Een neef waar nooit iemand uitstapt

Omslag bundel 'Je ziet hier iedereen voorbijkomen' van Hans Kloos


Kom hier niet kuieren.
Niet stoppen.
Rij door.

Met deze drie regels opent de nieuwe bundel Je ziet hier iedereen voorbijkomen – De Westerparkse gedichten van Hans Kloos (1960). Hierin heeft Kloos de gedichten bijeengebracht die hij de afgelopen vier jaar als ‘stadsdeeldichter’ van het Amsterdamse Westerpark heeft geschreven. Die functie ontstond als parodie op de hausse aan stadsdichters van de laatste jaren, maar Kloos heeft altijd een bijzondere gevoeligheid voor locaties en plekken tentoongespreid; zelden sloot de functie beter op de natuurlijke aanleg van een dichter aan dan in zijn geval.

Elk gedicht in de bundel is naar een straat, plein of plantsoen in het Westerpark vernoemd, en op een meegeleverde cd kan de lezer daadwerkelijk via een op Google Maps lijkende interface van gedicht tot gedicht door de buurt wandelen. De drie regels van hierboven zijn dus expliciet gericht aan de lezer als bezoeker van het stadsdeel. Daardoor worden ze voor tweeërlei uitleg vatbaar. Want wie gevraagd wordt niet stil te blijven staan, moet doorlezen of doorklikken, en zo kun je voor ‘Rij door’ dus ook ‘Lees door’ of ‘Klik door’ lezen.

In een voorwoord vertelt Kloos dat ‘de diversiteit van de plekken tot steeds andere vormen [heeft] geleid. Zelfs hoofdlettergebruik en interpunctie richten zich naar plek en gedicht en niet naar één vaste regel’. Door al die verschillende vormen wordt het vrijwel onmogelijk om je met een ervan te identificeren, maar dat hoeft ook helemaal niet van deze dichter. Hij torent niet op romantisch-humanistische wijze boven zijn lezers uit, maar biedt hen een staalkaart van vormen waaruit ze zelf kunnen kiezen. Dat laat de mogelijkheid weliswaar open dat men ze allemaal kiest, en zich dan toch aan deze dichter laat binden. 1

Het lezen van Kloos’ bundel levert zo een ervaring op die wel lijkt op de manier waarop we zappend en klikkend via radio, tv en vooral het internet door allerlei informatiebronnen onze weg (een goed heenkomen) zoeken. Die ervaring wordt nog versterkt door de cd, waarop de gedichten, veelal voorzien van geluid- en beeldanimaties, ook aan het oor en het oog worden aangeboden. Want ook de literatuur laat zich tegenwoordig aan allerlei verschillende media koppelen. Lezen gebeurt niet langer met een boekje in een hoekje: dat boekje is de laptop, de e-reader of de mobiele telefoon geworden, en het hoekje de wijde wereld, waarin e-mails, sms-berichten, blogposts en berichten van Facebook en Twitter thuis en onderweg voortdurend de aandacht opeisen.

De “allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie” van Kloos’ beroemde naamgenoot (geen familie) is kortom opgegaan in een maalstroom van tekst, beeld en geluid waarin alleen Google nog orde lijkt te kunnen scheppen. Ze verschijnen nog wel, bundels waarin het hoogsteigen ik van de dichter tot vreugde der eeuwigheid mag verstenen, maar geen dichter mag nog op exclusieve aandacht rekenen: zijn poëzie kan zich alleen nog voegen in de veel grotere tekst die lezers dagelijks uit allerlei informatiebronnen aan elkaar rijgen. In zo’n eclectische, op zoekresultaten gebaseerde tijd blijft de dichter weinig anders over dan om zelf homo google te worden, ofwel een ‘leverancier van mogelijkheden’, zoals Kloos zichzelf in zijn vorige bundel zoekresultaten (2007) omschreef.

Daarin staat hij niet alleen. De zogenaamde flarf-poëzie die sinds enkele jaren in de VS, maar ook in Nederland door een aantal dichters wordt beoefend, berust expliciet op dit procedé. Hun poëzie is vaak opgebouwd uit rechtstreeks door Google gegenereerde tekstelementen. Dat het resultaat daardoor vaak ongerijmd en onpersoonlijk aandoet, wordt door hen veelal voor lief genomen: het is aan de lezer om eruit te halen wat er in zit.

