Abramović en het verduren van de pijn

Om de tentoonstellingsruimte binnen te gaan moest ik me eerst door een geboortekanaal wurmen, geflankeerd door een naakte vrouw en dito man, die zo dicht op elkaar stonden dat je je wel zijwaarts langs hen heen moest werken. Hoe doe je zoiets? Welke kant kies je? Op welke ervaring kun je je beroepen? Zelf gaven ze geen krimp en bleven elkaar onafgebroken aankijken. Wat een prestatie.

Abramović was niet de eerste performancekunstenaar. In minimal art waren ze haar al voorgegaan; Yves Klein rolde naaktmodellen door zijn blauwe verf, Bruce Naumann legde zijn zinloze routines vast op video, Fluxus ontwierp event pieces (‘Schilder met je bloed. (…) Blijf schilderen totdat je sterft’ – Yoko Ono), Chris Burden liet zich in zijn arm schieten.

Maar niemand die het medium zelf aanvatte. Waar was het lichaam toe in staat, wat kon het verdragen, en wat deed het met je psyche en met die van de mensen die je in je spel betrok? ‘How to live the anti-fascist life and endure the pain’ – een kreet van Rosi Braidotti die me te binnen schoot.

Abramović en haar partner Ulay hebben zichzelf en elkaar binnenstebuiten gekeerd. Maar eigenlijk hebben ze niets gedaan dat wij in ons leven niet allemaal doen, alleen dan in sterk gecomprimeerde vorm: ook wij schreeuwen tegen elkaar, botsen tegen elkaar op, raken onontwarbaar in elkaar verstrengeld, slaan elkaar om beurten, dagen elkaar uit en kijken elkaar aan, soms een half of een heel leven lang.

‘Er zijn zoveel verschillende vormen van kunst, maar performance is een van de moeilijkste, de meest immateriële en de meest reële,’ zegt Abramović zelf. Misschien kan het een virtuele kunst worden genoemd, die als een stamcel nog alle kanten op kan. Met dit materiaalonderzoek begint het, maar er is bijna geen kunstenaar die zover terug durft te gaan: ze stoppen op veilige afstand, bij hun verf, hun noten, hun taal. Abramović heeft, zoals zoveel vrouwen, zichzelf gegeven.


Marina Abramović
Stedelijk Museum Amsterdam
16 maart t/m 14 jul 2024