Boven het gras uitkijken

Over Cow (Arnold, 2021)

Still met koe tussen twee staldeuren

Met gemengde gevoelens naar deze film gekeken. Na het eerste kwartier begon het eenzijdige perspectief vanuit de koe me danig op de zenuwen te werken.

Ik herinner me levendig de film ‘Wat wil de koe’ van Koos van Zomeren van een kwart eeuw of meer geleden. Daarin werd een kaleidoscopisch beeld van de koe geboden, vanuit biologisch, economisch, sociaal, cultureel, artistiek perspectief: de koe als object van een veelzijdige fenomenologie.

In deze film is de koe subject en wordt de camera, die alles vanuit het perspectief van de koe filmt, van lieverlee zelf een koe. We zien haar in de stal, in de wei, we horen en zien haar snuiven, kauwen, herkauwen, vliegen wegjagen, gras eten, gemolken worden, staren naar de lucht. Bij niets van wat er gebeurt wordt duiding gegeven, en dat zal ethisch gezien wel zuiver zijn, want die krijgt de koe ook niet wanneer haar oormerken bij haar als kalf worden ingestanst, of wanneer haar hoornknoppen worden weggebrand, of wanneer ze na gedane arbeid ten slotte een kogel door haar kop krijgt. Maar het punt is: ik ben geen koe.

Het perspectief van de film deed me nog het meest aan dat van Son of Saul (2015) denken, de onvergetelijke film van László Nemes over een joodse gevangene in Auschwitz, aan wie de camera ook bleef vastkleven en waarbij alle duiding naar de periferie van het blikveld werd verwezen. Dat zal wel geen toeval zijn, maar het verschil is dat ik me moeiteloos in de positie van Saul kon verplaatsen, terwijl het voortdurende beroep in deze film om het gezichtspunt van de koe over te nemen me ten slotte met weerzin vervulde.

Solidariteit is niet: filmen alsof je een koe bent, maar strijd leveren voor de koe met wapens die zij zelf niet heeft. Koeien zelf kunnen geen systemische verandering tot stand brengen zoals de Partij voor de Dieren die voor zich ziet. Dit perspectief vanuit de koe kan niet in politieke munt worden omgezet. Het is nodig om boven het gras uit te kijken, en dat gebeurt niet in deze film.

Body-horror of profetie?

Over Crimes of the Future (Cronenberg)

Filmaffiche

In tegenstelling tot de ‘algofobie’ (angst voor pijn) die Byung-Chul Han in ‘De palliatieve maatschappij’ signaleert, zijn de mensen in deze film juist uit op pijn als laatste nog waarneembare sensatie voor hun vermoeide, murw geraakte lichamen. In achterafsteegjes kun je tegen betaling kerven laten zetten en zo een nieuwe, ‘innerlijke’ schoonheid cultiveren: Berlinde de Bruyckere meets Luciano Fontana. Het lichaam vormt een overgang tussen mens en machine en ontwikkelt doorlopend nieuwe organen, die tijdens performance-artsessies operatief worden verwijderd: zo komt ook Rembrandts theater van dr. Nicolaes Tulp nog voorbij.

In de nieuwe wereld zijn de grenzen voor genot en pijn steeds verder weg komen te liggen, naarmate de grens tussen mens en machine steeds meer de kant van de laatste is opgegaan. Lust is een schaars goed geworden, dus moet de wereld worden ingericht op het verkrijgen van zoveel mogelijk lust: epicurisme tegen wil en dank. Bedden en stoelen worden geoptimaliseerd voor slapen en eten, met bijkomend gunstig gevolg voor de productie van nieuwe organen. Meer en meer vormen die organen een aangepast spijsverteringssysteem dat geschikt is voor de verwerking van synthetische voedingsstoffen: plastic, metaal. Het lichaam wordt een productie-eenheid die is toegesneden op een post-humane wereld waarin genot bestaat uit pijn en seks uit chirurgie.