Nu zijn Kloos’ gedichten lang zo ongerijmd niet, maar juist vrij goed verstaanbaar, soms op het anekdotische af. Hij volgt dan ook wel de veronderstellingen van flarf, maar niet de bijbehorende procedés. ‘Luister als je last hebt/ van de buren/ naar het rommelen van je maag’ schrijft hij in deze bundel: een duidelijk bewijs dat hij niet vanuit een ivoren toren dicht, maar zichzelf evenmin in de menigte verliest. In plaats van zich in de wereld te projecteren, zoals in de poëzie vanaf Tachtig is gedaan, laat hij de werkelijkheid in zijn gedichten tot spreken komen, zonder dat die werkelijkheid de opbouw van zijn poëzie verstoort en er de vorm van gaat bepalen. In een tijd waarin iedereen via het internet toch al aan het woord komt, is het niet nodig om de taal van de menigte te spreken, maar gaat het erom die taal een vorm te geven waarin ook de dichter zich kan uitdrukken. Geen populisme dus, maar een vorm waar de lezer zich toe moet zien te verhouden, in plaats van er eenvoudig mee samen te vallen. Ook dat is kiezen.

Wanneer die omwerking van algemene taal tot eigen, aan de locatie gebonden taal heeft plaatsgevonden, kunnen de gedichten ook weer aan de menigte worden teruggegeven. Op de meegeleverde cd bij deze overigens zeer goedkoop geprijsde bundel worden de gedichten gelezen door bewoners, oud-bewoners en passanten, onder wie een anonieme parkbezoeker, een pontschipper, een beheerder van een begraafplaats, enkele collega-dichters en anderen die allemaal op een of andere manier aan het Westerpark verbonden zijn. Ieder van hen kreeg van Kloos een apart, ‘eigen’ gedicht te lezen, met zoals gezegd een steeds wisselende vorm. In dat opzicht volgt Kloos hetzelfde spoor als Arjen Duinker, die in zijn laatste bundel Buurtkinderen – een in dit verband veelzeggende titel – eveneens verschillende registers bespeelde. Beiden vervangen het 19e eeuwse humanisme met zijn Bildungsideaal door de kaart van een buurt, een plattegrond die demonteerbaar is en in- en uitgangen kent. Het resultaat is evengoed een soort biografie, maar dan van een gemeenschap.

Zelf leent Kloos zijn stem aan het laatste gedicht uit de bundel, tevens het titelgedicht, waarin niet een mens, maar een bushokje aan het woord wordt gelaten. Daaruit de laatste strofen:

ik heb een keer gedroomd
dat ik midden op straat stond
en iedereen dwars door me heen reed

de volgende dag
was ik tijdelijk opgeheven
wegens wegwerkzaamheden

dat moeten ze niet te vaak doen
dat is niet goed
voor het zelfvertrouwen van een bushalte

ik heb een neef
waar nooit iemand uitstapt

Hans Kloos bedrijft geen maatschappijkritiek en ook geen lyriek, tenzij men het ‘lyrische ik’ van de dichter opvat als het punt waarop het sociale en het persoonlijke samenkomen. Uit deze regels blijkt hoe menselijk dit soort poëzie, die voorbij het menselijke gaat, kan zijn.

—o0o—

Hans Kloos, Je ziet hier iedereen voorbijkomen – De Westerparkse gedichten
Uitgeverij De Contrabas, Utrecht, 2010
48 blz., met cd-rom, €12,50
ISBN 978 90 794 3232 5
De bundel op de website van Hans Kloos

—o0o—

Post scriptum: Als laatste afstammeling van Hugo de Groot mocht ik voor de cd het gedicht Van Houweningenstraat – naar Elsje van Houweningen, de dienstmeid die Grotius uit Loevestein hielp ontsnappen – inspreken:

Over Hans Kloos schreef ik in 2007 uitgebreid – en met behulp van Bert Schierbeek en Gilles Deleuze – in de honderdste aflevering van de Klassiekers-reeks onder redactie van Joop Leibbrand.


  1. Vergelijk van F. van Dixhoorn: ‘Kiest u maar / en dan kiest u / natuurlijk / alle zestien’.

3 gedachten over “Een neef waar nooit iemand uitstapt”

  1. Heel leuk idee van Kloos om me het te laten inspreken. Had wel een paar takes nodig om de meeste dramatiek uit mijn stem te verwijderen, maar Elsje heeft het overleefd! :)

    En die gele bollen, ach die staan zo vrolijk!

    Beantwoorden

Plaats een reactie