Het mondmasker: het werkt niet, het doet niets, behalve het ‘enige zichtbare deel van het skelet’ (Mulisch) aan het oog onttrekken door dit vignet van onze collectieve paranoia. Maar nu ik er in publieke ruimtes een aantal weken gedwongen mee heb rondgelopen, zie ik ook de voordelen ervan. In winkels, in het openbaar vervoer, bij de huisarts hoef ik niet meer vriendelijk te glimlachen als ik daar geen zin in heb; ik kan mezelf zijn. Zo heft de ene sociale verplichting de andere op.
Het mondmasker geeft ons onze eerlijkheid terug, waar de Ander beslag op had gelegd. In de omgang tussen mensen wordt eerlijkheid aangemoedigd: wees jezelf, spreek je uit, zeg wat je vindt, lieg niet, hou niets achter. De veronderstelde voordelen: je weet waar je aan toe bent, het schept een veilig klimaat, je kunt op elkaar aan. Door open kaart te spelen dienen we elkaar en de waarheid.
In werkelijkheid eisen we elkaar op: elk moment van de dag staan we in de houding om elkaar een glimlach toe te werpen. Het is het nooit-meer-slapen van wie altijd gelijk moet hebben, omdat de samenleving dat van hem eist: de waarheid te spreken, parrhêsia; en het resultaat is dat mensen bedreven raken in die nietszeggende glimlach, in oneerlijkheid, in valsspelen.
Open kaart spelen is als een concessie: je geeft je bij voorbaat aan elkaar over en spreekt een staakt-het-vuren af, zonder dat de onderlinge krachtsverhoudingen zijn gemeten. Alles wat wordt gezegd en gedaan krijgt een soort hyperreële status, doordat van tevoren is bepaald dat het allemaal geen kwaad kan. Dat geeft misschien een veilig gevoel, maar het kan ook de spanning en opwinding uit verhoudingen halen. Er ontstaat dan een soort postmodern vacuüm, totdat een keer de bom barst omdat men de saaiheid niet langer kan verdragen, of omdat de ander tóch iets achter de hand bleek te houden, waardoor je nu dubbel de klos bent. Nietzsche zou het allicht decadent noemen, dit loslaten van vormen, kenmerkend voor de moraal van een volk waaruit alle spanning is weggelopen en waarin krachtsverhoudingen geen rol meer spelen, omdat alle verschillen zijn weggepoetst.
Met een masker op stuur je een versie van jezelf het speelveld in, en houd je voor de rest je kaarten tegen de borst: de mensen hoeven niet alles van je te weten. Zo blijven de verhoudingen zuiver en houd je jezelf buiten schot. Geen humanistische onderwerping meer aan het anything goes van ‘Ik ben oké, jij bent oké’, die aan alle spelvreugde een eind maakt. Natuurlijk ben je oké, maar wat gaat mij jouw innerlijk aan, – tenzij dat al een masker is? Dragen we niet in elke situatie een ander masker, en is dat geen manier om aan anderen, maar ook aan onszelf te ontsnappen, aan ons ik dat ons gevangen houdt in ons gezicht?
Hoeveel leuker is het niet om niet te weten wie de ander ‘is’, maar om met hem/haar niettemin een relatie aan te gaan, te dansen, te zingen, zoals op de gemaskerde ballen van de rococo? Zoals te zien in de film Amadeus amuseerde Mozart zich kostelijk op zulke avondjes:
Wie de ander is, doet hier niet terzake, identiteit – waar we ons tegenwoordig aan ophangen – speelt geen rol; alleen wat de ander doet, is van belang. In plaats van bij voorbaat te worden goedgekeurd op grond van een identiteit die aan elke rol voorafgaat, krijgen de mensen hier een rol te spelen waarop ze kunnen worden afgerekend: ‘My penalty!’ Het is een wereld waarin je nog kunt mislukken; geen wereld van altijd in de houding staan en nooit meer slapen, omdat mislukken als optie is uitgesloten.
Ten slotte kan deze kunst van het verbergen ook goede diensten doen tegenover wie zich over ons hebben gesteld:
‘Maar nu is het bewijs, dat ik je in vertrouwen neem, dit,’ zegt de paidagogos Cheiron tegen zijn pupil Aktaion in Vestdijks roman Aktaion onder de sterren: ‘Ik wil je niets leren. Maar wat ik je in werkelijkheid leren wil is alleen: te verbergen dat je niets geleerd hebt. Dat is de hoogste wetenschap, die ik een jongeling zoals jij zou weten bij te brengen.’ 1
Straks, na de vaccinatie, kunnen de mondmaskers weer af. Tot die tijd geniet ik nog even van deze pauze in de lach-of-ik-schietshow.