Viggo Mortensen, Cronenberg’s hoofdpersonage, loopt als ‘versierde mens’ (Mulisch) voorop in de ontwikkelingen, maar beeldt in zijn verschijning de dood van het menselijke uit: met zijn telkens opengesneden lichaam onder een zwarte monnikspij (als de Dood in Bergmans ‘Zevende zegel’) loopt hij letterlijk ‘undercover’ door de film en bemiddelt tussen vroeger en nu, tussen de mens die leefde, voelde en verlangde en de machine voor wie dat allemaal hopeloos inefficiënte hebbelijkheden zijn.

Wil Cronenberg met deze toevoeging aan zijn visionaire oeuvre een nieuwe waarschuwing afgeven? Maar daarvoor worden de misdaden van de toekomst net iets te plastisch in beeld gebracht. Ook deze film is meer body-horror dan profetie, lijkt het. Gelukkig maar – of bevinden we ons zelf al halverwege deze ontwikkeling, dat we aan het zien van opengesneden lichamen lust beleven?

Dromen 2.0

Over Everything Everywhere All at Once (Dan Kwan en Daniel Scheinert)

Still uit Everything Everywhere All at Once

In Historische contingentie, een van zijn mooiste essays, houdt Vestdijk zich bezig met het ‘what if’ van de geschiedenis: wat zou er gebeurd zijn, hoe zou de wereld er uit hebben gezien als Napoleon niet was geboren, of Beethoven? En interessanter nog: wat zou er gebeurd zijn als ik toen niet… of juist wel…

‘Hoe ouder de mens wordt,’ schrijft Vestdijk, ‘des te meer wordt zijn verleden van werkelijke gebeurlijkheden geschaduwd door een verleden van gemiste of althans niet benutte kansen. Iedere minuut kunnen wij een andere richting uit dan wij in feite inslaan; en deze andere richting wordt door het geheugen niet als iets negatiefs afgedaan, maar haakt er zich in vast, keert terug in onze dromen, kwelt ons geweten of tergt ons verlangen naar geluk. () Het verleent het leven die troosteloze rijkdom, welke ons tegemoettreedt wanneer wij in stille uren nadenken over wat had kunnen zijn.’

Maar in onze tijd hoeven we ons bij zulke dromerijen niet neer te leggen. Is niet alles voorhanden, dus ook die mogelijkheden die we niet hebben benut? In games kunnen we een representatie van onszelf een virtuele wereld insturen en op avontuur laten gaan. Zulke avatars beschikken in de game-wereld tenslotte over superkrachten, of kunnen die verkrijgen door bepaalde handelingen te verrichten of doelen te bereiken.

Dit is de achtergrond van Everything Everywhere All at Once, een film over een Chinees gezin in uitzichtloze sociale en economische omstandigheden, dat plotseling toegang vindt tot een multiversum waarin voor elke situatie in het hier en nu geput kan worden uit alle onbenutte mogelijkheden die het leven in petto had. Moeder, vader, dochter en opa hoeven zich alleen maar als marionetten heen en weer te laten sturen van de ene naar de volgende dimensie.

Het levert een bont spektakel op dat ons geen moment rust gunt: hoe anders dan de contemplatie van het verleden bij Vestdijk, of ook dan Bergson, wanneer die het over de herinneringsbeelden heeft die spontaan vrijkomen bij totale ontspanning, soms pas aan het eind van het leven wanneer niets er meer toe doet, in de beroemde film die stervenden te zien krijgen.

Maar dit is dromen 2.0: hier kun je met zulke herinneringen tegenstanders uitschakelen, onrecht te lijf, en ten slotte nog de wereld redden met de verrassende boodschap dat liefde alles overwint, ook het sociaal realisme waar de film zo veelbelovend mee begint.

In weerwil van alle tegenwind

Shot missing, beeld uit de film

Over The Other Side of the Wind (Orson Welles, 2018)

The Other Side of the Wind, Orson Welles’ unvollendete, voltooid met medewerking van zijn vriend en apostel Peter Bogdanovich en nu te zien op Netflix.

Jarenlang zwierf er een kopie van 42 minuten van de door Welles zelf gemonteerde scènes op het internet. Het waren door de tand des tijds aangetaste beelden. Een jaar of vijf geleden werd er een crowdfundingactie opgezet om uit die scènes en de vele uren aan resterend materiaal een volwaardige film samen te stellen. Geraakt door de inzet van Welles’ bewonderaars heb ik toen, tegen mijn natuur in, 25 dollar aan die actie bijgedragen. In de jaren daarna kreeg ik zo’n 1 à 2 keer per jaar een e-mail over de voortgang van het project. Afgelopen december bevatte de laatste mail een link naar een beveiligde server waar ik de film ten slotte buiten Netflix om mocht downloaden.

