgekeerde van het scenario dat de sociaaldemocratie de das om heeft gedaan: waar die haar achterban verraden heeft, daar heeft de beoogde achterban van D66 de partij in de steek gelaten.

Aan de D66-mens mankeert niets, hij is een vlekkeloze verschijning, een ‘zuivere schim in een vervuilde schepping’ (Lucebert) – totdat er wél iets aan hem blijkt te mankeren: wanneer hij bijv. dood wil, of dood gaat. Wat doen we dan met hem? Heel simpel: we laten dat deel waar we niets meer aan hebben gaan, en het nog gezonde, D66-deel zeg maar, dat bewaren we. Dus wie er dood wil: ga je gang, maar laat wel je nog bruikbare delen aan ons achter, en dat geldt ook voor wie gewoon dood gaat, ongeacht of hij dat wil of niet.

Tekst van affiche: 'En nu vooruit - D66'

D66 wordt beheerst door een scherp dualisme tussen gezond c.q. goed (en waar en schoon) aan de ene kant, en ziek, haperend, onbruikbaar aan de andere. D66’ers moeten in hun dromen door de vreselijkste demonen worden geplaagd: door alles wat ze in hun wakend leven onder het tapijt schuiven, wegwerken, niet willen zien. Bij D66 schijnt alleen de zon.

En nu dat vaccinatiebewijs: wat is dat anders dan een bewijs van wedergeboorte van deze stralende mens, die zijn recht opeist om weer aan het volle leven deel te nemen? Dat wil zeggen het D66-leven waarvan, helaas, de overgrote meederheid van de mensheid is uitgesloten, om te zwijgen van wat er verder de aarde nog bevolkt. Elke notie van solidariteit is ver te zoeken bij deze partij, en voor zover die er wel is, wordt die door dit voorstel ondermijnd. Aan de andere kant van deze zonnige wereld staat een hardvochtig mensbeeld, het zg. ‘liberale’ waarin alleen plaats is voor geslaagde, gelukkige, gezonde, volmaakte mensen. Op de rest wordt niet gewacht.

Er komt trouwens nog iets bij: wie zijn die gevaccineerden? Ouderen, zieken, dikke mannen van middelbare leeftijd, enz. Die mogen als eersten weer in de wei spelen, terwijl het gezonde deel van de bevolking achter de geraniums moet blijven?

Het is niet alleen een fout plan, maar ook nog slecht doordacht.


  1. Zie dit fraais van Tonnus Oosterhoff voor het mensbeeld van D66:

    Een goed mens is iets heel eenvoudigs,
    maar laat je hem vallen, dan kun je hem weggooien.
    Als het verband eruit is, krijgen
    de knapste vaklui dat er nooit meer in.
    Je kunt hem weggooien, hij is niets meer waard.

    Koeien worden als ze gedwongen
    elkaars merg en kop hebben gedronken
    bij duizenden over de kling gejaagd:
    want er mocht eens één zo’n kostbaar, uniek…!

    Een mens is echter zo vervangbaar als een gloeilamp.
    Draai in de fitting van een kapot goed mens
    een nieuw goed mens en je hebt licht.

    Ook een goed gedicht is eenvoudig.

    Nooitvanzijnlangzalhijleven

    Ik houd een onderdeel over

Nietzsche in De Groene

Omslag van 'Groene' met portret Nietzsche

Dat De Groene een dossier moest wijden aan Friedrich Nietzsche wordt vooral in het openingsartikel verantwoord. 1 Hierin wijst Raymond van den Boogaard Nietzsche aan als een van de inspiraties van zowel Hitler als Trump. Vooral zijn bezwaren tegen democratie en gelijke rechten zouden hem actueel maken, net als het alternatief dat de filosoof hier tegenover stelt, namelijk een ‘aristocratische kaste die zichzelf uitvindt en de massa zijn plaats wijst’.

Het moet duidelijk zijn dat lieden als Hitler en Trump de laatsten zijn die zich voor die kaste kwalificeren. Zij zijn plebejers en proleten met een slavenmentaliteit. Zij zoeken het laagste punt in de samenleving op, waar niets wordt geëist dan apathie en gehoorzaamheid. Dit is de verwarring die een partij als D66 parten speelt: ideeën over het bestormen van de instituties, gekozen bestuurders, het referendum etc. hebben zin bij een electoraat dat zichzelf kan leiden en zelf ‘waardebepalend’ is. Het huidige electoraat is in de greep van verleiders die met die ideeën aan de haal zijn gegaan. Dat Nietzsche voor hun karretje kan worden gespannen, komt doordat het aan fascismes eigen is om zich wederrechtelijk toe te eigenen wat de eigen wil tot macht in de weg staat: dus door de instituties te bestormen, maar dan letterlijk, met de laarzen aan. En zo wordt ook Nietzsches gedachtegoed geconfisqueerd door ideologen die daar het minste recht op hebben.

