Volksverheffing

Posted on Tuesday, July 07, 2009 3:17 AM
Jan Schaefer - In geouwehoer kun je niet wonen
Vorige week presenteerde Sharon Dijksma in het PvdA-partijbureau een rapport over de voor die partij teleurstellend verlopen Europese verkiezingen. Achter haar, op de muur, zag ik affiches hangen uit het partijverleden, waaronder deze met Jan Schaefer, van voordat hij staatssecretaris van volkshuisvesting werd. Het deed me denken aan nog zo'n ander gevleugeld woord, van Marcel van Dam: 'En zo komt Jan Splinter door de winter met u' (tegen Lubbers). En toen dacht ik: maar dat is de taal van Geert Wilders. Kennelijk had de PvdA zich in die tijd nog niet van haar kiezers vervreemd - niet omdat ze die 'ideologische veren' nog niet had afgeschud - geen geschiedenis van de PvdA kan voorbij aan die weerzinwekkende metafoor - maar omdat ze nog de taal sprak van wie geacht werd op haar te stemmen.

Ik herinner me uit die tijd een beweging binnen de vakbond die waarschuwde tegen de verleiding om aan de onderhandelingstafel de taal van werkgevers te spreken: de dure woorden, de gestudeerde termen. Dat zou de solidariteit maar ondermijnen. Beide 'spraken' waren niet met elkaar te verenigen, en dat moest vooral zo blijven. Maar een van de leerstukken van de PvdA (en van Bertolt Brecht, en van daaruit allicht van de Vara) is van oudsher de volksverheffing geweest: de poging om mensen inzicht in hun eigen situatie te geven door ze hun gangbare context niet langer als vanzelfsprekend te laten ervaren, maar ze ervan te vervreemden; op die manier zouden ze zich er ook aan kunnen ontworstelen. Het tragische is natuurlijk dat dat wel gelukt is met de PvdA zelf - het partijkader, de apparatsjiks - maar niet met de achterban. Die spreekt nog altijd diezelfde taal, maar moet voor de ontvangst ervan uit de politiek nu afstemmen op een ander kanaal (een 'fatisch' probleem, zou Roman Jakobson zeggen).

Zo heeft de beoogde vervreemding een heel ander, ongewenst karakter gekregen en worden PvdA-stemmers geacht zich te spiegelen aan intellectuelen als minister Plasterk, die in houding en gedrag wel affiniteit toont met het ideaal waarin hij inmiddels deelt, maar niet met de poel waaruit die lelie moet worden opgedregd. De vraag is: mankeert er dan wat aan zijn solidariteit? Is die bij Geert Wilders in betere handen? Of gaat het om iets anders?

Het woord voeren namens iemand anders, is niet hetzelfde als het overnemen van diens spraak: dan zou hij voor zichzelf het woord kunnen doen. Wanneer Schierbeek 'Ezel mijn bewoner' zegt, impliceert dat niet dat hij gaat balken. Je moet dus niet het publiek, een kwantitatieve meerderheid, naar de mond praten, zoals Wilders - en op nog veel schaamtelozer wijze Rita Verdonk - dat doen. Evenmin hoef je je van dat publiek te distantiëren door het 'gewone woord' van een 'accent' te voorzien, zoals Menno ter Braak deed, die zich als 'politicus zonder partij' hooghartig van de politiek distantieerde en zich daarmee tot een elite, een sociale meerderheid bekende. Het gaat erom in alle opzichten, kwantitatief èn sociaal, de taal van een minderheid te spreken. Deleuze zegt het zo: 'Het probleem is er één van minder-worden: niet doen alsof, niet het kind, de zot, de vrouw, het dier, de stotteraar of de vreemdeling na-apen, maar dat allemaal worden, om nieuwe krachten of nieuwe wapens uit te vinden'. En: 'Virginia Woolf verbood zichzelf te “praten als een vrouw”: zij ving des te meer het vrouw-worden van het schrijven op'. (Uit Dialogen met Claire Parnet).

Wat Deleuze hier met zoveel woorden propageert, is veel meer de method acting van Stanislavski, waarbij de acteur zich volkomen vereenzelvigt met zijn personage (cf. De Niro, Keitel), dan de acteervoorschriften van Brechts episch theater, waarbij de acteur zich juist van zijn personage diende te distantiëren, alweer om duidelijk te maken dat wat werd uitgebeeld niet natuurlijk was (cf. mijn opmerkingen over George Clooney in Burn after Reading).