En er is geen twijfel aan: ik heb waar voor mijn geld gekregen. Alleen al vanuit het oogpunt van de restauratie mag de voltooiing een succes worden genoemd. Het duidelijkst betaalt de winst zich uit in de erotische scène in de auto tussen Oja Kodar (Welles’ amante die ook in F for Fake speelt) en John Dale (Robert Random). De scène zoals ik hem kende zag er groezelig en vlekkerig uit; nu is het een stralende synesthetische wirwar van klanken en kleuren geworden. Rood, wit, groen, blauw licht wordt verstrooid door de regen die neerslaat op de voorruit, auto’s passeren, de ruitenwissers zwiepen en Kodars kettingen kletteren ritmisch tegen haar bruine huid terwijl ze de scène, John Dale, de film zelf en nu ook de filmkunst naar een psychedelisch hoogtepunt toewerkt. 

De film en zijn geschiedenis waren tot nu toe in feite een groot ironisch statement. Welles wilde een film maken over de mislukking van een filmproject, en juist die film kreeg hij niet af. QED! Nu de film is voltooid, is dat een postume overwinning van Welles’ creativiteit op het kapitaal, op ‘Hollywood’, op ‘het systeem’, ‘de studio’s’, – van Kafka op de wet.

Welles wist waar hij het over had. Al zijn films na zijn debuut Citizen Kane (1941) werden gemaltraiteerd: ofwel doordat de financiering ophield, dan wel doordat de regie hem uit handen werd genomen, of doordat er buiten hem om in werd gesneden. “I started at the top and worked my way down,” zoals hij zelf graag zijn carrière vanaf Kane mocht samenvatten – altijd met een vrolijke lach, nooit bitter. Welles was een zeldzaam voorbeeld van een man met een overvloed aan talent waar niet alleen zijn creativiteit, maar ook zijn persoonlijkheid van profiteerde. Ik moet lang zoeken voor ik daar andere gevallen van vind. Charlie Chaplin? Dizzy Gillespie? Harry Mulisch? Maar dat waren ook allemaal wereldverbeteraars, elk op eigen manier. Welles was dat niet: hij nam de wereld in het ootje, van zijn Marslandingen tot F for Fake.

Welles laat in The Other Side of the Wind in geconcentreerde vorm zien waar hij in zijn carrière voortdurend tegenaan is gelopen. De film speelt zich af op de 70e verjaardag van Jake Hannaford, een door John Huston gespeelde regisseur. Hij nodigt mensen uit de filmwereld uit voor een screening van scènes uit zijn laatste film, die hij niet zal kunnen voltooien omdat het geld op is en hoofrolspeler John Dale van de set is weggelopen. Wel voltooit hij na afloop van de bijeenkomst zijn eigen leven: hij rijdt zich te pletter in het enige set piece dat is afbetaald, een sportwagen die na voltooiing van de film aan John Dale zou zijn gegeven.

Hiermee heb ik niets weggegeven: de film opent met de mededeling van Hannafords ongeluk – zoals Citizen Kane begint met de vermelding van Kane’s dood. Reconstructie is het sleutelwoord bij Welles: hoe zit de truc, het verraad, de wet in elkaar? Wie was Kane, wat wilde Hannaford? En zelfs postuum: hoe stellen we een film samen uit een overvloed aan losse gegevens? Maar zoals Welles zegt: “A mystery may reveal, it never explains.”