Foto Nietzsche Lou Salomé en Paul Ree
Lou Salomé, Paul Ree en Friedrich Nietzsche in 1882.

De actualiteit van Nietzsche blijkt m.i. meer uit wat Niña Weijers zijdelings aanstipt, wanneer zij Lou Salomé uit háár karretje probeert te bevrijden. Ze ziet er vanaf om haar voor een bepaald doel in te lijven en wil haar zien in haar radicale individualiteit: niet als muze, ook niet als feministe en zelfs niet als schrijver, denker of ander prototype. Ze geeft Lou Salomé terug aan zichzelf; pas dan is ze op haar gevaarlijkst. Ook Jan Postma wijst in zijn bijdrage op Nietzsche’s ‘geloof in menselijke ongelijkwaardigheid, die moderne ogen het sterkst pijnigt’ en die ‘uiteindelijk voor alles geïnteresseerd [is] in de mens die de wereld naar eigen inzicht weet te scheppen.’

Daarvoor is geen elite nodig, vooral niet in de schijngestalte van een (hyper)boreeër – de term ken ik van Nietzsche – die met zijn snarenspel de indruk wil wekken dat macht bij hem in veilige handen is. Cultuur is nooit een garantie tegen ploertendom geweest. Er is een mentaliteitsverandering nodig. Om twee voorbeelden te geven: als Oranje heeft gewonnen, dankt Virgil van Dijk dat aan de teamprestatie, want dat wordt van hem verwacht. Onder Cruijff was dat anders: hij was het unieke talent om wie het team werd heengebouwd. Of neem de poëzie: het enthousiast ontvangen debuut van Iduna Paalman heet De grom uit de hond halen. Ik zou willen dat de hond zijn grom behield. Als we niet uitkijken zijn wij zelf op sterven na dood, in plaats van God.

Tegen de middelmaat, tegen Trump. Tegen het ’team’ en tegen de hond zonder grom. Het is tijd voor nieuw elan. Dáár kan Nietzsche bij helpen.


  1. De Groene Amsterdammer, 8 januari 2020, jaargang 144, Nr. 1-2

De boerka van Buster Keaton

Over het recht om niet gezien te worden

De Eerste Kamer heeft gisteren ingestemd met het boerkaverbod. In De Volkskrant wordt Henk ten Hoeve van de Onafhankelijke Senaatsfractie als volgt geciteerd:

‘Deze wet zal in de praktijk niet heel veel veranderen, maar geeft toch als boodschap dat deze vorm van de islam in onze maatschappij eigenlijk niet past, omdat hij daar ontregelend werkt.’ 1

Maar begint de ontregeling niet pas door dit verbod in te stellen? Als het om 400 vrouwen gaat, hoe ontregelend is dat dan?

Toch hoorde de partij waar ik meestal op stem, de Partij voor de Dieren, ook bij de voorstemmers. Gevraagd naar hun motivatie ontving ik dit antwoord:

‘De Partij voor de Dieren heeft bij het deelverbod op gezichtsbedekkende kleding in onderwijs- en zorginstellingen, overheidsgebouwen en in openbaar vervoer een afweging gemaakt tussen verschillende vrijheden. De vrijheid van vrouwen om een boerka te dragen, de vrijheid van niet-boerkadragers om in het maatschappelijk verkeer het gezicht te kunnen onderscheiden van andere deelnemers in het maatschappelijk verkeer en de vrijheid voor vrouwen zich te ontworstelen aan knellende kledingvoorschriften en daarbij de steun voelen van de wetgever.

Als emancipatiebeweging zien we de boerka eerder als symbool van onderdrukking, dan als signaal van vrije keuze.

We weten dat het onderwerp van verschillende invalshoeken bezien kan worden, dat hebben we naar eer en geweten gedaan. Met open vizier, in alle opzichten. We weten dat er partijen zijn die andere, soms onzuivere, motieven hebben voor een dergelijk verbod, we hebben ons daardoor niet laten leiden.

Vrijheid is een groot goed, maar slechts tot waar het de vrijheid van anderen inperkt. Dat heeft voor ons de doorslag gegeven in onze afweging. Ik hoop dat deze uitleg uw vraag in voldoende mate beantwoordt, dank voor de maatschappelijke betrokkenheid die spreekt uit uw vraag. Die delen we als partij die staat voor solidariteit, vrijheid en emancipatie.’

Als ik het zo lees, is het belangrijkste argument dat de boerka een symbool van onderdrukking is en dat daar wat aan gedaan moet worden. Daarnaast het recht van anderen om het gezicht te kunnen onderscheiden. De rest is in meer of mindere mate retoriek, met de woordgrap ‘met open vizier’ wat mij betreft als minder geslaagd punctum.

Ik begrijp natuurlijk dat er twee waarden tegenover elkaar staan die allebei van belang zijn voor de PvdD: enerzijds vrouwenemancipatie (als exponent van bevrijding van onderdrukte klassen in het algemeen) anderzijds persoonlijke vrijheid en verantwoordelijkheid, vaak genoemd als kernwaarden van de partij. En ik zie de analogie met de discussie over onverdoofd slachten, waar religieuze vrijheid moet stoppen waar het leed van dieren begint.

