Over het recht om niet gezien te worden
De Eerste Kamer heeft gisteren ingestemd met het boerkaverbod. In De Volkskrant wordt Henk ten Hoeve van de Onafhankelijke Senaatsfractie als volgt geciteerd:
Maar begint de ontregeling niet pas door dit verbod in te stellen? Als het om 400 vrouwen gaat, hoe ontregelend is dat dan?
Toch hoorde de partij waar ik meestal op stem, de Partij voor de Dieren, ook bij de voorstemmers. Gevraagd naar hun motivatie ontving ik dit antwoord:
‘De Partij voor de Dieren heeft bij het deelverbod op gezichtsbedekkende kleding in onderwijs- en zorginstellingen, overheidsgebouwen en in openbaar vervoer een afweging gemaakt tussen verschillende vrijheden. De vrijheid van vrouwen om een boerka te dragen, de vrijheid van niet-boerkadragers om in het maatschappelijk verkeer het gezicht te kunnen onderscheiden van andere deelnemers in het maatschappelijk verkeer en de vrijheid voor vrouwen zich te ontworstelen aan knellende kledingvoorschriften en daarbij de steun voelen van de wetgever.
Als emancipatiebeweging zien we de boerka eerder als symbool van onderdrukking, dan als signaal van vrije keuze.
We weten dat het onderwerp van verschillende invalshoeken bezien kan worden, dat hebben we naar eer en geweten gedaan. Met open vizier, in alle opzichten. We weten dat er partijen zijn die andere, soms onzuivere, motieven hebben voor een dergelijk verbod, we hebben ons daardoor niet laten leiden.
Vrijheid is een groot goed, maar slechts tot waar het de vrijheid van anderen inperkt. Dat heeft voor ons de doorslag gegeven in onze afweging. Ik hoop dat deze uitleg uw vraag in voldoende mate beantwoordt, dank voor de maatschappelijke betrokkenheid die spreekt uit uw vraag. Die delen we als partij die staat voor solidariteit, vrijheid en emancipatie.’
Als ik het zo lees, is het belangrijkste argument dat de boerka een symbool van onderdrukking is en dat daar wat aan gedaan moet worden. Daarnaast het recht van anderen om het gezicht te kunnen onderscheiden. De rest is in meer of mindere mate retoriek, met de woordgrap ‘met open vizier’ wat mij betreft als minder geslaagd punctum.
Ik begrijp natuurlijk dat er twee waarden tegenover elkaar staan die allebei van belang zijn voor de PvdD: enerzijds vrouwenemancipatie (als exponent van bevrijding van onderdrukte klassen in het algemeen) anderzijds persoonlijke vrijheid en verantwoordelijkheid, vaak genoemd als kernwaarden van de partij. En ik zie de analogie met de discussie over onverdoofd slachten, waar religieuze vrijheid moet stoppen waar het leed van dieren begint.
Alleen zijn de draagsters van boerka’s geen dieren. Wij kunnen hun strijd ondersteunen, maar niet voor of namens hen voeren; dat is het verschil. Zij moeten het in laatste instantie zelf doen, en ik vind dat de overheid daar niet in moet ingrijpen. De vrijheid zou hen dan gegeven zijn in plaats van zelf bevochten. Ze worden nu gemangeld tussen de eis van hun geloof en die van het land waar ze wonen. Wat de vrouwen zelf willen weten we niet en het wordt ze niet gevraagd. Er wordt voor hen gedacht.
En intussen stelt de overheid met dit verbod ook nog de eis om jezelf kenbaar te maken aan de wereld. Je mag niet onderdrukt worden, maar men heeft wel het recht om te weten wie je bent.
Ik vind dat het een grondrecht is, of zou moeten zijn, om niet door anderen bekeken te worden. Wie je bent is een privékwestie. Dat wist ook Buster Keaton in Samuel Becketts Film:
Eerder schreef ik over de boerkini.
- De Volkskrant, 25 juni 2018. ↩