De film hangt ook niet aan een plot. Welles heeft er een duizelingwekkende rollercoaster van gemaakt. “It’s all in the editing”, zegt hij een paar keer in de eveneens via Netflix beschikbare documentaire They’ll Love Me When I’m Dead (een nogal onkarakteristieke uitspraak en daarmee een ongelukkige titel). Opeenvolgende shots worden in hoog tempo over elkaar heen gelegd, als de vlakken van een kubistisch schilderij. Alles lijkt tegelijk te gebeuren, het is alsof je middenin de werkelijkheid plonst, zoals op een feest dat al een tijdje aan de gang is – en er wordt tenslotte ook feest gevierd. Het is een “hemelenbal van samenkomst” om de dichter Lucas Hüsgen te citeren: alle goden van de filmkunst, onder wie Claude Chabrol, Dennis Hopper en Pauline Kael, zijn bij elkaar gekomen om zich op de hoogte te stellen van de stand van hun métier, gemeten aan het project van hun gastheer. Overal staan camera’s die registreren hoe er wordt gepraat, gedronken, gelachen, gevochten. Zo kijkt de film op allerlei manieren naar zichzelf, maar niet op een beschouwende manier. Welles hanteert een onderdompelingstechniek, als filmische pendant van de fenomenologie: er is geen afstand, geen kader, geen houvast. Ver voor immersive cinema en virtual reality gooit hij ons middenin de filmische werkelijkheid. Het spiegelpaleis uit The Lady from Shanghai gaf er het prototype van – en schiet Hannaford in deze film ook niet de overal opgestelde dummy’s van zijn kwelgeest John Dale overhoop?

Wanneer Brooksie (Bogdanovich) ten slotte de vertoning van Hannafords film aankondigt, is het alsof zijn personage de zeggenschap over het script overneemt. Welles doorbreekt niet de vierde wand, zoals Brecht, om zich met het publiek te verstaan, maar maakt de filmische werkelijkheid juist los van zijn banden aan de buiten-filmische werkelijkheid. En en passant neemt hij opnieuw het publiek in het ootje. Welles als regisseur, als maker van films, was wild

Aan het verschil tussen Brecht en Welles zit overigens een ethisch randje, waar Welles in de documentaire fraai de vinger op legt. Een interviewer vraagt hem naar het thema ‘verraad’ in zijn films en geeft twee voorbeelden: je idealen verraden of je vrienden. Welles vraagt dan: en wat vind jij erger? De interviewer: je idealen. Waarop Welles: dat is dan een verschil tussen jou en mij. In de literatuur zou Welles een Forumiaan zijn: een intellectueel die voor vrienden schrijft, een hônnette homme – geen arbeider. Hij zou niet snel in de verleiding komen zijn vrienden te verraden, zoals in Brechts DDR gebeurde. 

Als volleerd goochelaar sloot Welles wél een verbond met de wereld (van de fysica) om zijn publiek te verraden – maar dat was op zijn beurt weer een maskerade, een zoveelste vervalsing. Telkens ontstaat als vanzelf een spiegelpaleis van verdubbelingen bij Welles.

Hannafords film, de film in de film, heeft Welles opgevat als een parodie op bepaalde Europese films uit de jaren zestig en zeventig, met name van Antonioni en Bergman, zo leert de documentaire. Het zijn lange, kunstzinnige scènes waarin John Dale en een vrouw (Kodar) elkaar in een tijdloos landschap achternazitten. Er worden wat kleren uit- en aangetrokken, verder gebeurt er niets, op de genoemde scène in de auto na.

Van zulke poëzie hield Welles niet. Voor Welles was filmmaken niet zomaar het uitdrukken van een werkelijkheid in het filmische medium, maar vooral – en hier zie je eveneens zijn Forum-mentaliteit terug – een gevecht met die werkelijkheid. De dynamiek van zijn montage komt daar mede uit voort, uit de wisselwerking met een stugge realiteit die tegenwerkt: de studio’s, het systeem. Het verklaart ook waarom hij zonder voltooid script improviseerde: zijn film was de synthese van de dialektiek tussen zijn idee en die weerbarstige werkelijkheid. Dat is de achtergrond van deze fantastische dialoog tussen een beoogd filmproducent en Billy, die Hannafords film aan hem wil verkopen:

– And if there is a bomb, when does it blow up?
– Well, we don’t actually know…
– What do we know?
– You… You better ask Jake.
– I better read the script.
– [Billy kucht]
– Oh. There isn’t one. Jake is just making it up as he goes along.
– He’s done it before.

