Over Zama (Lucrecia Martel, 2017)
Wat te zeggen over deze film? Ik zou hem nog een keer moeten zien – er is teveel dat ik gemist heb, in de verhaallijn, maar vooral ook in het beeld en in het geluid. En dat terwijl regisseur Martel het nog zo eenvoudig houdt: het perspectief is nooit objectief of esthetisch, maar naturalistisch-subjectief, zoals in schilderijen van Degas: het wordt bepaald door de omstandigheden zoals die worden aangetroffen. Daardoor wordt soms de helft of driekwart van het beeld door een blinde muur of andere obstakels versperd, en dan nog zie je tijdens dialogen maar zelden alle betrokkenen in beeld. Meestal blijft de camera aan de titelheld hangen, Don Diego de Zama (Daniel Giménez Cacho). Hij is een in Paraguay gestationeerde corregidor die zich graag verbeeldt – de woorden projecteert hij op een kind die ze voor hem uitspreekt – dat hij een rechtvaardig bewind heeft gevoerd en vrede heeft gesticht. Daarvoor zal de koning hem vast wel met een overplaatsing willen belonen, terug naar Spanje bijvoorbeeld, naar zijn vrouw en kind.
Dit soort hallucinaties en de vele offscreen geluiden benadrukken Zama’s paranoia, eenzaamheid en machteloosheid, die maken dat alle gebeurtenissen als vonnissen op hem neerdalen. Hij kan alleen nota van ze nemen; zelf is hij een vis die voortdurend wordt verstoten door het water waarin hij zwemt, zoals een metafoor aan het begin van de film verhaalt. Wat moet hij doen: zich overgeven of tegenspartelen? ‘Laat je meedrijven’ wordt hem voorgehouden, en ‘Als je niet beweegt, overleef je het’. Ofwel: handel niet, maar zie alleen toe hoe alles je wordt afgenomen. Daar zit geen sprankje van een moraal meer in, dat is alleen de aanzegging van een noodlot. Maar zijn koloniale overheersers zoals hij ooit anders gewend geweest? Ze lópen zelf niet eens maar laten zich dragen, baden, bedienen, lucht toewuiven. Gewerkt wordt er alleen door de indianen en slaven: door het spreekwoordelijke water waar hij zich in heeft begeven en waar hij nooit meer uitkomt. Geen schip zal hem meer de rivier af en de oceaan op brengen, terug naar huis.
‘Als een man ergens niet in slaagt, geeft hij het op. Dat idee van heroïsme en machismo maakt me doodziek,’ zegt Lucrecia Martel in een interview. 1 In Zama laat ze een man zien die nergens in slaagt, maar die ook niet opgeeft, ook al kan hij niets ondernemen. Hij blijft dus maar hopen, op grond van zijn verdiensten en status, van het heroïsme en machismo waar Martel van walgt. Pas aan het eind, als hij alles kwijt is, bereikt hij zelf dat inzicht. Tegen bandieten die van hem eisen dat hij ze naar de ‘kokosnoten’ brengt die hen rijk zullen maken, zegt hij: ‘Die zijn niets waard. Ik geef jullie iets wat mij nooit werd gegeven: het einde van de hoop.’
Zama is zonder meer een van de bijzonderste films die ik in lange tijd heb gezien. Het is lastig om er vat op te krijgen, ten eerste omdat de plot het verhaal niet voortjaagt, maar volgt, net als in Certain women 2 – is dat misschien een kenmerk van vrouwelijke regisseurs? Ten tweede omdat Martel je onderdompelt in een wonderlijke, onheilspellende wereld waarin onbekende krachten zich in bijna elk shot manifesteren: de zwart geverfde oorlel van een donkere vrouw bijvoorbeeld, of de roodgelakte nagels van een gouverneur, een mooie witte hond in een rechtzaal of een lama die onnadrukkelijk door een kamer loopt. Vaak gebeuren er twee, drie dingen tegelijk en kun je alleen hopen dat het shot lang genoeg duurt om alles te zien en te horen – een beetje zoals in de films van Tati, maar dan in een fantastische variant. Want het is allerminst zeker of het beeld dat wij zien wel overeenstemt met de objectieve werkelijkheid.
Martel heeft geprobeerd om de paranoia van Zama van binnenuit over het voetlicht te krijgen: de stemmen en dingen om Zama heen vermengen zich met de werkelijkheid waarin hij zich beweegt en die tegen hem samenspant. Kunnen wij hem daar bereiken, of zijn we net als hij veroordeeld tot gluren, tot het kijken door een nauwe opening naar dingen die we niet begrijpen, maar die het onderling blijkbaar goed met elkaar kunnen vinden?
Daar gaat het uiteindelijk om in deze film: hoe we naar de wereld kijken. Daarmee zet Martel haar eigen metier op het spel. Ze matigt zich geen objectieve, neutrale blik aan, alsof zij aan het eind van alle subjectiviteit staat en zich erboven zou kunnen verheffen. Zama is een indringer in een wereld waar hij niet thuishoort en die hem daarvan de ultieme consequentie laat beleven door hem niet meer te laten gaan. Voor de vrouwen die hij begluurt moet hij vluchten wanneer ze hem ontdekken en achterna gaan. De bandiet Vicuña, zijn antipode naar wie hij op zoek gaat, meldt zich uit eigen beweging bij hem. Overal is gevaar, nergens is redding, en langzaam sluit het net zich om hem.
Martel maakt van ons deelgenoten door ons op dezelfde manier in die vreemde wereld onder te dompelen. Zo roept ze mededogen in ons op – niet met de kolonisator, ook niet met de gekoloniseerden, maar met Zama als slachtoffer van de wraak van het vreemde, dat zo nodig bij het eigene moest worden ingelijfd. Verder dan dat gaat het niet. Ook wij, gluurders bij de gratie van Martels inventieve cinematografie, kunnen niet ingrijpen. We kunnen ons door Zama’s werdegang alleen maar laten meevoeren, zoals Zama zelf aan het eind aan den lijve ondervindt, wanneer de wereld die hij is binnengedrongen zich om hem heen stulpt en ten slotte opslokt.
- ‘Als een man niet slaagt, geeft hij op’, NRC, 16 januari 2018. [↩]
- Zie de bespreking op deze site. [↩]