Martin Scorsese en de apotheose van het beeld I

Martin Scorsese (New York, 1942) wordt algemeen beschouwd als een van de grote regisseurs. Met films als Taxi driver, Raging bull, Goodfellas, Cape Fear en The Irishman weet hij in Hollywood zijn eigen obsessies op een groot publiek over te dragen; daarnaast volgt een trouw publiek hem op excursies in films als After hours, The last temptation of Christ, The age of innocence, Kundun, Silence en een hele reeks documentaires. Wat hebben deze films gemeen? Waarom liet zijn Oscar zo lang op zich wachten? En wat kunnen wij nog van hem verwachten? Een onderzoek naar vorm, beeld, opvoedkunde en moraal, met in de hoofdrollen Brecht, Lacan, Nietzsche, Vestdijk, een voyeur en een Griekse godin.

The fault, dear Brutus, is not in our stars,
But in ourselves
Shakespeare, ‘Julius Caesar’

School’s out forever
Alice Cooper

Wie een beginpunt zoekt in de films van Martin Scorsese – chronologisch, biografisch, psychologisch, fenomenologisch of hoe ook – komt vanzelf uit bij Mean streets. Niet alleen vestigde hij met deze film in 1973 wereldwijd zijn naam, de titel duidt ook zijn geboortegrond aan, en daarmee de voedingsbodem van zijn oeuvre.
Enerzijds stonden die straten in de wijk Little Italy van New York onder het gezag van de katholieke kerk, anderzijds onder dat van de plaatselijke maffia. Volstrekt gescheiden werelden waren het niet, want de maffiosi waren zelf gelovige katholieken bij wie de priesters aanzien genoten. Maar het stelde Scorsese al vroeg voor de vraag naar het verband tussen beide werelden.

Anders dan Henry Hill in Goodfellas – ‘As long as I can remember, I always wanted to be a gangster’, zoals de openingstekst van die film luidt – koos Scorsese niet voor een loopbaan in de maffia. Hij wilde priester worden en schreef zich in 1957 in aan het seminarie, maar na een jaar brak hij de studie weer af: film, rock-’n-roll en meisjes spraken meer tot zijn verbeelding. Geen priester werd hij dus, maar filmer, waardoor hij toch aan die dubbele afkomst van gangster en heilige 1 tegemoet kon komen, namelijk door vanaf zijn eerste (What’s a nice girl like you doing in a place like this?, 1963) tot aan zijn laatstverschenen film (The Irishman, 2019) 2 een figuur op te voeren die de beide uitersten in zich verenigt, en die ik hier wil vatten onder de algemene naam van pedagoog.

Het woord ‘pedagoog’ heeft een weinig gunstige klank. In Nederland roept het associaties op met de ‘gogen- en logencultuur’ van ‘de jaren zeventig’; in het Engels wordt pedagogue vooral pejoratief gebruikt ter aanduiding van pedante en dogmatische betweters. Kennelijk is deze figuur in de loop der tijd vol van zichzelf geworden in plaats van zijn pupil, en is hij zijn bescheiden afkomst vergeten. Oorspronkelijk was een paidagogos – van Grieks pais, ‘kind’ en agein, ‘brengen’, ‘leiden’ – een slaaf die toezicht hield op jongens en hen van en naar school begeleidde. Dat is dus een nogal letterlijke uitdrukking van de taak van opvoeder, van iemand die een pupil (van het Latijnse pupillus, ‘onmondige 3 wees’) brengt waar deze moet zijn, en hem tot navolgenswaardig voorbeeld dient. Dit voorbeeldige aspect maakt inmiddels de kern uit van allerlei functies en hoedanigheden waarin sprake is van een al dan niet bij volmacht verkregen voogdijschap: van vader, leraar, meester, priester, politiek leidsman, rabbi, wetgever, goeroe, messias en zo door tot aan vadertje staat en God de Vader. Een pedagoog verbindt dus het allerhuiselijkste – de verhouding tussen vader en zoon – met het goddelijke: de verhouding tussen Vader en Zoon. Hij heeft zowel aan het hogere als aan het lagere deel en wordt door dezelfde splitsing tussen werkelijkheid en ideaal gekenmerkt als de straten van Scorsese’s jeugd.

