Over ‘Personal Poem #9’ van Ted Berrigan

Piet Mondriaan, Victory Boogie Woogie
Piet Mondriaan, Victory Boogie Woogie (1942-1944).

Personal Poem #9

It's 8:54 a.m. in Brooklyn it's the 26th of July
and it's probably 8:54 in Manhattan but I'm
in Brooklyn     I'm eating English muffins and drinking
Pepsi and I'm thinking of how Brooklyn is
New York City too    how odd    I usually think of it
as something all its own     like Bellows Falls     like
Little Chute    like Uijongbu
                                         I never thought
on the Williamsburg Bridge I'd come so much to Brooklyn
just to see lawyers and cops who don't even carry guns
taking my wife away and bringing her back
                                                 No
and I never thought Dick would be back at Gude's
beard shaved off long hair cut and Carol reading
his books when we were playing cribbage and watching
the sun come up over the Navy Yard a-
cross the river
                               I think I was thinking
when I was ahead I'd be somewhere like Perry street
erudite dazzling slim and badly-loved
contemplating my new book of poetry
to be printed in simple type on old brown paper
feminine marvelous and tough

Ted Berrigan (1934-1983)
Uit: The Sonnets (1964)

—o0o—

Dit, een sonnet? Ha, de ruïne van een sonnet misschien! Je ziet nog wel 4 strofen, en misschien is er iets wat op een ‘volta’ lijkt: niet tussen octaaf en sextet, maar bij de overgang van de 3e naar de 4e strofe. Ongetwijfeld is het wèl een staaltje ‘ik-lyriek’, maar voor de rest doet het in niets aan die oude, eerbiedwaardige vorm denken waar kennelijk niet alleen Lucebert genoeg van had.

Wat is het dan wel? Een ‘personal poem’ dat verhaalt over een geschiedenis met een echtgenote: de 10 jaar jongere Sandra Alpern die door haar ouders naar een gekkenhuis werd gestuurd omdat ze het met een dichter hield. Ook is er een ‘Dick’ (de dichter Dick Gallup) die weer bij ‘Gude’ (uitgever Lorenz Gude) zou zijn. Het geheel speelt zich af in een met naam en toenaam afgebakende omgeving. Anekdotische poëzie dus? Nee – ik geloof niet dat al die kennis nodig is om de spanning die er in dit gedicht zit na te voelen.

Als ik het lees denk ik bij de eerste woorden al: hier is vooral een vorm gezocht – en gevonden. Je zou, om het eens van heel ver te halen, bv. best kunnen zeggen dat hier nu de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie is neergeslagen: het Tachtiger-ideaal in een volslagen ander ‘sociolect’. Om tot déze vorm te komen zijn er, de een na de ander, heel wat mogelijkheden afgewezen – niet zozeer door deze specifieke dichter, maar door de dichtkunst. Berrigan, geconfronteerd met een situatie die hem bij de keel grijpt én met een dichtkunst die zijn gevoelens niet langer adequaat kan weergeven, heeft geprobeerd om wat hem bezielt zo direct mogelijk over te brengen. Allerhande stijlconventies, tradities, poëtica’s, canons enz. zijn overwonnen. Hij heeft dat allemaal terzijde geschoven en zich in dat intimiderende medium van de poëzie proberen te uiten zoals wij ons in de banale reactievelden van weblogs en Facebook tot elkaar richten. In simple type on old brown paper.

Natuurlijk is ook dat op zich niks nieuws, elke nieuwe stroming wil de poëzie op de heersende orde veroveren en zich toe-eigenen. Maar dat is die historische blik die alles in één keer overziet, met ‘de wijsheid van nu’. Sta je in die geschiedenis en speelt die zich af waar je bij staat, dan is het heel anders.

De dichter heeft het over een new book of poetry: dat klinkt behoorlijk programmatisch. Hij geeft er ook een bijbehorende poëtica bij, in de slotregels: in simple type on old brown paper/ feminine marvelous and tough. Wat bedoelt hij daarmee?

Marvelous zie ik wel: wie had ooit gedacht, toen, dat zoiets als dit gedicht kon bestaan? Tough zie ik ook: als dichter in New York zul je dat wel moeten zijn, zeker als je met nieuwe poëzie komt. Maar feminine? Als ik het plastisch bekijk, begin ik bij die diepe inspringingen en de gaten in de eerste strofe… Ondanks het gesloten, hermetische karakter – het gedicht is in eerste instantie betrokken op een alleen voor ingewijden toegankelijke wereld – is het toch ook een open gedicht, waar je ‘in’ kunt.

Maar waarom staan die gaten alleen in die eerste strofe? De dichter heeft het er over Brooklyn als over iets dat ‘all its own’ zou zijn. Dat geïsoleerde maakt hij zichtbaar door die witruimten. Maar ook voor het verbindende blijkt hij een bepaalde gevoeligheid te hebben. Voorbeelden daarvan: ‘Williamsburg Bridge’, ‘a-cross’ – waarbij dat streepje, de enige plek met interpunctie in het gedicht, niet alleen maar een iconisch grapje is omdat de regel daar naar de volgende overgaat: het hele gedicht gaat over de overgang naar iets nieuws.