Alleen zijn de draagsters van boerka’s geen dieren. Wij kunnen hun strijd ondersteunen, maar niet voor of namens hen voeren; dat is het verschil. Zij moeten het in laatste instantie zelf doen, en ik vind dat de overheid daar niet in moet ingrijpen. De vrijheid zou hen dan gegeven zijn in plaats van zelf bevochten. Ze worden nu gemangeld tussen de eis van hun geloof en die van het land waar ze wonen. Wat de vrouwen zelf willen weten we niet en het wordt ze niet gevraagd. Er wordt voor hen gedacht.

En intussen stelt de overheid met dit verbod ook nog de eis om jezelf kenbaar te maken aan de wereld. Je mag niet onderdrukt worden, maar men heeft wel het recht om te weten wie je bent.

Ik vind dat het een grondrecht is, of zou moeten zijn, om niet door anderen bekeken te worden. Wie je bent is een privékwestie. Dat wist ook Buster Keaton in Samuel Becketts Film:

Eerder schreef ik over de boerkini.


  1. De Volkskrant, 25 juni 2018.

Een sigaar voor Harvey

Zelden heb ik me zo ambivalent gevoeld als over deze campagne. Iets zeer hardnekkigs weerhoudt me ervan om me achter een kreet te scharen waarmee je in feite je onafhankelijkheid opgeeft; het “Everybody is an original”, – “I’m not” van Monty Python, of Bartleby’s “I prefer not to” staat me zoveel nader, dat ik niet goed weet hoe vorm te geven aan de gevoelens van solidariteit waar de actie vanzelf een beroep op doet.

Daar komt bij dat ik ook solidair ben met mezelf en met mijn eigen soort en ik er, nu de campagne zo’n enorm bereik heeft gekregen, niet veel voor voel om het hele spel tussen man en vrouw te zien als een strijd tussen daders en slachtoffers. Vrouwen spelen dat spel, zodra ze merken dat ze er talent voor hebben – dat wil zeggen: zodra ze zelfbewustzijn ontlenen aan het feit dat ze worden begeerd – zelf mee. Ik vraag me af welke vrouw er voor zichzelf voordeel uit heeft gehaald, ofwel wie de rollen heeft omgedraaid en de Weinsteins van deze wereld een sigaar uit eigen doos heeft gepresenteerd? Je bent in het leven zomaar slachtoffer. De kunst is nou juist om dat om te buigen: dat is pas feminisme. Helaas blijven veel vrouwen oeverloos slachtoffer. Dat is van alle tijden. Daar is zelfs geen emancipatiegolf tegen opgewassen.

En toch… Wat kan je anders hebben dan respect voor vrouwen die het ‘Me too’ opvatten als ‘So was I’ en nu boven wat hen klein hield uitgroeien door naar voren te komen en hun verhaal te vertellen? Niet omdat het om bekentenissen te doen is, maar omdat er voor hen tussen het lege gebaar van de hashtag en het persoonlijke (het lichaam en zijn geschiedenis) nu eenmaal niets is. Uit de film Suffragette die ik onlangs via de PvdD te zien kreeg, bleek eens te meer dat vrouwenstrijd nooit vrijblijvend is, dat het altijd terugslaat op het lichaam en op persoonlijke omstandigheden. En een andere waarheid: dat mannen soms bang zijn voor vrouwen, maar nooit zoals vrouwen bang zijn voor mannen… Respect dus voor vrouwen die proberen om met inzet van eigen ervaringen te voorkomen dat deze bewustwordingscampagne ontaardt in nietszeggendheid. Alleen het aura van onverwoestbare, onverteerbare authenticiteit kan voorkomen dat de beweging ontspoort in een heksenjacht, vervliegt als een hype, of de sfeer in de samenleving verder verkilt.
 

Aubrey Beardsley, “Salome”

 

Zes negatieve stemadviezen en één positief

In 2008 schreef ik voor de verkiezingen van dat jaar een stemadvies, gevolgd door een nabeschouwing voor de Partij voor de Dieren. Afgelopen week heb ik, voorafgaand aan de Tweede Kamerverkiezingen van morgen, elke avond een zogenaamd ‘negatief stemadvies’ op Facebook afgegeven. Hier staan ze alle zes bij elkaar, gevolgd door een laatste, positief advies.