Lucebert - Geluid en licht
Lucebert, Geluid en licht, acryl op doek, 1994, 115x145 cm. Galerie Willy Schoots.

Zijn daar ook voorbeelden van in onze literatuur? Natuurlijk. Je hoeft daarvoor alleen maar op zoek te gaan naar schrijvers die in het schrijven niet zichzelf als macht neerzetten - '“Mme. Bovary, dat ben ik” is een zin van de hysterische bedrieger' zegt Deleuze - maar die in hun werk plaats bieden aan partijen zonder stem (cf. opnieuw mijn pleidooi voor de Partij voor de Dieren). 'Ezel mijn bewoner' zegt bij voorbeeld Bert Schierbeek. En natuurlijk Lucebert:

'[Luceberts] solidariteit gaat niet uit naar het publiek, maar naar de onderdrukte, de weerloze. Hij maakt zich als dichter meester van hun taal: "dief van de volksmond", "omarmende honderdman". Hij levert strijd met de taal in hun belang, hij is "temidden van de menigte een denker".' En: 'Dit is de ware solidariteit. Solidariteit is niet: zo schrijven dat de menigte je begrijpt, maar strijden voor de menigte met wapens die zij zelf niet heeft'. (Uit ongepubliceerde aantekeningen over Lucebert, waarover binnenkort meer).

Nu de aanleiding voor dit stuk. Dat was een interview met Thomas Vaessens in de NRC van afgelopen vrijdag, over zijn eerder hier door mij besproken boek. In het interview komt opnieuw de vraag aan de orde op welke manier literatuur een grotere maatschappelijke rol zou kunnen spelen, en Vaessens zegt dan dat 'schrijvers, literatuurwetenschappers en critici zich niet langer [moeten] verschuilen achter het argument dat het niet de schrijvers zijn die opvattingen over de werkelijkheid verkondigen. Ze moeten er voor uit durven komen dat zij dat zelf doen.'

Vaessens suggereert hiermee dat schrijvers zich net zo zouden moeten opstellen als Flaubert ten aanzien van madame Bovary, waarbij de laatste dus volkomen onderhorig is aan het gezag van de eerste, die in zijn werk heerst als God in het universum, dat wil zeggen als laatste en beslissende instantie: als een tiran. Daarnaast breekt hij hiermee met het volksverheffingsidee: literatuur vertegenwoordigt geen bijzonder gebied dat niet voor nadere positiebepaling vatbaar is. Maar daarmee steunt ze mede op de onttovering, het verlies aan 'aura' van het kunstwerk zoals Walter Benjamin dat constateerde, naar aanleiding waarvan Brecht juist tot de vervreemdingseffecten van zijn episch theater kon komen. Hoe is dat mogelijk?

Brecht - Mahagonny
Volksverheffing?

Als ik het me schematisch voorstel, dan zie ik schrijvers als Schierbeek en Lucebert tegenover Flaubert staan; 'minderheden' tegenover 'goden'; method acting tegenover de Brechtiaanse school. Het kernpunt van het verschil tussen beide groepen is dat Brecht uitdrukkelijk kiest om te 'doen alsof': hij benadrukt het onnatuurlijke van elke representatie (op het toneel, in literatuur, enz.). Deleuze zou hem daarin best bij willen vallen, ware het niet dat hij überhaupt van elke vorm van representatie afziet. Ideeën moet je niet in een beeld, een gezicht fixeren, maar in beweging houden. Tegenover Brechts 'doen alsof' stelt hij daarom het 'worden'. Zijn kunstenaar is geen god die zijn bestaan aan een apotheose van idee tot beeld te danken heeft, maar een die de omgekeerde weg volgt en zichzelf veeleer demonteert, om zo aan anderen het woord te kunnen geven. 'Hoe het gezicht uit elkaar te halen? (...) Hoe zelfs onze liefde breken om eindelijk echt lief te kunnen hebben? Hoe onwaarneembaar worden?’ vraagt hij.

