Met mijn zus en jazzmaatje Andrea naar het North Sea Jazz Festival. We gingen voor onze held John Scofield, die dit keer – op de kop af veertig jaar nadat we hem voor het eerst zagen in de band van Miles Davis – aantrad in duoformatie met bassist Dave Holland, een andere levende legende.
Het gebrek aan begeleiding werd met veel virtuositeit gecompenseerd, maar dat gaat toch snel vervelen. Ik dacht aan de regels ‘Daarom streeft niet de meester maar geeft / meesterschap aan de onmacht’ maar bedoelde Lucebert daarmee niet dat je fouten niet uit de weg moet gaan als je wilt slagen, dat je de eenvoud opzoekt en in simpele gebaren je grootheid laat zien? Scofield en Holland leken meer Goethe’s ‘In de beperking toont zich de meester’ voor ogen te hebben gehad.
Nee, dan het Ancient Infinity Orchestra, een dertienkoppige formatie inclusief harp, viool, cello, zang en twee contrabassen. De band deed zijn naar Leopold zwemende naam eer aan met bezielde muziek in het idioom van Alice Coltrane, Pharoah Sanders etq. maar ook hier liet het gebrek aan een stevige ritmesectie zich voelen. Infinity komt dan in eternity te verkeren, en dat is de bedoeling niet.
Veel meer aan onze trekken kwamen we in een achterafzaaltje bij het Philipp Rüttgers Trio, een formatie die uitsluitend uit een ritmesectie bestaat, met de naamgever op piano, Thomas Pol op bas en Sun-Mi Hong op drums. Ze speelden eigen composities waarvan de inkt soms maar net droog was. De geest van instant composition, van Charles Mingus met name, bloeide erdoor op: samen ergens aan beginnen en zien waar je uitkomt. Het resultaat was een avontuur waarvan de goede afloop werd gewaarborgd door voortdurend onderling contact, waar het publiek vanzelf aan deelnam. Actieve betrokkenheid dus, ipv je door vertoon van meesterschap te laten intimideren.
Als laatste de band van Joshua Redman, een begenadigd saxofonist die met een zangeres een aantal bekende tunes uit het poprepertoire bracht. De zang en de melodieën fungeren hierbij als een soort repoussoir, een handreiking aan het publiek om de overstap naar het wilde avontuur van de jazz te maken. Maar in de praktijk wordt de muziek een vehikel voor solo’s van de opeenvolgende instrumentalisten, in het bijzonder Redman zelf. Het is heel knap en heel goed, maar spannende of avontuurlijke muziek levert het niet op: het is jazz zoals jazz moet zijn, precies het tegendeel van wat jazz kan zijn.
Conclusie na deze lange dag: de ware geest van de jazz ademt misschien alleen in de kleine zaaltjes. Nochtans lieten we ons de decadente lekkernijen van het festival goed smaken. Tot volgend jaar!
Zo was het! NSJ is een fantastisch festival, een divers festival met idem publiek. Op naar volgend jaar!