Voor we van start gaan: de meeste commentatoren roepen hun lezers op om in elk geval te gaan stemmen, maar daar wil ik in het geval van Geert Wilders van afwijken. Ik heb de man jarenlang voor mezelf de hand boven het hoofd gehouden, schande geroepen over de noodzaak van zijn beveiliging en zijn opkomst vooral geweten aan de keuze van de PvdA voor neoliberaal beleid vanaf de jaren negentig. Maar na de opkomst van Trump zie ik het anders. Er is een wereldwijde campagne gaande tegen instellingen als de pers, de rechterlijke macht en het parlement. Wilders heeft laten zien geen boodschap te hebben aan de sociale, juridische en constitutionele ordes van dit land. Hij zegt Nederland aan de Nederlanders terug te willen geven, maar hij ondermijnt het land en levert het uit aan wie dan klaar staat om het over te nemen. Dat heet fascisme; ik kan er ook niks aan doen. Ik heb begrip voor iedereen die denkt: hij zegt wat ik voel, hij verwoordt mijn gedachten en hij loopt er elke dag risico voor. Maar hij verwoordt niet je gedachten, hij vult ze voor je in en gaat ermee vandoor. Marokkanen zijn niet de schuld, noch de oorzaak van je problemen. Wie zo denkt, maakt het zich gemakkelijk. Maar als je twijfelt om op Wilders te stemmen of thuis te blijven, blijf dan liever thuis.
Aan alle anderen: loop het rijtje hieronder nog eens af; kan niet missen…

Negatief stemadvies 1: Artikel 1

Tekst van artikel 1 bij gebouw Tweede Kamer

Anti-discriminatie, gelijke behandeling, verzet tegen Wilders, opkomen voor de rechten van minderheden – aan de uitgangspunten van Artikel 1 ligt het niet. Wat me tegen staat is vooral het moralisme van deze partij, het streven naar een rechtvaardige maatschappij waarin iedereen zich volgens een dan geldende burgerlijke moraal gedraagt. Het is een beweging die voortdurend op de correctieknop zal moeten drukken, die een waslijst aan richtlijnen moet opstellen om elke gevoeligheid het zijne of hare te geven. Ik word er doodmoe van als ik alleen al denk aan het gevecht dat je aangaat als je met die uitgangspunten politiek wil bedrijven.

De overheersende emotie is verontwaardiging en in het verlengde daarvan boosheid, ontstemdheid, verstoordheid: zogenaamde ‘sad passions’ (Spinoza). Als er bij een stalbrand 200 koeien of varkens of een paar duizend kippen zijn omgekomen is de emotie eerder verdriet of mededogen… De overheersende impuls: het eigen gelijk. Het benadrukken van intersectionele identiteiten om daarmee vervolgens de humanistische toer op te gaan (‘we zijn allemaal mensen’). Een van de zegeningen van de Partij voor de Dieren is dat die op zichzelf gerichte blik wordt omgebogen naar een totaal ander perspectief.

Verder denk ik dat veel van de standpunten van Artikel 1 zijn geïmporteerd vanuit de Amerikaanse Black Lives Matter-beweging. De situatie hier is met die daar niet te vergelijken. Daar schiet de politie op zwarten; wij hebben hier alleen Zwarte Piet. Dat die van een kindervriend in een belediging is komen te verkeren, daar ben ik het mee eens: geef hem (en haar!) een ander kleurtje. Maar als het een speerpunt voor een partij wordt, wijst dat op ideeënarmoede en op een reactieve instelling. Nee, Artikel 1: mijn sympathie hebben jullie, maar niet mijn stem. (8 maart)

Negatief stemadvies 2: VVD

Standbeeld Thorbecke op Lange Voorhout

Vanmiddag eindelijk het beeld van Thorbecke door beeldhouwer Thom Puckey op het nieuw ingerichte Lange Voorhout bekeken, vlakbij de krokussen. Een combinatie van klassiek en kitsch, het had zo in het Groninger Museum kunnen staan toen ze daar nog aan postmodernisme deden. Ook om het filmische karakter van de voorstelling: Thorbecke in het ene tableau, het volk (het beschaafde deel daarvan) in het andere, discussiërend. Toegankelijk dus, en tegelijk onbereikbaar want de sokkels zijn hoog. En realistisch, maar ook symbolisch, met Thorbecke die naar het Torentje blikt. Ik vind het wel een geslaagd beeld, al is het veelzeggend dat niet voor abstractie is gekozen in deze tijd: het moet herkenbaar zijn, Jip en Janneke.

In deze dagen hoor je heel wat mensen afgeven op Rutte, ten eerste omdat hij zoveel lacht, en ten tweede omdat hij te dicht tegen Wilders aanschurkt. Wat dat laatste betreft: bijna alle partijen, tot aan PvdA en SP toe, hengelen in de vijver van Wilders. Maar het is waar dat Rutte’s belofte om niet met Wilders samen te werken volkomen gratuit is. Hij zal misschien niet weer een gedoogakkoord met hem sluiten, maar hij heeft in de afgelopen regeerperiode laten zien dat hij uistekend zaken kan doen met de meest uiteenlopende partijen. En dat is een typisch trekje van de VVD. Al in de jaren zeventig, in de tijd van de grote polarisatie tussen ‘links’ en ‘rechts’, pleitte Wiegel voor een nationaal kabinet; iedereen verklaarde de man voor gek. Maar de VVD wil altijd regeren, het dondert niet met wie, zolang er maar op de tent wordt gepast. Ook straks met Wilders, al zal het dan niet structureel zijn.

