Lucas Hüsgen over Amy Winehouse: een onverwachte combinatie waar ik benieuwd kennis van nam, maar die geen van beiden heeft kunnen verlossen van de sjablonen en clichés die hen aankleven – Winehouse niet van de christelijk-humanistische oordelen die de fascinatie voor en afwijzing van haar bepalen, en Hüsgen niet van de sociaal-politieke obsessies waaraan hij zijn werk dienstbaar maakt. In een betoog van liefst 6400 woorden op de website van nY (waar je niet kunt reageren) spant hij Winehouse volledig voor het karretje van zijn kritische hang-ups in.
Veelzeggend is de manier waarop hij voorbijgaat aan wat het eerst in het oog springt. In een kritische traditie die zich sinds enige decennia gewend heeft aan wat men noemt het ‘primaat van de betekenaar’ vertelt Hüsgen wel van alles over Anders Breivik, de Londense rellen van 2011 en Belgrado, ‘stad met een roerige recente geschiedenis’, maar slaat hij een hele reeks opzichtige betekenaars eenvoudig over. Met geen woord rept hij over Winehouse’s stem, haar muziek, haar uiterlijk, haar podiumpresentatie. Zijn humanisme boezemt hem alleen belang in voor de mens Amy Winehouse: die van de drank, de relaties, de zelfkant en de ondergang. Het nummer Valerie noemt hij een ‘signature song’ maar waar die signature uit bestaat vertelt hij niet. Daardoor gaat hij voorbij aan de duidelijke boodschap die Winehouse met de video van dat nummer – waarin zij zelf niet optreedt en haar stem door vijf actrices wordt gebracht – afgaf, nl.: het gaat om mijn stem, niet om mij; vergeet ‘mij’, ik ben er niet, je zult nooit de vinger op me kunnen leggen – een strategie die doet denken aan die van kunstenares Tracey Emin.
Liever vergelijkt Hüsgen Winehouse met grote bluesdiva’s maar kan dan niet begrijpen dat ze ‘Fuck her’ uitroept wanneer Billie Holiday ter sprake komt, alsof ze zich van haar zou distantiëren. Het tegendeel is natuurlijk het geval. Billie Holiday kan niet anders dan een groot voorbeeld voor Winehouse zijn geweest – niet omdat ze zich aan drank en drugs overgaf, maar gewoon, omdat ze zo fantastisch zong. Alleen: wie zelf aspiraties heeft kan onder de druk van zo’n fenomenaal voorbeeld gemakkelijk bezwijken en het bijltje erbij neergooien. Dát is, op zijn minst, een van de achtergronden van die uitspraak.
Hüsgen had dat kunnen inzien als hij zich in Winehouse had verplaatst, maar zijn perspectief is dat van de fan, de buitenstaander die toekijkt, het allemaal niet begrijpt en zich hoofdschuddend afvraagt hoe het toch mogelijk is dat zo’n talent, enz. Dat perspectief bepaalt ook zijn humanisme. Zo drukt hij herhaaldelijk zijn spijt uit dat Winehouse bij gebrek aan eigen materiaal nummers moest coveren. Waar is nu Billie Holiday, vraag je je bij die passages af, wiens eigen composities op de vingers van één hand zijn te tellen. Alsof coveren, je meester maken van andermans compositie, niet juist een ultieme daad van zelfbevestiging is. Maar Hüsgens humanisme verlangt dat Amy als romantisch genie ‘zelf’ haar liederen wrocht zodat ze achter haar presentatie naar voren treedt en hij de hand op haar kan leggen.
In tegenspraak hiermee, maar wel als gevolg van zijn gebrek aan inlevingsvermogen, interpreteert Hüsgen Winehouse’s alcoholisme als een afgeleide, een effect van de van overheidswege opgelegde dwang om gezond te leven, die weer wordt ingegeven door financieel-economische motieven enz. Haar drankzucht mag hier dus géén romantische impuls zijn, maar alleen een gevolg van kwade rechtse machten die ons naar het leven staan. En zo wordt Winehouse, die door Hüsgen toch al nauwelijks wordt gezien of gehoord, voortdurend met politieke klusjes door hem opgeknapt.
Geen moment komt het in hem op dat haar bereidheid om all the way te gaan paradoxalerwijs een uitdrukking is van levensaanvaarding: drinken niet als ‘laatste restje wilde zelfbestemming dat de maatschappij nog te bieden heeft’ – alsof er wat te kiezen zou zijn – maar als aanvaarding van haar lotsbestemming, ook al is die tot het laatste moment ongewis. Veel grootser dus dan het beeld waarmee Hüsgen haar verkleint tot iemand die uit kinderachtig verzet weigert te gehoorzamen.
De uitzonderlijkheid van Amy Winehouse zit hem trouwens niet alleen daarin. Er zijn wel meer mensen die hun kruis dragen zonder er ophef over te maken, zonder fans en zonder blanke mannen die er onderling over strijden. Haar talent zit in de eerste plaats in haar stem, waar Hüsgen geen woord aan wijdt, terwijl hij daar had moeten beginnen. Het is geen mooie stem; ze probeert hem ook niet mooier te maken. Ze zingt zoals ze is, omdat ze niet iemand anders wilde zijn: ook dat is de achtergrond van haar verzuchting over Billie Holiday, die trouwens ook geen mooie stem had. En alleen in dat streven was ze compromisloos: ze wist dat ze het mensonterende niet uit de weg moest gaan om boven zichzelf uit te stijgen. Daarom was ze zo’n dankbaar slachtoffer voor de paparazzi. Wie denkt dat ze zich in die situaties liet gaan kijkt naar haar met de blik van de fan, een omstander à la Hüsgen die zijn hoofd schudt en haar het liefst zou willen redden: niet omdat hij háár wil redden, maar omdat zijn christelijk humanisme hem dat voorschrijft. Daarom is hij ook wie hij is, en is zij wie zíj is: een niet na te volgen voorbeeld, omdat je haar alleen kunt volgen als je, ‘Fuck her’ mompelend, volledig je eigen weg gaat.