Het is als een gesprek tussen goden, die zich buigen over het werk van een collega. Aan het eind van de film, als alle gasten zijn vertrokken, verschijnt John Dale ten slotte nog op het toneel. Hannaford zit in zijn sportwagen en biedt hem een lift aan; de jongen weigert. Dan trapt Hannaford het gaspedaal in, zijn dood tegemoet in de enige trofee van zijn film, die om niet werd aangekocht. Ten slotte volgen de laatste beelden van zijn film: een naakte Oja Kodar in een eindeloze vlakte. Die beelden vormen ’the other side of the wind’, de droom die in weerwil van alle tegenwind gerealiseerd moest worden.

Vijf voorbeelden en een handleiding voor hoe (niet) te leven

Over The Ballad of Buster Scruggs (Joel en Ethan Coen, 2018)

Bevat spoilers

The ballad of Buster Scruggs van de Coens (niet via Netflix maar via het onvolprezen rarbg) was een traktatie, zij het met een opdracht. De broers maken een interpretatie over het algemeen niet moeilijk: hun aanpak is zo gestructureerd dat hun films vol parallelle motieven zitten die elkaar spiegelen, elkaars tegendeel oproepen enz. Het is een bij uitstek literaire vorm, wat de film zelf natuurlijk ook al via de metafoor van het boek benadrukt. Het enige wat je hoeft te doen is een kleine inventaris van die motieven maken en nagaan wat de verbanden zijn. In deze film lijkt het te gaan om kwetsbaarheid en onkwetsbaarheid, om raken en missen.

Buster Scruggs met gitaar

Meteen al in het eerste verhaal, een kleine musical in de trant van Hail, Ceasar! (2016), zien we in de titelheld een combinatie (ik wilde schrijven ‘chiastische tegenstelling’ maar dan haakt de lezer af) van iemand die voortreffelijk raak schiet maar zelf niet onkwetsbaar blijkt. Dat laatste doet denken aan het personage Anton Chigurh (Javier Bardem) uit No country for old men (2007) die aan iedereen die hij tegenkwam zijn of haar noodlot presenteerde, maar er zelf ten slotte evenmin aan ontsnapte. Dankzij Busters voorbeeldige levenswandel – hij brengt overal waar hij komt zijn lied en schiet alleen mensen dood die het verdienen – is hem een hemelvaart gegund, een tocht waarbij hij zichzelf uiteraard begeleidt.

Bankovervaller met strop om nek

In het tweede verhaal, een klassieke western met een outlaw en indianen, schiet de bankovervaller op de hem achtervolgende bankier, maar zijn kogels ketsen af op diens uitrusting van potten en pannen. Zelf lijkt hij ook onkwetsbaar want hij overleeft zijn executie, maar ook hij ontsnapt ten slotte niet aan het noodlot. Desondanks wordt hem een vluchtige blik op het paradijs gegund: een jong meisje kijkt naar hem op en glimlacht naar hem, vlak voordat het licht bij hem uitgaat.

De lidmaatloze verhalenverteller

De preoccupatie van de Coens met lichamen  1 blijkt het sterkst uit het derde verhaal, dat de allure heeft van een kleine roman. Waar de arme verhalenverteller het aan te danken heeft wordt niet verteld, maar hij is zo misdeeld dat hij zelfs buiten het schema valt: zijn kwetsbaarheid is overgegaan in hulpeloosheid, en van raken of missen is al helemaal geen sprake meer. Hij kan zelf niet eens urineren, en geluk in de vorm van betaalde seks wordt hem door zijn baas misgund. Hij zou één keer seks hebben gehad; werd hij toen zo te grazen genomen, en is hij soms de man wiens lichaam door een vrouw werd ‘injured and sadly disordered’ waar de Ier in het laatste verhaal van zingt (zie verderop)? Met het enige wat hij wel heeft, zijn verhalenrepertoire, raakt hij de mensen niet meer. Ten slotte legt hij het af tegen een haan, die telkens raak pikt op het goede antwoord. Daarmee devalueert de waarde van zijn lichaam tot die van een steen en is zijn lot bezegeld. Geen hemelvaart voor hem, geen glimlach, geen zes maagden die in het lied van de Ier zijn baar dragen; zijn baas laat hem als een baksteen vallen. De klassieke verhalen die hij vertelde leven zonder hem ook wel voort.