Geen ideologische scherpslijpers dus bij de VVD, zoals je die bij links aantreft; je zou zeggen dat ze hun principes makkelijk opzij zetten als er een beroep op hen wordt gedaan – maar het belangrijkste principe is nu juist het idee dat het land geleid moet worden, dat de rekeningen worden betaald, dat we veilig zijn en dat er geld wordt verdiend. Als aan die basisvoorwaarden is voldaan, is de VVD’er tevreden en wil hij over de rest wel een borrel drinken. Ja, het is heel zielig die dieren allemaal, maar er is ook een economisch plaatje… En zo kan je het hele rijtje af, van discriminatie en het slavernijverleden tot het milieu, en óók van de islam en de Nederlandse identiteit: het zal de VVD uiteindelijk allemaal een zorg zijn. De standpunten die ze erover innemen zijn altijd gematigd, want het zijn geen echte problemen. Dat maakt de VVD tot de meest plooibare partij. Je kunt altijd zaken met ze doen. ’t Zijn ondernemers, ook in de politiek.

De downside: met de VVD aan het roer ben je je leven niet zeker: als mens niet, als dier niet, als aarde niet. De hele boel gaat naar de sodemieter zolang er geld verdiend kan worden. Als het goed met je gaat zijn VVD’ers joviale mensen, hartelijk, gul, enthousiasmerend. Maar als het wat minder gaat, weten ze zich eigenlijk geen houding te geven. Ze lachen – uit verlegenheid? Om de zon weer te laten schijnen? Hoe dan ook moet je het zelf oplossen… De VVD is er voor mensen die in goeden doen zijn. Alles wat lijdt, gebrek heeft, onderdrukt wordt, misbruikt, de aarde die vraagt om duurzaamheid en mededogen: bij de VVD geven ze niet thuis. Stem ze weg. (9 maart)

Negatief stemadvies 3: D’66

Stembiljet Minnesota

Van Jan Terlouw herinner ik me ik de titel van een terugblik op zijn carrière: ‘Naar 17 zetels en terug’. Op dit moment staat D’66 met 18-20 zetels weer op dat niveau, maar verder heeft de partij het tij niet mee. Want alle voorstellen om een directe democratie tot stand te brengen en zo de befaamde kloof tussen burger en politiek te dichten, staan momenteel in een kwade reuk. De instituties moesten worden ontmanteld – maar er is tegenwoordig een partij die dat veel voortvarender aanpakt. Het referendum is een middel geworden om obstructie te plegen en de politiek te gijzelen, in plaats van een manier om het mandaat voor beleidsbeslissingen te vergroten. De volksraadpleging is volledig doorgeslagen; je kunt tegenwoordig met geen organisatie meer contact hebben of een minuut later valt een uitnodiging voor een tevredenheidsonderzoek in je mailbox. Bussen rijden rond met het opschrift ‘SORRY, GEEN DIENST’, want de burger mocht eens boos worden. In Amerika hebben ze allang voor elkaar wat D’66 wil: van de president tot de sheriff en het plaatselijke schoolhoofd: ze worden allemaal rechtstreeks gekozen. Maar dat is helemaal niet wat Wilders wil. Die houdt niet van plucheplakkers en nepparlementen.

Veel van de uitgangspunten van D’66 vind je ook terug bij de Partij voor de Dieren: geestelijke vrijheid, persoonlijke ontwikkeling, duurzaamheid, een alternatief voor het verlammende denken in links-rechtstegenstellingen. Maar de tendens tot ontmanteling gaat verder dan alleen de democratische structuren. Voor een D’66’er behoort het leven niet toe aan God, noch speelt het een rol in een of ander ‘grand récit’. Hij staat contextloos als een ding tussen andere dingen. Daardoor is hij alleen aan zichzelf verantwoording verschuldigd over wat hij met zijn leven en zijn lichaam doet. Vervolgens kan de overheid, die tenslotte in een exclusieve relatie tot haar burgers staat, op onderdelen daarvan een beroep doen. En zo kan de meest liberale wetgeving op het gebied van euthanasie, abortus, de donorregistratie en nu die van het ‘voltooide leven’ op de warme steun van D’66 rekenen. Alles, van je nieren tot het leven van je kind te grabbel, want het is toch zeker van jou?

D’66 ziet de politiek niet als middel maar als object. Politiek bedrijf je vanuit een bepaald belang of engagement, maar bij D’66 is de politiek een waarde op zichzelf geworden, zonder achterliggend belang. En dus is er geen engagement, laat staan solidariteit bij D’66, met geen enkele groepering, ook niet met de burger, want die heeft zich uitgeleverd aan de overheid met wie hij nagenoeg samenvalt. Maar als elk verband ontbreekt, als alles wordt gekwantificeerd, wat is dan het motief om überhaupt te leven? Is dat niet de achtergrond van al die vrijzinnige voorstellen: een nihilistisch, leeg, doods universum? Waar haal je nog de motivatie vandaan om je ergens voor in te zetten? Hoe kun je nog stem geven aan wat geen stem heeft?

