Naturalisme in de arena

Over Tardes de Soledad (Serra, 2024)

Een film over stierenvechten die geen propaganda wil maken maar er ook niet tegen wil protesteren, hoe maak je die? Regisseur Albert Serra besloot om het onderwerp sec te presenteren, door alles wat niet tot het object van aandacht hoort van de waarneming uit te sluiten. Hij volgt daarin een naturalistische aanpak: de camera registreert alles wat zich binnen het kader van het onderwerp afspeelt, maar negeert historische, sociale en ethische coördinaten. Mens en stier zijn in zoverre gelijk aan elkaar, dat beiden als fenomenen bestudeerd worden, geïsoleerd als in een laboratorium. Dat treft in deze film bijzonder goed, want er staan werkelijk twee dieren tegenover elkaar.

In het openingsshot zien we een zwarte stier in een ongedefinieerde omgeving om zich heen kijken, als stier-an-sich, buiten tijd en ruimte. Het publiek komt de hele film vrijwel niet in beeld; we horen alleen hoe het oordeelt: goed- of afkeurend, met geklap en ‘Olé’. Een moreel oordeel is daar niet bij. Dat zou als een teken van zwakte worden opgevat en in de arena direct worden afgestraft. Wie zich met de stier wil meten, moet dat op de voorwaarden doen die het dier stelt en zelf stier worden. Snuivend, met opengesperde ogen staat de onverschrokken torero Andrés Roca Rey tegenover het grote dier, wiens enige schuld zijn enorme kracht is.

Op een drafje komt het de arena binnen. Wat een licht! En wat een ruimte! Gaan we spelen? Van verschillende kanten wordt hij door de peones toegeroepen, die hem door hun doeken laten rennen. Maar dan komt de picador op zijn paard: met zijn volle gewicht duwt hij een lans in de nekspieren van het dier. Hierdoor kan het zijn kop niet goed meer oprichten, wat straks de doodsteek zal vergemakkelijken.

Wat volgt is een dans, de faena, tussen stier en torero, waarbij de laatste zoveel mogelijk op zijn plaats blijft staan en de stier in reeksen verónica’s om zich heen laat draven, achter het doek aan dat hij sierlijk voor en achter zijn rug om zwaait, als een flamencodanseres haar rok. Verdekt in zijn andere hand houdt hij de estoque, het zwaard.

De stier legt het altijd af, maar torero’s sterven ook, soms, of raken ernstig gewond. Daarin verschilt stierenvechten van alle andere vechtsporten. Dit is een martiale (= aan de oorlogsgod Mars gewijde) kunst, waarin de torero het eigen leven op het spel zet. Om het hoogste te bereiken, moet hij bereid zijn om alles te offeren: niet alleen zijn eigen leven, maar ook zijn ‘essentie’: datgene wat hem maakt tot wie hij is, ofwel de specifieke evolutionaire vorm waaraan hij zijn overwicht op de stier dankt. Hij dwingt zichzelf zijn menselijke identiteit te verlaten en over te gaan in de dierlijkheid van de stier. Hij treedt het dier niet met een pistool tegemoet: niet omdat dat beneden zijn waardigheid zou zijn, maar omdat zo’n wapen hem in zijn menselijkheid gevangen zou houden. De muleta of rode lap waarmee hij zwaait, fungeert als een interface tussen hem en het dier die beiden verenigt onder het aspect van de dood.

Weliswaar geeft menselijk vernuft uiteindelijk de doorslag, maar de torero kwalificeert zich voor de bezegeling van dat verschil pas door de faena, waarin hij moet laten zien een aan de stier gelijkwaardige tegenstander te zijn. Anders gezegd: het betekent dat hij cojones, ballen moet hebben, minstens zo groot – overdrachtelijk dan – als die van de stier. Alleen zo kan hij de beperkingen die zijn menselijkheid hem oplegt te boven komen en het bestaan voluit affirmeren. Niet alleen als denkend wezen moet hij de stier de baas zijn, maar ook met zijn wil, zijn onverschrokkenheid, met wat hij met de stier gemeen heeft. In de meeste mensen sluimeren die driften, maar er is niets dat ons zozeer opwindt.