De goudzoeker boven zijn schaal

Het vierde verhaal is een echte moraliteit: de goudzoeker wil eerst alle vier de eieren uit het nest van de uil halen, maar onder de blik van het dier besluit hij aan één ei voor zijn ontbijt genoeg te hebben. Hij mag dan een goudzoeker zijn maar hij is niet hebzuchtig, in tegenstelling tot de knaap die hem boven zijn goudader in de rug schiet. Dat gebrek aan hebzucht maakt de oude onkwetsbaar, terwijl de jongen mist en in zijn hebzucht zijn graf vindt. Met die ruil – goud voor een slecht mens – verlaat de goudzoeker zingend het gebied en is het evenwicht in de natuur hersteld.

De jonge vrouw

Het vijfde verhaal lijkt op een Griekse of Shakespeariaanse tragedie: wat het meisje doet om het ergste lot af te wenden, bezegelt het juist, terwijl haar geluk om de hoek ligt. Oorzaak van alle ellende is een onkwetsbaar hondje en een cowboy die drie keer mist als hij het beest wil afmaken. De indianen zijn allerminst onkwetsbaar; traditioneel leggen ze en masse het loodje, ook de laatste die de dans nog lijkt te ontspringen. De oude man schiet namelijk wel raak, ook het gewonde paard dat hij met een gericht schot uit zijn lijden verlost. Dat schot wordt gespiegeld door de fatale zelfmoord waarmee de jonge vrouw haar verloofde in het verdriet stort. Met sommige verhalen en met sommig advies moet je voorzichtig omgaan, is hier de les.

De drie dode zielen

Het laatste verhaal is een parabel die de hele film samenvat. De vijf passagiers worden in een postkoets naar hun laatste bestemming gereden. De koetsier is hun Charon die nergens stopt,  2 en de premiejagers zijn twee engelen des doods die hun buit begeleiden. Dit zesde verhaal onttrekt zich aan het kwetsbaar/onkwetsbaar-schema, zoals ook de zesde passagier, de dode mr. Thorpe op het dak, zich aan de andere vijf onttrekt. Hoe je ook hebt geleefd, of je altijd raak geschoten hebt of niet, ten slotte is niemand onkwetsbaar. Vlak voor ze hun lot tegemoet gaan, krijgen de drie stervelingen ieder wel nog de kans om te vertellen volgens welke normen ze hebben geleefd. De stroper vindt dat er geen onderscheid is tussen de mensen: zijn ethiek is om zo te zeggen premoreel. De burgermansvrouw huldigt alleen een bekrompen fatsoensmoraal die zo alleen formeel gezien voor een ethiek kan doorgaan: veel te licht voor de Coens om de opbouw van hun film mee te rechtvaardigen.

Alleen de Fransman, die als laatste naar binnen zal gaan, erkent dat mensen verschillend zijn en dat iedereen op grond van eigen verdienste gewogen wordt. Dat verklaart de waaiervorm van het zesluik. Elk paneel vertelt een ander verhaal met een ander besluit en een andere moraal. De Engelse premiejager zegt het zo: ik leid de mensen af met een verhaaltje en mijn partner, de Ier, slaat toe. Precies zo gaan de Coens te werk: ze vertellen een verhaaltje, maar elk verhaaltje bevat een echte moraal. Zien zij zichzelf als filmmakers soms als die midnight caller, als engelen des doods? Zo erg is het niet: de Ier zingt een lied over zes meisjes die een baar dragen en rozen om de lijkenlucht niet te hoeven ruiken; zo wil ook deze film zijn. Maar het interessantste, zegt de Engelsman, is om vlak voor de mensen sterven in hun ogen te zien hoe ze hun leven overdenken en er een zin in proberen te ontdekken. Lukt ze dat? vraagt de vrouw. Dat weet ik niet, antwoordt hij, ik kijk alleen maar. Boodschap: ieder moet daar voor zichzelf uit zien te komen.

Met deze film hebben geven de Coens vijf voorbeelden en een handleiding gegeven voor hoe (niet) te leven.


  1. Waar ik op deze site nav Burn after reading over schreef.[]
  2. Hoewel zijn vliegende vaart ook doet denken aan die van de Erlkönig die een rol speelde in True grit[]