It’s 8:54 a.m. – dat zijn de eerste woorden. Het gedicht begint dus met het begin, met de ochtend, het begin van de dag. Met ontwaken – niet alleen het wakker worden van de mensen en de dingen, maar ook van de dichter. Met die beginwoorden drukt hij uit dat hij een inzicht heeft gekregen: hij slaapt niet meer, hij droomt niet meer, de tijd staat niet langer stil maar is in beweging gekomen, zoals hijzelf ook in beweging is gekomen: hij zit in Brooklyn. Het doet denken aan een regel van Paul Rodenko: ‘het licht is als een blok verplaatst’. Er heeft zich kennelijk een volkomen perspectiefwisseling voorgedaan, meteen aan het begin van het gedicht. Niets is meer zoals het was. De dichter is wakker geworden in een vreemde, nieuwe wereld.

Niet dat daar iets mis mee is, trouwens: hij heeft geen moeite die nieuwe wereld toe te voegen aan de hem al bekende: Brooklyn is New York City too, zegt hij. Maar als dat zo is kun je de Williamsburg Bridge ook wel over en door naar Perry Street. Dan is niets te dol. Met dat vooruitzicht begint hij zijn queeste.

Die begint in strofe II met een soort initiatie: hij moet die brug over en hij moet een aantal demons overwinnen: de lawyers en de cops die met zijn vrouw leuren.

Strofe III bevestigt nog eens dat vroeger niet meer bestaat: Dick is zijn wilde haren kwijt, cribbage (een kaartspel) wordt niet meer gespeeld en de zon komt nog wel op boven de Navy Yard maar niet meer zoals vroeger. De zon is namelijk definitief opgegaan. Niemand is meer dezelfde, en de dichter nog wel het minst. Ook hij gaat a-cross the river.

Strofe IV laat zien dat hij zijn blik duidelijk voorbij de horizon van zijn gedicht en van zijn vriendenkring richt. Hj heeft een wereld te winnen: een grotere, mooiere dan die van Bellows Falls, Little Chute en Uijongbu. Perry Street, het equivalent van de PC Hooftstraat (of de Denneweg voor de Hagenaars): dáár wil hij heen.

Parallel aan zijn nadering van het ideaal loopt een tendens naar verdichting, vergelijkbaar met die in Larkins Arrival (zie de vorige posts). De gaten uit strofe I en de losse parlandostijl worden in IV samengetrokken in opeenhopingen van kwaliteiten waarmee de dichter zichzelf – erudite dazzling slim and badly-loved – en zijn gedicht beschrijft: feminine marvelous and tough.

Het mooie is dat hij in de drie voorafgaande strofen die kwaliteiten al heeft gedemonstreerd. Het hele gedicht is een voorbeeld van die nieuwe poëzie. De droom die hem bezielt en waarvan hij in die slotstrofe spreekt – ‘I think when I was ahead’ zegt hij (niet ‘further down’ op straat maar gevorderd in het leven) – heeft hij zojuist gerealiseerd. Dit is die gedroomde poëzie; zo kan ze eruit zien! moet hij hebben gedacht, en aan zijn vrienden door middel van dit gedicht hebben willen tonen. Je kunt je hun opwinding, als je het historisch perspectief even verlaat, goed voorstellen. Daarbij verdwijnt bv. die hele anekdote met Sandy vrijwel in het niet. Die is er wel, maar die heeft niet deze poëzie veroorzaakt.

En zo kan een ‘personal poem’, gericht aan een kleine vriendenkring in een taal voor ingewijden en in een stad zonder horizon, naar de hele wereld uitstralen. ‘The universal through the particular’ via een taal die zich richt tot weinigen maar bestemd is voor velen. Een taal die iedereen kan verstaan en begrijpen…

 

Persoonlijk gedicht nr. 9

Het is 8:54 uur in Brooklyn het is 26 juli
’t zal in Manhattan ook 8:54 uur zijn maar ik zit
in Brooklyn     ik eet muffins en drink een Pepsi
en ik zie hoe Brooklyn toch ook gewoon bij
New York hoort     heel gek     ik heb het altijd als iets
heel eigens gezien     iets als Bellows Falls     of
Little Chute     of Uijongbu
                                       Nooit had ik op de
Williamsburg Bridge gedacht dat ik zo vaak in Brooklyn zou zijn
alleen om juristen en agenten die niet eens gewapend waren
mijn vrouw weg te zien halen en weer terugbrengen
                                                    Nee
en ik had ook nooit gedacht dat Dick weer naar Gude zou gaan
geen baard meer zijn haar kort Carol verdiept in
zijn boeken en wij maar pokeren tot de zon
opkwam boven de Navy Yard aan de over-
kant van de rivier
                           Ik denk dat ik dacht aan
als ik wat verder was zo in de buurt van Perry Street
belezen beslapen verguisd en aanbeden
met nieuwe poëzie in voorbereiding
gedrukt op oud bruin papier in een gewone letter
vrouwelijk prachtig en sterk

Ted Berrigan
vert. RHCdG