Picasso, ‘Tête de taureau’, assemblage, objet trouvé, 1942.

Vandaar ongetwijfeld het enthousiasme dat intelligente en gevoelige naturen als Goya, Picasso, Dalí, Lorca en Amerikaanse immigranten als Hemingway en Welles voor dit volksvermaak opbrachten, zonder acht te slaan op de wreedheid ervan. Allicht gaat het niet alleen om het machismo als zodanig, maar ook om de klassieke waarden die erdoor worden uitgedrukt, de riddergeest of wat Nietzsche virtù noemde: de eis zich onbevreesd op te stellen tegenover de oerkracht van dit wezen, dat de Minoërs op Kreta al zoveel ontzag inboezemde dat ze hun kwelgeest, de Minotaurus, als een stier voorstelden aan wie kinderen werden geofferd. Tegenover zo’n wezen mag men geen kind, maar moet men een man, een Theseus zijn. Dan pas is de torero als matador – ‘hij die doodt’ – klaar voor het ‘moment van de waarheid’, de estocada of doodsteek. En dan blijkt ook dat het ultieme criterium van die waarheid niet schoonheid is of kracht, maar bloed. Wanneer Roca Rey voor het eerst in beeld komt, zien we hem na afloop van een corrida op zijn hotelkamer in zijn met gouddraad geborduurde pakje, dat onder het bloed blijkt te zitten. De aristocratie deinst niet terug voor bloed; ze is erdoor gevormd.

Hoewel de film opent met een stier, gaat hij niet over dit indrukwekkende dier. De titel Tardes de soledad, ‘Eenzame middagen’ verwijst behalve naar Death in the Afternoon, Hemingway’s boek over stierenvechten, ook naar de eenzaamheid van de torero, die op het moment van de waarheid alleen tegenover de stier staat – niet naar de eenzaamheid van de stier die het gaat afleggen. De rol van de stier is volkomen ondergeschikt: het gaat om de moed van de mens, niet om het lot van het dier. Maar viel de hierboven genoemde Nietzsche op het moment van zijn zusammenbruch niet een paard om de hals, dat door een voerman geslagen werd?

Dat perspectief ontbreekt ten enenmale in de film. Er is wel ontzag voor de stier, maar als hij niet doet wat de torero’s willen, is het een ‘klootzak’ die mores moet leren. Zelfs is er christendom, de religie van het mededogen, in de culturele bagage van deze hidalgo’s, maar de vele schietgebedjes en zoentjes op Maria’s beeltenis maken een dwangmatige, neurotische indruk. Het wordt allemaal zonder vooringenomenheid in beeld gebracht, als een dag uit het leven van een torero: niet alleen de gevechten, maar ook de voorbereidingen, het aankleden, uitkleden en de ritjes per auto van en naar de arena’s. Omdat feiten toch niet voor zichzelf kunnen spreken, volgen er lange opnamen van gesprekken na afloop van het gevecht tussen de torero en zijn peones. Ook die houden zich aan het naturalistische spoorboekje: krachttermen passeren ongecensureerd de revue. Een gevolg van dit procedé is dat er veel herhalingen zijn en de film lang duurt, maar dat is een euvel dat ook de boeken van Zola en Flaubert tot Van Deyssel aankleeft.

Misschien wilde Serra niet zozeer een film over stierenvechten maken, maar zocht hij een onderwerp om uit te vinden hoe hij een controverse kon benaderen zonder daarover een standpunt in te nemen. Zola’s naturalisme helpt hem een heel eind op weg. Maar door het perspectief van Roca Rey en zijn entourage te kiezen, neemt hij toch positie in. De stier trekt ook bij hem aan het kortste eind. Wie zoals Hemingway, Picasso en miljoenen anderen zijn hart wil ophalen aan dit relict uit de oudheid, moet dat maar doen. Ik heb het nu wel gezien, en de film duurde me al te lang. Maar stop met het eten van vlees uit de bio-industrie.

