Luisteren met je ogen

Over A.H.J. Dautzenberg, Niet het krassen van de kraai

Omslag van de bundel

Bij de presentatie van Extaze 26, vorig jaar in de Haagse Houtrustkerk, hield ik een lezing over het fatische in de kunst (via YouTube te zien). Hieronder versta ik de bedding of het kanaal waarlangs kunst onze zintuigen bereikt. Dat kan een instrument zijn of een medium, of ook wel, in meer algemene en abstracte zin, het fond, de achtergrond of de ruis die altijd hoorbaar of zichtbaar is en die de boodschap draagt, kortom dat waarzonder kunst niet kan bestaan.

Het fatische is zo vanzelfsprekend dat er doorgaans geen acht op wordt geslagen. Maar wat te doen wanneer de waarneming gekleurd wordt door een innerlijke ruis, die zo sterk is dat ze zich voor het object van de waarneming dringt en die overstemt?

De schrijver A.H.J. Dautzenberg lijdt sinds enige tijd aan tinnitus, of oorsuizingen – volgens de Nationale Hoorstichting samen met twee miljoen andere Nederlanders. Meestal is het goed te verdragen, vertelt hij in het nawoord bij deze bundel, maar soms wordt hij er gek van. De aandoening heeft mensen volgens Wikipedia wel tot zelfmoord gedreven. Gelukkig heeft Dautzenberg er iets op gevonden.

‘Ik laat bijvoorbeeld een roodborstje door mijn hoofd vliegen en zingen, figuren en melodieën aanbrengen. Mijn tinnitus doet dan vaak mee; de schurende klanken en zeurende galmen proberen het roodborstje te volgen, in zang én vlucht, veelal met verzachtend effect. () Zo ontstaan de tinnitusgedichten () die zich losmaken van het papier en mijn binnenwereld een beetje bewoonbaar houden.’

Het levert een amusante verzameling gedichten op in een genre dat volgens het Letterkundig lexicon voor de neerlandistiek gekarakteriseerd moet worden als ‘abstracte’ poëzie. De nadruk ligt daarbij op de klank – dit in tegenstelling tot ‘concrete’ poëzie waarin met typografische middelen symbolische vormen worden gecreëerd. Dat genre heeft Dautzenberg trouwens ook beoefend, in een alleraardigste bundel ‘snookergedichten’ (Na de punt, Utrecht 2013) waarin snookerpatronen met betekenis werden geladen.

In deze ‘tinnitusgedichten’ is dat andersom. Hier zijn de taaltekens niet typografisch gerangschikt om een betekenis tot stand te brengen (hoewel de tweede afdeling daar toch naar neigt). Ze zijn de neerslag van een auditieve ervaring. Er is hier geen betekenis meer, geen symbool, geen boodschap, alleen de grafische voorstelling van geluid. Voor de dichter is het misschien om gek van te worden, voor de lezer is het een weldadige en niet zelden geestige ervaring. Hij hoeft de over de pagina dansende taaltekens niet in een voor het verstand bevattelijke boodschap om te zetten, maar kan ze licht, want bevrijd van elke symbolische zwaartekracht, als pure expressie van innerlijke sensaties ervaren. Daarbij verandert het oog van een denkend, zich de wereld toe-eigenend instrument in een tastorgaan, dat blijkt te kunnen luisteren.

A.H.J. Dautzenberg, Niet het krassen van de kraai
Amsterdam 2019 (Uitgeverij Pluim)
80 blz, €24,99
ISBN 978 94 929 2822