De grote weigering

Omslag

Marian Donner 1 en De grote weigering: dat lijkt op Bartleby (“I would prefer not to”), die ook één keer wordt genoemd, maar het gaat verder. Het boekje roept op tot verzet, en door te weigeren nog langer mee te doen, steek je vanzelf een spaak in het wiel.

Het boekje is een verademing om te lezen, zeker in het huidige klimaat. Nee zeggen, niet tegen de wereld, maar tegen de krachten die de wereld om zeep helpen. Hoe is dat mogelijk, hoe kan dat gebeuren? Volgens Herbert Marcuse, die door Donner onder het stof vandaan wordt gehaald (enkele bladzijden uit diens De eendimensionale mens (1964) zijn achterin opgenomen) doordat te weinig mensen de irrationaliteit inzien van ons zogenaamd rationele handelen.

‘In essentie’, zegt Donner, ‘draait alles om productie en consumptie. En het enige doel daarbij is groei. Het moet almaar efficiënter, almaar sneller en meer.
Dat is wat we vooruitgang zijn gaan noemen, meer groei en meer efficiëntie, en dat is ook waar onze moderne, westerse opvatting van rationaliteit op rust. Wat wij als rationeel beschouwen is wat in data uitgedrukt kan worden, in cijfers, waarna die cijfers verbeterd moeten worden. Het is een technologische rationaliteit waar wetenschap, politiek, media en het bedrijfsleven zich allemaal schikken. Maar daarmee is volgens Marcuse een (westerse) samenleving ontstaan die zelf ten diepste irrationeel is.

Hij schrijft: “Het samengaan van een stijgende productiviteit met een stijgende kans op vernietiging, het balanceren boven de afgrond der complete uitroeiing, de algehele overgave van eigen denken, hopen en vrezen aan de beslissingen van de heersende machten, het laten voortbestaan van een bittere armoede naast een rijkdom zonder weerga, dit alles vormt ook voor de volstrekt onpartijdige beschouwer een akte van beschuldiging – ook al is dit slechts een bijproduct van deze samenleving en niet haar ‘raison d’être’: haar overweldigende rationaliteit, die doelmatigheid en groei bevordert, is zelf irrationeel.”‘

Nu in de winkel.


  1. Dochter van J.H. Donner, mede-Mulisch-exegeet over wie mijn vader schreef in De kunst van het falen, p. 68 e.v.