Toch lijkt van enige paniek door het wegvallen van een zingevend principe geen sprake. D’66’ers zijn geen existentialisten, laat staan nihilisten, hooguit een beetje postmodern. Ze staan met vertrouwen in de wereld en hebben een optimistische kijk op de mens en hoe die door onderwijs zichzelf kan ontplooien in een duurzame wereld. Voor zo’n menstype kun je de democratische bevoegdheden wel vergroten, die zullen je Europa niet uit stemmen. De Bildung waar het socialisme naar streeft, is bij hen al voltooid. En misschien dat vanuit dat verantwoordelijkheidsbesef ook iets van zorg ontstaat voor de aarde en voor het leven daarop. Maar het blijft een rare figuur om politiek te bedrijven vanuit ideeën over die politiek zelf, in plaats vanuit een engagement met een bepaald streven dat je in het parlement zou willen vertegenwoordigen. Bij D’66 ontbreekt elk idee van verbondenheid, om het met Lucebert te zeggen: het is een ‘rondtasten in de middaghitte’. (10 maart)

Negatief stemadvies 4: PvdA

In het algemeen heb ik wel waardering voor partijen en mensen die zich niet terugtrekken op het eigen gelijk, maar de arena opzoeken en daar door schade en schande wijzer worden. In dat opzicht speelt de Partij voor de Dieren wel een gemakkelijke wedstrijd, net als de PSP destijds, waarvan ze de compromisloosheid heeft overgenomen (trouwens ook het pacifisme). Mensen die PvdA stemmen hebben doorgaans weinig waardering voor de PvdD, omdat de manier van politiek bedrijven volgens hen eigenlijk niet in het parlement thuishoort. Het is geen ‘echte’ politiek in hun ogen, maar actievoeren. Nu kun je in het parlement natuurlijk ook actievoeren, en met succes, maar deze opvatting is tekenend voor de PvdA en is mede oorzaak van de tragische, hoe zeg je dat, werdegang van deze partij. Ze wil links zijn, maar ook regeren. Ze wil gelijk hebben, maar het ook krijgen. En als ze tussen die twee moet kiezen, kiest ze het krijgen, onder inlevering van het gelijk.

Alleen bij de vorming van het tweede kabinet Den Uyl, dat er niet kwam, ging het nog de andere kant op, al had dat meer met arrogantie dan met gelijk krijgen te maken. Dat ‘rechts’ er met de buit – tien zetels winst, om niet – vandoor ging, is voor de partij een trauma vergelijkbaar met de verloren finale van 1974 tegen Duitsland. ‘Zijn we er dan toch ingetuind?’ hoor ik Herman Kuiphoff zeggen, en dan zie ik de foto van Van Agt en Wiegel in restaurant Le Bistroquet.

Van Agt en Wiegel in Le Bistroquet

Allicht is dat de reden voor Koks fatale besluit om de ideologische veren af te schudden – nooit meer zouden principes de PvdA afhouden van regeringsdeelname. Nu vind ik dat je je in het leven inderdaad niet door principes moet laten tegenhouden, maar een politieke partij leeft nu eenmaal van principes, van ideologie en engagement. Met Kok vervreemdde de PvdA zich van zijn eigen achterban en die vertrouwensbreuk duurt tot op de huidige dag. De partij produceerde steeds meer succesverhalen van haar eigen volksverheffingsideaal: types à la Plasterk die je eerder bij D’66 of de VVD zou verwachten, en steeds minder ’typen Jan Wouters’ om de voetbalmetafoor nog even vol te houden: mensen als Jan Schaeffer en (de verder volkomen verwerpelijke) Marcel van Dam.

Enfin. Hoe nu verder? De partij wordt gestraft voor haar jongste sellout, het monsterverbond met de aartsopponent van de afgelopen vier jaar. De rol van de partij als breed links front tegen rechts wordt deze verkiezingen vervuld door Jesse en zijn ‘Yes, we can’ dromende aanhang. Voor dieren en het milieu heeft de PvdA nooit bijzondere aandacht gehad, ze stemde voor de hobbyjacht en in de Eerste Kamer tegen een verbod op onverdoofde slacht. Ze houdt vast aan economische groei en het BBP als graadmeters voor onze welvaart.

Ze komen er wel weer bovenop, want dat is de aard van het beestje. Maar voorlopig gun ik ze een jaar of tien een zetel of tien. (11 maart)

Negatief stemadvies 5: GroenLinks

Of moet ik zeggen: Jesse Klaver? Vier jaar geleden, onder Jolanda Sap, stond de partij in de peilingen zelfs onder de Partij voor de Dieren. Uiteindelijk kregen ze er vier en nu staan ze op zestien, even veel als de SP en vier meer dan de PvdA. Bij elkaar zijn dat 44 zetels, een aantal dat de PvdA vroeger in haar eentje haalde. Het linkse blok verandert niet erg in omvang, het is alleen wat verbrokkelder, en dat ligt vooral aan de PvdA zelf en aan de keuze voor de VVD.

