Over Mondriaan, Compositie III

Piet Mondriaan, Compositie III, olie op doek, 61 x 40 cm, 1927.

Stond vanmiddag even voor deze Mondriaan – niet in het Haags Gemeentemuseum maar in het Stedelijk Museum van Amsterdam – en dacht, Rudi Fuchs indachtig: blijf nou even stáán ipv de bekende elementen even kort na te gaan en weer door te lopen. Wat zíe je nou eigenlijk?

Het eerste wat ik dacht: een groot leeg vierkant, pal in het midden. Dus dat begint al goed: de kunst had in 1927 kennelijk al geen opwekkend verhaal meer te bieden en toonde bij voorbaat haar lege handen. Daaromheen wat smallere vlakken, marges als het ware, die voor mijn gevoel naar links draaien. Ik denk dat dat is omdat de vlakken van boven naar beneden en naar rechts steeds smaller worden; rechts is er zelfs geen marge meer.

Dat die rechthoeken zouden draaien was wel een verrassend idee; ik dacht altijd dat je bij Mondriaan moest kijken naar hoe die vlakken en die primaire kleuren zich ’tot elkaar verhouden’. Dat je dus op zoek moest naar een evenwicht ipv naar beweging. Wil dat zeggen dat ook Mondriaan onder invloed stond van futuristische tendensen?

Nog meer dynamiek: het rode en blauwe vlakje elk keurig in een hoek, maar het gele niet. Het zou inderdaad lelijk zijn geweest als dat naar die onderste hoek links was gezakt. Dan had het blauwe vlak omhoog moeten komen om de symmetrie te doorbreken, maar rechts is geen marge. Dus: boven een brede balk met twee vlakken, links vier vlakken iets minder breed, onder drie vlakken met een klein blauw hoekje als afsluiting. Rechts iets waar we waarschijnlijk niet over mogen praten.

Mooi dingetje.

PS Eerder keek ik naar deze Mondriaan.

Mondriaan, Compositie II

Laatst was er een schilderij van Mondriaan dat al jaren op zijn kop bleek te hangen, en waarvan het museum in kwestie ten slotte had gezegd dat het zo maar moest blijven. Met dit schilderij, Compositie nr II uit 1930 dat gisteren werd verkocht, is zo’n vergissing minder waarschijnlijk. Het rode veld steunt echt op de witte en gekleurde vlakken eronder; draai je het drie keer een kwartslag, dan lijken het telkens frivole toevoegingen, en dat kan niet de bedoeling zijn; frivool is wel het laatste wat je van Mondriaan kunt zeggen. (De Victory Boogie Woogie is niet frivool, maar druk, vrolijk, geagiteerd).

Toch kun je ook in deze stand je afvragen wat die kleinere velden of blokken toevoegen. De beeldverhouding van het rode vlak is dezelfde als die van het hele schilderij. In wezen zou de voorstelling om het rood heen afgekapt kunnen worden; de ‘hoofdboodschap’ zou dan hetzelfde zijn, een stuk minder interessant natuurlijk, nogal in-your-face ook, maar het schilderij lijkt die vergelijking tussen het rode vlak en het schilderij zelf als zodanig te maken. Ook het blauwe vlak neigt naar dezelfde beeldverhouding, maar dan gespiegeld ten opzichte van het rode. Zo kun je een trapsgewijze ontwikkeling voorstellen die begint vanuit het blauwe vlak, dan naar het rode en ten slotte naar het hele schilderij. Maar er is veel meer aan de hand nog.

Het schilderij is vierkant en dat wil het weten ook. Het is te compact voor een landschap: de omlijsting (bomen, gebouwen, water, grasland) is dan te dik. Zie je het als een portret, dan wordt het weer erg plomp, dik in het gezicht en in het haar, de nek en/of kraag. De vlakverdeling voegt zich echt naar het vierkant. Zo, in deze vorm, is het compact noch plomp; het rood is mooi strak en de blokken eromheen zijn stevig maar net slank genoeg.

De twee witte blokken links zijn met een dikke zwarte streep van elkaar gescheiden. Het is de dikste streep op het doek; hij bevindt zich net boven het midden van het rode vlak, waardoor dat nog iets wordt opgetild. Het onderste brede blok is niet verdeeld, maar lijkt zichzelf naar de rand toe toch teveel te worden en splist zich in de twee kleine blokjes, als een rivier die in een delta uitmondt. Pas daar heeft het geel zijn plek gevonden, haast bij wijze van formaliteit, omdat het nu eenmaal niet gemist kan worden. Hoewel? Misschien kijk ik toch niet helemaal goed.

Want nu zie ik ineens een veel sprekender verhouding: die van de twee blokjes rechtsonder tot de twee witte blokken links. Ze verhouden zich op dezelfde manier tot elkaar als het blauwe vlak tot het rode; zo kruisen beide diagonalen elkaar. Het vlak dat in die vergelijking overblijft is het onderste, brede blok, dat in deze voorstelling dan echt dienst doet als basis, sokkel. Maar ook dat verhoudt zich weer tot die andere drager, het schilderij zelf.

Ik vind het wel wat hebben!

PS Zie elders op de site ook deze Mondriaan.