De boerka van Buster Keaton
Over het recht om niet gezien te worden De Eerste Kamer heeft gisteren ingestemd met het boerkaverbod. In De Volkskrant wordt Henk ten Hoeve van de Onafhankelijke Senaatsfractie als volgt geciteerd: ‘Deze wet zal in de praktijk niet heel veel veranderen, maar geeft toch als boodschap dat deze vorm van de islam in onze maatschappij eigenlijk niet past, omdat hij daar ontregelend werkt.’ 1 Maar begint de ontregeling niet pas door dit verbod in te stellen? Als het om 400 vrouwen gaat, hoe ontregelend is dat dan? Toch hoorde de partij waar ik meestal op stem, de Partij voor de Dieren, ook bij de voorstemmers. Gevraagd naar hun motivatie ontving ik dit antwoord: ‘De Partij voor de Dieren heeft bij het deelverbod op gezichtsbedekkende kleding in onderwijs- en zorginstellingen, overheidsgebouwen en in openbaar vervoer een afweging gemaakt tussen verschillende vrijheden. De vrijheid van vrouwen om een boerka te dragen, de vrijheid van niet-boerkadragers om in het maatschappelijk verkeer het gezicht te kunnen onderscheiden van andere deelnemers in het maatschappelijk verkeer en de vrijheid voor vrouwen zich te ontworstelen aan knellende kledingvoorschriften en daarbij de steun voelen van de wetgever. Als emancipatiebeweging zien we de boerka eerder als symbool van onderdrukking, …