Wat Vaessens' suggestie nu betreft: het moet duidelijk zijn dat schrijvers niet naar hun personages verwijzen om hun verantwoordelijkheid te ontlopen, maar omdat die personages nu juist geconcipieerd zijn om te handelen binnen een ideologisch drama, dat niet zomaar in een strekking kan worden vertaald. Hermans' Lodewijk Stegman uit Ik heb altijd gelijk is niet alleen maar iemand die ongunstige opvattingen over katholieken uit, maar die in die roman ook een bepaald lot ondergaat. Dat is de reden waarom niemand voor zijn uitspraken kan instaan, of namens hem het woord kan voeren; dat kan alleen Lodewijk Stegman zelf. Als dat anders zou moeten zijn, valt niet te begrijpen waarom de schrijver dan de moeite nam het personage in het leven te roepen: dan had hij die opvattingen, waar hij zich volgens Vaessens mee zou moeten vereenzelvigen, ook in een andere, niet-literaire vorm kunnen uiten, en was Lodewijk Stegman het ongeluk te moeten leven bespaard gebleven.

Literatuur wordt nu eenmaal niet alleen voor de mooiigheid geschapen, maar omdat er een voorbeeld in kan worden gegeven van hoe een bepaald idee in de praktijk uitpakt, zonder dat die praktijk ook werkelijkheid wordt. Wanneer de afstand tussen die twee wegvalt, verliest literatuur niet zozeer zijn aura, maar zijn metaforisch karakter: ze vergelijkt dan niet meer, maar levert teksten die eventueel kracht van werkelijkheid zouden kunnen opeisen. Daarmee verliest ze elke aanspraak op belangeloosheid, en wordt het schrijven, aldus Deleuze, 'pure redundantie in dienst van gevestigde machten'. En hij voegt eraan toe: 'Er zijn dier-wordingen in het schrijven, die niet bestaan uit het praten over je hond of over je kat. Het is eerder een ontmoeting tussen twee rijken, een kortsluiting (...)'.

Is dat niet een definitie van de metafoor: de ontmoeting tussen twee rijken? Literatuur zoekt geen excuus, maar vergelijkingsmateriaal - niet in algemene, abstracte, wetmatige waarden, maar in concrete situaties. Als Lodewijk Stegman geen metafoor meer mag zijn, gebeurt het omgekeerde: dan verliest zijn personage zijn concrete vorm en vergelijkende waarde, en wordt algemeen, zoals een wetstekst algemeen toepasselijk wordt geacht. En de schrijver, die nu juist geen algemene, abstracte, wetmatige waarde wilde uitbeelden, wordt daarvoor dan persoonlijk aansprakelijk gesteld. Dat klopt niet: hij was hooguit solidair met de minderheid Lodewijk Stegman.

Feedback

# re: Volksverheffing

7/7/2009 12:02 PM by Piet Boekestijn
Volksverheffing is een door geen mens te tillen probleem. De idee om velen die het ongelukkige geluk hebben om minder te doorzien en daardoor het erbij behorende genieten missen, een duwtje omhoog te geven is goed en belangrijk. Het besef, dat veel weten ongelukkiger kan maken hoort daarbij. Er een ideologie omheen weven, of mooi gekleurde nepveren, volle haarstukjes of hele pruiken gebruiken om die idee status te geven, ikzelf kwam nooit op die gedachte. Maar laat ik mezelf niet prijzen, droomde ik ook niet weg bij de theatrale poëzie van Brecht, toen die grote dichter de daadkracht van de dictator Stalin verheerlijkte?
Er zijn vele voorbeelden te geven van op een voetstuk geplaatste en blijvend vereerde volksverheffers. Bij Domela Nieuwenhuis, Mahatma Gandi of Martin Luther King wordt vrijwel geen antigeluid gehoord. Mozes, Mohammed, Jezus, worden terecht vereerd. Aan een vereenzelviging van hun betekenis met een eraan verbonden ideologie wil ik niet.
Volksverheffing begint en eindigt bij jezelf. Of hoogstens nog bij de weinige mensen die je ontmoet, een beetje kent en begrijpt, dat ze enige steun kunnen gebruiken om "zich te verheffen". Over foute taal gesproken ....

Post Comment

Title  
Name  
Url
Comment   

ATTENTION: the code you need to copy is CaSe SeNsItIvE and is required to prevent spam.
Enter the code you see: