Foto’s van het werk ‘Labyrinth of Memories’ van Levy van Veluw (1985) dat ik dit weekend in het Singer Museum in Laren zag. Er hangt een overzicht van zijn werk, met ‘grotten, mijnen, lithoteken, kunstkamers, zaalhoge blauwe kristallen, grote dingen waar je in kunt staan, doolhoven en spookhuizen’, volgens de opsomming van Koen Kleijn in De Groene, maar dit is, in de woorden van het museum, het ‘obsessieve en zaalvullende slotstuk’.
‘Wie er binnengaat, verdwijnt’, schreef Kleijn ook, allicht omdat je ten overstaan van de vele koppen veruit in de minderheid bent. Tijdens het traject door het slakkenhuis trekt de wordingsgeschiedenis van die koppen als een film aan je voorbij en zie je hoe het materiaal zich uit amorfe klompen kleibrood ontwikkelt tot een serie identieke koppen, waarin de kunstenaar zichzelf heeft geprojecteerd.
De natuur is hier dus niet aan het werk geweest: dan was uit de eenvormige klompen een oneindige variëteit ontstaan. Herhaling slaat de trom, letterlijk, zoals te horen is in een film waarin op het ritme van een kloppend hart de handen van de kunstenaar bezig zijn met een van de koppen.
Van Veluw geeft wel titels aan zijn werken, maar er hangen geen bordjes met uitleg bij. Hij is allesbehalve een conceptueel kunstenaar: niet het idee staat centraal in zijn kunst, maar de uitvoering ervan, de tijd die erin wordt geïnvesteerd en de toewijding aan het metier. Die laatste is van dien aard dat Van Veluw diep de geschiedenis ervan induikt: aan het begin van het traject staan alleen de kleibroden in de kast, ongedifferentieerd en amorf. Langs de rand zijn aan de boven- en onderkant spiegels aangebracht, zodat de vormen verticaal tot in het oneindige worden vermeerderd. Hierin ligt de clou van het werk: doordat het ene zich niet kan splitsen om zich tot iets anders te verhouden, moet het zichzelf wel herhalen. Als creativiteit de poging is om tot iets nieuws te komen, dan is herhaling de tragische variant daarvan.
In het middenstuk blijkt waar dat toe leidt, wanneer de koppen horizontaal uit de stellage rollen en in grote hopen liggen opgetast, als naamloze slachtoffers van deze verschrikkelijke herhalingsdrift. Door uit het kader te breken neemt de opstelling hier sublieme proporties aan. Pas aan het slot keert het werk terug tot een veilige, beheersbare orde en herkrijgt het esthetische allure, wanneer de koppen hun definitieve gestalte aannemen en opnieuw verticaal tot in het oneindige worden vermenigvuldigd.
Zo ziet orde eruit: alleen de wetenschap dat elke kop individueel is vervaardigd, behoedt ons voor de pessimistische conclusie dat er geen ontsnappen is aan het sjabloon dat ons is opgelegd.
Nog tot 25 augustus.