Over The Blair Witch Project (Myreck, Sanchez, 1999)
‘I could help you, but I’d rather stand here and record’
Misschien moest het er eens van komen, het wonder: een onafhankelijk geproduceerde film die volledig naar het grote Amerikaanse publiek door zou breken. The Blair Witch Project, gemaakt met een budget van 40.000 dollar, bracht na vier weken in de Amerikaanse theaters al meer dan 120 miljoen dollar op. Tot ontzetting van
cultuurfilosofen bejubelden de entertainment-media plotseling alles wat doorgaans als het kenmerk van ultieme saaiheid wordt beschouwd: geen bloed, ontploffingen of grote namen, maar het bevlogen amateurisme van twee beginnende filmmakers. Natuurlijk, als het erom gaat jong en aanstormend talent aan te moedigen, weten Amerikanen wat er van hen wordt verwacht.
Het succesverhaal van The Blair Witch Project begon in januari op het Amerikaanse Sundance Filmfestival, waar het de belangrijkste prijs in de wacht sleepte. Artisan Entertainment kocht de film voor twee miljoen dollar en stelde samen met de beide makers, Daniel Myrick en Eduardo Sanchez, een creatief marketingplan op. Men zette een opvallende trailer in elkaar, spoedig gevolgd door een heuse documentaire, The Curse of the Blair Witch, en tenslotte bleef ook de onvermijdelijke website niet achter.
Vooral die laatste component van het ‘project’ verwierf al snel cultstatus; alsof het een feuilleton betrof werd hier telkens iets van het verhaal prijsgegegeven. Zo werd de lancering van de film zorgvuldig voorbereid en slaagde men erin om, nog voordat de film uitkwam, er al een sfeer van suspense rond te creëren. Inmiddels is er zoveel informatie van het ‘project’ bekend die in de film ontbreekt (de inhoud van een rugzak, een politierapport, een moeder, enz.) dat het lijkt alsof de film onderdeel is van de website in plaats van andersom.
Bewijsmateriaal
Inhoudelijk gezien klopt dat ook helemaal. The Blair Witch Project bevat immers, zo wordt ons per openingstitel meegedeeld, het gevonden filmmateriaal waarop de drie hoofdrolspelers in de uitgestrekte bossen van Maryland hun expeditie naar de heks uit de titel vastlegden. In die zin geniet de film, net als bijvoorbeeld de rugzak of de teruggevonden auto van de drie, de status van bewijsmateriaal. Dankij een briljante ingeving hebben de makers hier dus van de nood een deugd gemaakt: niet het gewone excuus van de onafhankelijke filmmaker, geldgebrek, maar een inhoudelijke reden is de oorzaak van de goedkope kwaliteit van het filmmateriaal.
Het resultaat is een realisme van de armoe, een cinema povera: opnamen met een video-8 recorder van de eindeloze bossen worden afgewisseld door nachtscènes, waarbij het scherm herhaaldelijk in volledig duister is gehuld en alleen het angstige fluisteren, hijgen en snikken van de hoofdrolspelers kan worden gehoord.
De manier waarop de film tot stand is gekomen mag bepaald ongewoon worden genoemd. Heather Donahue, Michael Williams en Joshua Leonard, de drie hoofrolspelers die voor de film hun eigen naam behielden, werden vijf dagen lang door de regisseurs diep de bossen in meegenomen en daar vervolgens goeddeels aan hun lot overgelaten. Vrijwel onkundig van het scenario werden ze geacht op basis van summiere aanwijzingen te improviseren. Het hele avontuur moet van de drie zowel fysiek als emotioneel een zware tol hebben geëist. Wie de film ziet kan zich niet aan de bizarre en nogal confronterende indruk onttrekken dat het onderscheid tussen werkelijkheid en fictie voor hen vrijwel verdwenen zal zijn geweest.
Fictie
Weliswaar is het niet voor het eerst in de filmgeschiedenis dat acteurs zichzelf filmen. In de Belgische ‘nouvelle violence’-film C’est arrivé près de chez vous (1992) ging het om een cameraploeg die een seriemoordenaar volgde, en zo van lieverlee bij diens misdaden betrokken raakte. Maar die constructie had de ongemakkelijke positie van de camera en van de kijker als medeplichtige op het oog. Na de eruptie van nouvelle violence-films wilde inderdaad niemand nog verantwoordelijkheid nemen, met de komst van reality-tv als onvermijdelijke consequentie. Maar in The Blair Witch Project wordt de afstand tussen toeschouwer en film op paradoxale wijze weer hersteld. Niet de kijker is hier verantwoordelijk voor wat hij te zien krijgt, maar integendeel een heks, een legende. Fictie, de artistieke creatie, blijkt tenslotte toch sterker te zijn dan ‘reality’ en zijn rechten te hernemen.
Het heeft een volstrekt originele horrorfilm opgeleverd, waarin angst en spanning voortdurend voelbaar zijn en waarvan de authencitieit in opvallend contrast staat tot de door de makers zelf in gang gezette hype. De horror van The Blair Witch Project spreekt direct het onderbewustzijn van de toeschouwer aan die, zich vaag bewust van zijn existentiële vervreemding, zichzelf met gemak herkent in de situatie van de drie hippe, grote stadskinderen. Verdwaald in de onafzienbare bossen van Maryland, ontdaan van moderne hulpmiddelen en op de huid gezeten door een heks, verbeelden zij perfect de situatie van de moderne mens die, achterna gezeten door een boze droom, inmiddels volledig misplaatst lijkt in een hem vreemd en vijandig geworden wereld. 1