Hieronder een aflevering uit 1955 over stierenvechten uit Around the World with Orson Welles. Geen naturalisme dit keer, maar – zijn afkomst getrouw (Kane, War of the Worlds) – journalistiek. En mooie zwartwitfoto’s van een stierengevechtfestival op het weblog van Facebookvriendin Lies Wajer, woonachtig in Ronda.

Een film voor mannen

Over Smoke Sauna Sisterhood (Anna Hint, 2023)

Film still

In Smoke Sister Saunahood van Anna Hint komt een groep Letse vrouwen op gezette tijden in een sauna bij elkaar om met hun zweet het vuil uit hun lichamen te drijven: vuil dat als het ware een bijproduct is van de omgang met mannen. Van alle episodes die aanzien geven aan een vrouwenleven, is er vrijwel geen die niet haar oorzaak vindt in de lusten en verlangens van mannen.

‘Het belangrijkste is mannen bekoren, dan tel je mee als vrouw,’ zo hield een moeder een van de vrouwen in de sauna voor als kind. Aan dat idee ligt de verwachting van mannen ten grondslag.

In de sauna zit de camera de lijven dicht op de huid, zo dicht dat de meeste vrouwen anoniem blijven. Zo kunnen ze vrijuit vertellen over de ellende, de schaamte en de pijn die aan die lijven is voltrokken. Buiten de sauna zoomt de camera ver uit en volgen we de seizoenen. De film is als het ware een collectief dagboek van vrouwen die zijn gevormd door de eisen en vaak ook de misdragingen van mannen.

De sauna functioneert daarbij als een kerk waar ze niet hun zonden maar het eerder genoemde vuil van zich af kunnen wassen en zich in de hitte louteren, om na een ijsbad weer sterker en vernieuwd in de werkelijkheid terug te keren. God ontbreekt in deze kerk: ze hebben elkaar.

Sommige mannen zijn bang voor vrouwen, maar die verlegenheid haalt het niet bij de doodsangst die vrouwen voor mannen kunnen voelen. Iets daarvan, en van de permanente onderworpenheid van vrouwen aan de grillen van mannen, bracht deze film op mij over, zonder dat ik me er schuldig of aangevallen door voelde. Dat is geen geringe verdienste.

Smoke Sister Saunahood is een film gemaakt door vrouwen, over vrouwen en allicht ook voor vrouwen, maar moet vooral door mannen worden gezien.

Vermeers aura

Over Dicht bij Vermeer (Suzanne Raes, 2023)

Dichter bij Vermeer dan via het scherm kom je niet; dat is nu eenmaal de situatie in Benjamins tijdperk van technische reproduceerbaarheid… In het Rijksmuseum staan we voor hekjes op veilige afstand, maar in de film kijken we via de microscoop mee naar de verfdeeltjes waaruit de bakstenen muur in Het Straatje is opgebouwd.

Voor een puissant rijke Amerikaanse verzamelaar is de situatie anders. Hij leent zijn schilderij uit en komt een kijkje nemen in het lab waar het grondig is doorgelicht. Tot zijn grote opluchting luidt het antwoord op de vraag of het een echte Vermeer is, de enige die hem bezighoudt, ja. Terwijl het labteam om hem heen met handschoenen aan staat, pakt hij zijn privé-eigendom, verlost van zijn lijst, met blote handen vast: het privilege van de omhooggevallen proleet.

Een mooi contrapunt verderop in de film, wanneer twee Vermeerkenners samen voor een schilderij staan dat voorkomt op een van Vermeers doeken. Niets is er bekend van de sfinx van Delft, geen brieven, geen dagboeken, niets. Maar dit schilderij heeft hij zeker gezien en aangeraakt. ‘Mag ik het heel even aanraken, in een hoekje?’ vraagt de ene adept aan de andere. ‘Natuurlijk.’

Overigens is het voor mij geen vraag wie Vermeer was. In zijn vrije tijd schreef hij de Ethica, die aan ene Spinoza wordt toegeschreven…