Mean streets laat duidelijk zien hoe Scorsese’s pedagoog uit die splitsing geboren wordt. De van katholieke mores doordrongen Charlie (gespeeld door Harvey Keitel) worstelt met zijn bestaan als kleine crimineel en neemt de losgeslagen Johnny Boy (Robert De Niro) in bescherming tegen diens schuldeiser Michael (Richard Romanus). Charlie loopt over van goede bedoelingen, maar is toch minder in Johnny Boy geïnteresseerd dan in zijn eigen zielenheil, dat hij door deze daad van naastenliefde hoopt veilig te stellen. De onaangecultiveerde natuurmens Johnny Boy trekt zich van zijn schuld aan Michael niets aan; Charlie daarentegen heeft maatschappelijke ambities, gaat daartoe tegenstellingen uit de weg en probeert het ‘kwaad’ van Johnny Boy te bedekken onder zijn onder sociale druk ontwikkelde caritas. Door elk conflict in de kiem te smoren, stelt hij de wereld eenvoudiger aan zijn pupil voor dan deze in werkelijkheid is, en verhindert hij hem om de gevolgen van zijn daden onder ogen te zien. Dat gebeurt op fatale wijze pas wanneer het te laat is: Charlie en Johhny Boy worden aan het eind van de film door een hitman van Michael, gespeeld door Scorsese zelf, 4 neergeschoten.

Van ware pedagogie is in Mean streets dus nog geen sprake; men wordt geen pedagoog door alleen maar iemand onder zijn hoede te nemen. Maar wie de gangen van de pedagoog in Scorsese’s films nagaat, ziet dat deze van de tamelijk onnozele figuur waaraan Charlie gestalte geeft, tenslotte even indrukwekkend is geworden als Scorsese’s oeuvre zelf. Tussen Charlie en uiteenlopende figuren als de Dalai Lama uit Kundun (1997) en Bill Cutting (Daniel Day-Lewis) uit Gangs of New York (2002) bevindt zich een wereld, een heel leven van verschil. Om meesterschap te bereiken moet een pedagoog kennelijk ook zichzelf opvoeden of laten opvoeden, 5 en een goede pedagoog blijft wat dat betreft zijn leven lang zelf pupil. Pedagogie, het ‘tot voorbeeld dienen’, is dan ook geen thema waarop Scorsese naar willekeur varieert, maar een gebied dat hij zich gaandeweg heeft toegeëigend, en waaraan principieel geen einde is.

Zoals gezegd ligt het beginpunt van die ontwikkeling in Mean streets, maar het vroege It’s not just you, Murray! (1964), de tweede film die Scorsese als student aan de filmacademie maakte, geeft er nog een interessant voorstadium van te zien. De held van die film, Murray (Ira Rubin), is een kleine crimineel die zijn vriend Joe (San De Fazio) onvoorwaardelijk vertrouwt, zonder te zien dat hij door hem voortdurend wordt bedrogen. Van pedagogie is hier dus geen enkele sprake. Murray en Joe bevinden zich op de nulgraad, in een chaotische oerfase waarop de termen ‘pedagoog’ en ‘pupil’ alleen dankzij Scorsese’s latere films kunnen worden betrokken. Zo worden ook in dit essay de termen ‘pedagogie’, ‘pedagoog’ en ‘pupil’ onder opschorting van een nadere definitie gebruikt, zodat hun betekenis geleidelijk tot stand kan komen.

Verder naar:
Martin Scorsese en de apotheose van het beeld 2
Martin Scorsese en de apotheose van het beeld 3


  1. Beide extremen komen ook voor bij Harry Mulisch: ‘Ik wilde gangster worden, en weldra heilige, – maar omdat ik het alle twee tegelijk wilde, of althans te kort na elkaar (want alle rechtgeaarde heiligen hebben een suksesrijke karrière als gangster achter de rug), werd ik niets. Een schrijver (…).’ Mulisch, Voer voor psychologen, Amsterdam 1961, 19. []
  2. Dit essay beperkt zich tot films die door Scorsese zijn geregisseerd. Films waaraan hij als producent, acteur of editor heeft bijgedragen blijven buiten beschouwing. []
  3. ‘Onmondigheid is het onvermogen zich van zijn verstand te bedienen zonder de leiding van een ander.’ Immanuel Kant, Beantwoording van de vraag: wat is verlichting? (1784). []
  4. Net als Alfred Hitchcock zet Scorsese in vrijwel al zijn films middels een cameo-optreden zijn handtekening, veelal in rollen die iets met film of regisseren te maken hebben. Enkele voorbeelden: als tv-regisseur in The King of comedy, als lichttechnicus in After hours, als fotograaf in The age of innocence, als centralist in Bringing out the dead, als filmoperateur in The aviator. Op zijn bekendste en langste cameo, als passagier in Taxi driver, wordt verderop in deze reeks uitvoerig ingegaan. []
  5. Vestdijk bedacht voor de opvoeding van pedagogen de term ‘parapedagogie’ (Vestdijk, De toekomst der religie, Arnhem 1947, 354). En in een beroemde aantekening uit 1875 schrijft een nog jonge Nietzsche: ‘Opvoeders opvoeden! Maar de eersten moeten zichzelf opvoeden! En voor dezen schrijf ik.’ (Nietzsche Herwaardering van alle waarden, Meppel, Amsterdam, 1992, 651). []

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.