Dat er dan stemmen naar de SP gaan is geen raadsel – een ander deel gaat trouwens naar Wilders, wat ook geen raadsel is – maar er is bij links zonder meer een sterk verlangen naar vertaling van het gedachtegoed in beleid, misschien niet met de VVD – hoewel Klaver die partij niet uitsluit – maar dan toch met het CDA en eventueel ook met de CU erbij. Als ik ze zo opnoem denk ik aan de woorden van Marianne Thieme: ‘Alle partijen lijken op D’66’. Inderdaad, compromisme viert hoogtij. De enige echte erfgenaam van de PSP en van wat Ter Braak noemde ‘de geest die niet wil transigeren’ (en trouwens ook van hun pacifisme) is de Partij voor de Dieren. Maar je mag pas mee aan tafel zitten als je bereid bent je standpunten in te leveren voor het hogere doel: het land besturen. Aan de knoppen zitten. En juist vanuit die onlinkse behoefte is GroenLinks ontstaan: PSP, CPN, PPR, EVP – stuk voor stuk radicale partijen met uitgesproken opvattingen – poetsten de onderlinge verschillen zomaar weg en bundelden de krachten. Die bereidheid om afstand te doen van eigen standpunten zit dus in het dna van de partij; het is haar geboorterecht. Het partijprogramma is links genoeg, zij het niet heel diervriendelijk, maar de standpunten dienen vooral als ideologisch kapitaal dat bij onderhandelingen als wisselgeld kan worden ingezet.

Het is dan ook geen wonder dat juist deze partij een figuur produceert als Jesse Klaver. Hij is het toonbeeld van de carrièrepoliticus met maar één doel voor ogen: premier worden. Ik denk niet dat hij het deze ronde wordt, maar hij is er getalenteerd genoeg voor en ook schaamteloos genoeg; hij zou in elke organisatie boven komen drijven. Aan hem de komende vier jaar de taak om leiding te geven aan de stem van de linkse kiezer – maar die moet dan wel beseffen dat geen enkel standpunt veilig is. Want Jesse ziet de partij niet als middel om politiek mee te bedrijven, maar als platform voor eigen geluk. GroenLinks is de pervertering van elk idealisme, van elke bereidheid om voor je idealen een prijs te betalen. Onder hem wordt GroenLinks een brede volkspartij – tot aan de volgende verkiezingen, wanneer ze weer terugvallen naar een zetel of vier. Ik kan er nauwelijks op wachten. (12 maart)

Negatief stemadvies 6: Socialistische Partij

Stem tegen verkiezingsaffiche

De Socialistische Partij kwam in 1994 met twee zetels voor het eerst in de Tweede Kamer, en dat lijkt me geen toeval: een paar jaar na de oprichting van GroenLinks en in hetzelfde jaar waarin de PvdA voor het eerst met de VVD in zee ging. Ook de SP heeft sindsdien ups (25 zetels in 2006) en downs (15 nu) gekend, maar de aanhang is toch stabieler dan die van GroenLinks of van D’66. SP’ers zijn trouw aan de partij, ze vechten voor de partij, ze leveren hun salaris in voor de partij (de bekende afdrachtregeling). Maar dat niet alleen: ze staan ’s ochtends om zeven uur aan de fabriekspoort, ze werken samen met kerken bij voedselbanken, ze helpen ouderen bij het invullen van hun belastingformulieren, enz.

Dit is politiek zoals politiek is bedoeld. Geen vrijblijvend tijdverdrijf voor een elite (GroenLinks) en al helemaal geen verraad aan de eigen achterban (PvdA). Alles wat de SP in de Kamer en op lokaal niveau doet, gebeurt vanuit een besef van de directe en concrete gevolgen van beleidsbeslissingen voor de betrokken burgers. De kloof tussen burger en politiek wordt niet gedicht door de verantwoordelijkheid van mensen voor de politiek te vergroten, zoals D’66 wil, maar door in de politiek voor hen te strijden met middelen die ze zelf niet hebben. Dat is de definitie van solidariteit. En daarin gaat de SP de Partij voor de Dieren voor.

Ook op andere vlakken is er een vergelijkbare mentaliteit: ‘Plan B’ van de PvdD klinkt al haast als ‘Stem tegen’ van de SP – zonder dat ze zich als tegenpartij van de politiek afkeren. Wel vinden ze het uitdagen van de macht belangrijker dan aan de macht zijn. En hoe graag Wilders ook in dezelfde vijver vist, de SP is geen populistische partij. Volgens de oude maoïstische doctrine wil de partij zich ‘als een vis in het water’ onder de mensen begeven, niet om hen te manipuleren en op te jutten, maar om te horen wat de noden zijn.