Mooie restyle van jouw huispagina, Rutger. Mooi blog ook! Ik begrijp je overweging. Toch ben ik blij als die krengen afmogen straks, ik voel me er juist heel unheimisch bij dat ik niemand kan ‘lezen’. Voor mij is de hele wereldbevolking getransformeerd tot een boef!
Ha Kaatje,
De politici voorop! 😆
Ja, ben bezig met een nieuw thema, het oude werd niet meer ondersteund zoals dat heet, waardoor de boel ernstig begon te rammelen. Dit ontwerp is maar tijdelijk, moet nog worden gefinetuned, maar ach het gaat tenslotte om het Woord, niet? 😁
Dank voor je reactie!
Boeiend artikel over maskers, maar ook lastig. Ik moest het een paar keer lezen om het goed te begrijpen. Immers er gebeurt een grappige paradox met het opzetten van het bevrijdende mondmasker en het afzetten van het dwingende glimlach-masker. Hoewel het je gezicht verbergt leidt mondmasker op tot een eerlijker houding tav je emoties, zo begreep ik uit je verhaal, Rutger. Terwijl het naakte gezicht te naakt is en daardoor het veinzende glichlachmasker opzet. Dus door te bedekken kun je eerlijker zijn. Te naakt maakt dat we ons gaan beschermen. Terwijl de huidige heersende moraal is: allemaal ons masker af, wees je pure zelf.
Van maskermaker/speler Frans Krom heb ik geleerd dat deze paradox inherent is aan het masker. Een theatermasker is statisch en dwingt je op het toneel tot dat ene karakter. Anders gezegd: je kunt alleen maar die ene karaktertrek zijn: eerlijker kan niet? Of eenduidiger kan niet? Een masker maakt ook herkenbaarheid. Zoals een uniform, zoals een functie maakt dat men weet wat ze van je kunnen verwachten. Een functie draagt. Door je functie wordt je eerder serieus genomen. Maar niet echt gezien, want een mens valt nooit samen met zijn masker/ functie/ uniform. De eenduidigheid is per definitie begrensd en de mens breekt daar per definitie weer uit. Zie daar: de eeuwige paradox tussen mens en zijn maskers.
Ha Annemarie,
Bedankt voor je mooie reactie!
Ja, dat eerste deel, die paradox, is vrij eenvoudig en grappig inderdaad: wil je mijn eerlijke verhaal, dan krijg je mijn gezicht niet te zien, en omgekeerd.
Wat je over het andere deel zegt bracht me op nieuwe ideeën. Nergens zijn we echt onszelf: op straat niet, niet op het werk, niet onder vrienden, thuis niet… Overal zetten we een masker op. ‘Onszelf zijn’ veronderstelt één karakter, één rol, maar als we ons via een masker (en/of een uniform) tot één rol bepalen, doen we onszelf te kort: we zijn zoveel méér dan dat. Of… kunnen we misschien onze eigen veelzijdigheid niet aan, en dragen we niet alleen een masker om onszelf voor anderen te verbergen, maar ook om onszelf als eenheid te presenteren, als mens uit één stuk? Sommige mensen laten zich vrijwillig tot een type reduceren, dmv kledingstukken, tatoeages, enz. Vooral via dat laatste laten ze zich bepalen, definiëren, beschrijven; ze maken zich letterlijk oppervlakkig zodat ze beschreven kunnen worden… Zo’n ‘masker’ ontdoet ons van onze diepte, die als een last wordt ervaren, en waar bovendien niemand zich voor interesseert: wat gaat ons jouw innerlijk aan, wanneer je sociale waarde en positie al van ver kan worden afgelezen? Het masker doet ons dus tekort én het verlost ons van onszelf, maar dat laatste vooral omdat we er in een prestatiemaatschappij niet goed raad mee weten.
Groeten aan Frans!
Rutger
Ja tatoeages. Ook leuk. Je bent er zelf ‘het type’ niet naar om een tatoeage te zetten? ;-)
Het zetten van een tatoeage wordt ook wel gezien en ervaren als een initiatieritueel en is daarmee een identiteit bepalende handeling. Gereduceerd tot een type wordt je m.i. eerder door de omgeving dan door jezelf. Tijd weer voor een etentje denk ik… :-)
Het zetten van een tatoeage is zo definitief! Het ding zelf heeft meer ‘karakter’ (met alle deugden van dien: standvastigheid, betrouwbaarheid) dan ik ooit op zou kunnen brengen. Het leuke van een rol, en daarmee het voordeel van een masker tov een tatoeage, is dat je het weer af kunt zetten.
Goed idee! Ik schakel onze intermediair in. :-)