Buiten bereik

Bron: Hot Road Review, jaargang 30, maart 2014.

Screen shot van Runkeeper interface

Als dit nummer verschijnt ligt de 40e editie van de CPC 1 net achter ons en kan er worden teruggezien op een ongekend succes. Voor het eerst, en al maanden van tevoren, was het spektakel uitverkocht; zelfs de reservelijst was vol. Beetje raar wel: hoe kan een reservelijst ooit vol zijn?

Aan mij heeft het in elk geval niet gelegen. Een van mijn voornemens voor dit jaar was om niet meer aan dit soort massale loopevenementen mee te doen. Ik heb geen zin meer om bij de start boven beukende muziek uit naar een volksmenner te luisteren die vanwege zijn almachtsdroom wil dat we allemaal even zwaaien. Ik heb ook geen zin meer om tijdens de race omver te worden gelopen, of om af te remmen, of om het hele parcours te slalommen. Wat heeft dat met hardlopen te maken? Het is net zo erg als de Spuistraat op zaterdagmiddag.

Voeg daarbij nog de stress van de tijdmeting. Zeker, de CPC is een wedstrijd – maar ik ben geen topsporter. Ik weet wel zo’n beetje wat mijn tijden zijn. Vanwaar dan die druk om binnen een bepaalde tijd binnen te komen? ‘Meten is weten’ zeggen ze tegenwoordig – maar wat weet je dan precies? Van het zweet, de pijn, je wanhoop en je euforie hou je alleen een abstracte getallenreeks over, even objectief als nietszeggend.

Zo reduceren we onze ervaring tot een cijfer, een beoordeling, en krijgt ons NSA-profiel weer wat meer reliëf. Apps als Runkeeper, die via de satelliet je routes en je tijden vastleggen, leven van die vergissing. Ik heb er zelf een poos mee rondgelopen en het is mooie technologie, maar als ik ga hardlopen wil ik buiten bereik blijven van de grijpgrage handen van overheid, bedrijfsleven en medemens. Ik loop niet voor niets in de buitenlucht, door de duinen, in de natuur. En dan zo hard!

NSA-klokkenluider Snowden zei een tijdje geleden: ‘Een kind dat vandaag wordt geboren groeit zonder enig idee van privacy op. Het zal nooit weten wat het betekent een moment voor jezelf te hebben, een niet-opgenomen, niet-geanalyseerde gedachte.’

Enfin, vanavond weer een lekker stukje rennen. Zonder app, zonder telefoon. Ik vraag na afloop wel aan iemand hoeveel kilometer…


  1. De City Pier City, het grootste hardloopevenement in Den Haag.

Het stenen bruidsbed 2.0

Over ‘Her’ (Spike Jonze, 2013)
 

 
Twombly tegen de skyline van LA

De enige werkelijkheid in Her is de stad: de skyline van LA, het staketsel van wolkenkrabbers, de architectuur van gebouwen, pleinen en malls, het interieur van appartementen en slaapkamers. Ze vormen geen drukkende, Duits-expressionistische achtergrond maar zijn een gegevenheid: hierin zijn de mensen anno 2014+ geworpen, in deze ruimte zijn ze op de operating systems (OS) ingelogd die hen besturen. Twombly’s OS heeft dan wel de stem van ‘Samantha’ maar haar beeltenis is die van de stad: het web waarin hij en zijn lotgenoten gevangen en verloren zijn, hun stenen bruidsbed 2.0.

Er is één korte scène waarin de grondvorm van die architectuur wordt gegeven, nl. wanneer Twombly in een besneeuwd bos tussen donkere boomstammen loopt. Dat is die andere tijdloze ruimte – een waarbinnen we niet minder eenzaam en verloren waren, integendeel misschien, maar waarin we althans niet gevangen zaten. In die natuurstaat waren we niet ingelogd, hadden we alleen onszelf en de echo van onze eigen stem ipv een artificiële gesprekspartner.

Twombly doet wel zijn best om zichzelf te blijven: samen met Samantha speelt hij spelletjes in drukke ruimten waarin hij de confrontatie met zijn sociale omgeving zoekt of die juist probeert te ontwijken. De kern blijft niettemin zijn verbond met Samantha, dat exclusief is van zijn kant, maar niet van de hare, en dat ook niet kan zijn. Haar promiscuïteit berust op haar plooibaarheid (‘adaptibility’, vgl. Jonze’s Adaptation) en op de inwisselbaarheid van haar karakter (vgl. Being John Malkovich). Twombly’s trouw daarentegen berust op zijn volstrekte onderworpenheid aan deze Helena van Troje, die hem als een marionet in haar marionettentheater (vgl. opnieuw BJM) bestuurt.

De vraag wie er artificiëler is, is ten slotte niet moeilijk meer te beantwoorden. Waar zij zich kan ontwikkelen en losmaken van haar eigen programmatuur, daar blijft hij steken, als tussen de 7e en 8e etage van een gebouw (BJM); hij kan geen kant meer op. Waar zij leert te beschikken over eigen gevoelens, is hij de zeggenschap daarover allang kwijtgeraakt. En met hem de hele stad.

Het laatste shot, waarin hij en een lotgenote tegen de skyline van LA steun zoeken bij elkaar geeft het drama precies weer. Het is wij tegen deze ruimte van het overal aanwezige mobiele internet, verenigd in een dun verbond met onze stadgenoten: wezens die in alle opzichten op ons lijken maar met wie we niet meer kunnen verkeren.