Het mag duidelijk zijn: wie woensdag op de SP stemt, heeft mijn zegen. Toch is er één belangrijk verschil met de Partij voor de Dieren, en dat is het geringe belang dat de SP hecht aan persoonlijke vrijheid en persoonlijke verantwoordelijkheid. De PvdD beschouwt die als twee van haar vier kernwaarden; bij de SP lijken ze te ontbreken. Het is niet meer als in de begindagen, toen intellectuelen (‘hoofdarbeiders’) werden geacht om ook in de fabriek te werken, maar nog steeds eist de partij je op: je geld, je tijd, je energie. Dan slaat solidariteit door naar een punt waarop je eigen leven er niet meer toe doet en je opgaat in een massa die zich inzet voor de massa, waarin verschillen worden weggewreven en het heel moeilijk wordt voor mensen en dingen om zich te onderscheiden en waarde aan te nemen. Waarde wordt zelf verdacht. Dan verliest het leven kleur en glans en zo ziet mijn utopie er niet uit. (13 maart)

Positief stemadvies: Partij voor de Dieren

Aan het CDA en aan de CU met die beminnelijke Gerd Segers en aan al die andere partijen kom ik niet meer toe, gelukkig ook maar, want het is wel genoeg geweest. Ik wil op de laatste dag voor de verkiezingen eindigen met de Partij voor de Dieren en met de belangrijkste twee bezwaren die mensen ervan weerhouden om op de PvdD te stemmen, ook wanneer die partij bij de verschillende stemwijzers als eerste uit de bus komt.

Het eerste is de naam van de partij. Wie stemt er nou op een partij voor de dieren? Alleen al uit het feit dat de partij bij alle kritiek vasthoudt aan die naam spreekt een weldadige compromisloosheid en weigering om gehoor te geven aan burgelijke kritiek. De partij heeft vertrouwen in haar missie en is niet in ’t minst geneigd om haar verbondenheid met dieren op te geven. Dat heet solidariteit en dat is de basis, de voorwaarde voor elk politiek handelen. De PvdD is niet de Partij voor de Duurzaamheid. De hele wereld is al ‘duurzaam’, met name de kapitalistische. De PvdD is ook geen Partij voor de Aarde of voor de Planeet, want de aarde spreekt wel, maar heeft geen gezicht en geen gevoel. De PvdD is de Partij voor de Dieren, levende wezens die pijn kunnen lijden en angst en stress kunnen ervaren en die worden gemarteld, gedood, geëxploiteerd, uitgeroeid. En die daar niets tegen kunnen uitrichten, tenzij een beweging het voor ze opneemt.

Maar er is meer. De Partij voor de Dieren gaat bij haar oordeelsvorming uit van de gevolgen van beleidsbeslissingen voor dieren – en daarmee voor mensen, het milieu en de aarde. Dat is de kanarie in de kolenmijn. Uit die perspectiefwisseling volgt een hele reeks kritische ideeën; er vindt een radicaal omdenken plaats, wat zorgt voor een creativiteit en speelsheid die je in geen andere partij tegenkomt. Maar de basis is het dier – niet als troetelobject of symbool zoals bij Dion Graus, maar als concreet slachtoffer van ondoordachte beslissingen, en daarmee als conceptueel vertrekpunt. Elke andere naam zou die fundamentele solidariteit – die ten slotte in ons eigen belang is – ondermijnen. De Partij voor de Dieren is dus ook een partij voor mensen, en misschien wel meer dan andere partijen.

Tweede punt: de geloofsovertuiging van Marianne Thieme, Eerste Kamerlid Nico Koffeman en wellicht nog andere partijleden. De mensen die hier moeite mee hebben, moeten zich eerst afvragen: waarom eigenlijk? Wat gaat het me aan? Juist dit valt onder de persoonlijke vrijheid en verantwooordelijkheid die de partij hoog in haar vaandel schrijft. En dan: wees blij dat er een geloof is dat zijn volgelingen kennelijk inspireert om dieren met rust te laten, ipv te staan op onverdoofd slachten.

De PvdD gelooft niet in christelijke politiek. Het is een seculiere partij die neutraal staat in geloofskwesties. Er is een veel groter belang dan de vraag of je het leven ziet als een product van tijd en toeval of van ontwerp. En dat is in hoeverre wij als samenleving aanspraak kunnen maken op het label ‘beschaving’. In hoeverre wat wij denken en vinden überhaupt gezag kan hebben als we de wantoestanden in de bio-industrie toe blijven staan. ‘Het is niet het leven van lang geleden dat ons boeit,’ antwoordde Thieme zelf op de vraag, ‘maar het leven van weerloze wezens dat op dit moment met voeten getreden wordt.’ Het lijkt erop dat wie over die persoonlijke kwestie blijft zeuren eigenlijk een alibi zoekt om de andere kant op te kijken.

Veel wijsheid morgen. (14 maart)

Verkizeingsaffiche PvdD Joost Veerkamp