Literair spel: grasduinen en spoorzoeken. Nakaarten met essayist Rudy Cornets de Groot

 

Door: Rico Bulthuis.
Bron: Haagsche Courant, 7 maart 1972.

Rudy Cornets de Groot ziet er precies zo uit als hij schrijft: een beetje warrig. Dat is iets anders dan verward. Over zichzelf zegt hij: “Ik ben een grasduiner. Een spoorzoeker. Niemand heeft invloed op mijn werk, en in de literatuur ben ik met niemand verbonden.”

Essayist R.A. Cornets de Groot komt uit het vooroorlogse Nederlands-Indië, waar hij op 3 februari 1929 werd geboren en tot aan zijn zestiende jaar vakantie vierde. Zelfs toen zijn vader door de Japanners was geïnterneerd, zwierf Rudy als ‘Indiese’ jongen vrij door Bandoeng en spuwde licht huiverend in vierduizend meter diepe ravijnen. Hij heeft er, zegt hij, zijn gefascineerde belangstelling voor het berglandschap van overgehouden.
Zijn leven veranderde radicaal met zijn komst naar Holland in 1946. “Ik moest alles inhalen. Na de middelbare school verder studeren, lesgeven en nadenken over wat ik zou gaan doen. Op een dag las ik een boek van Vestdijk. Dat was beslissend. Ik kwam op het spoor van de Forum-groep. De meeste auteurs uit die tijd zijn overleden, maar ik ken hen beter dan de meeste jongeren. Ik ben een eenling. Soms spijt het mij wel eens.”

Geen Simenon

De leraar Nederlands Cornets de Groot woont met zijn vrouw, twee dochtertjes en een zoon in het hart van Den Haag, tussen antiquairs en boven een drankwinkel. Zijn woon- en werkkamer is een met tekeningen, zelf geplakte collages en klimplanten vrolijk gemaakte bibliotheek. Alleen het schrijfbureau is pijnlijk netjes verzorgd. De vele romans staan er op een lezer te wachten.
“Ik lees alleen bepaalde romans”, zegt hij. “Nooit een Simenon of zoiets. Mijn geliefde schrijvers zijn Lucebert, Achterberg, Mulisch en Hermans. Vestdijk natuurlijk en boven alles Van het Reve. Maar over hem heb ik nog nooit een letter geschreven. De volmaaktheid van zijn schrijverschap sluit dat uit. Zijn werk is aan alle kanten dicht.”
Acht boeken staan er nu op de naam van Cornets de Groot. De titels verraden een onderhuids verlangen naar romantiek: ‘De chaos en de volheid’; ‘De zevensprong’; ‘Open ruimte’; ‘Een wijze van leven’ enzovoort. Nu komt: ‘Vestdijk op de weegschaal’. Vestdijk is een hoofdstuk apart in zijn literaire leven. “’t Was wel gek”, zegt hij, “ik had al een heel boek over hem geschreven, voordat ik hem tijdens een bijeenkomst heel even ontmoette. Ik geloof niet dat we een zinnig woord hebben gewisseld”. Vestdijk en de astrologie; Vestdijk en de bergen. Twee onderwerpen die aanleiding zijn tot steeds weer nieuwe essays. “Let maar eens op hoe dikwijls hij over berglandschappen schrijft. Voor mij is het een boeiende symboliek. Ik ontdekte het ook bij Lucebert. Over de kraters lopen, langs ravijnen gaan, in de diepte kijken.”
En dan zegt hij verstrooid: “Mijn vrouw heet Van de Berge”. Het hele gezin schatert het uit, maar op de een of andere manier hoort dit associëren ook bij het literaire spel dat hij bedrijft.

Vestdijk

Op de vraag wat hem over astrologie bij Vestdijk deed schrijven, terwijl hij van astrologie vrijwel niets afweet, bouwt hij spoorzoekend een antwoord op. Hij meent dat onze opvattingen sterk gebonden zijn aan onze kennis betreffende het heelal. De middeleeuwen, Newton en Einstein komen er aan te pas. Plotseling zegt hij: “Mijn Indisch-zigeunerachtig Katholicisme dat ik van mijn moeder leerde, heeft natuurlijk sporen nagelaten. Ik vraag me af of wij naar een pantheïsme gaan, of dat we zoals Spinoza God zoeken in ons eigen hart.”
Hoe zie je de toekomst van de romanliteratuur?
“Met de romankunst ligt het erg moeilijk. De roman moet in deze tijd geëngageerd zijn of experimenteel. Het kan bijna niet anders. De dichtkunst biedt nu meer mogelijkheden. Ik geloof dat een fatsoenlijk schrijver altijd geëngageerd is, maar er doen zich zo bliksemsnel veranderingen voor. Je kunt alleen maar vanuit het heden terugkijken. Mulisch had waarschijnlijk gelijk toe hij zei dat je de emotie moet hebben overwonnen, om iets goeds te kunnen schrijven. Anders krijg je steeds weer van die lyrische, onbeteugelde ontboezemingen. Willem Kloos heeft dat heel vroeger ook al eens gezegd in een heldere bui.”

Terzake

Hij praat nu zoals hij schrijft: van de hak op de tak, maar wel terzake: “Kunstenaars zetten hun reactie tegenover gebeurtenissen in hun eigen tijd. Toen in de jaren dertig Hitler aan de macht kwam, schreef Vestdijk in razend tempo zijn monsterroman ‘Kind tussen vier vrouwen’. Dat was voor hem het afschrijven van een stuk verleden. Om het te bewaren tegen de onzekerheid, misschien.”

Vertrouwen in Heeresma

Heb je vroeger niet getekend of geschilderd?
“Ja. Ik wilde tekenaar worden. Nu teken ik nooit meer”. Hij onderbreekt zichzelf door te zeggen: “O ja, ik ken toch wel schrijvers. Heere Heeresma is een zwager van me. Toen ik hem pas had ontmoet zei hij tegen me: “Och Rudy, ik heb een voet met een houten zool, wil jij even een fles wijn voor me halen, want ik kan niet opstaan”. Nu, ik was zo gek om er in te vliegen. Pas toen hij daarna heel tevreden wijn stond te drinken had ik hem door.”

Onbevangen

Op die onbevangen manier begint Rudy Cornets de Groot ook te lezen en te schrijven. Hij gelooft onverbiddelijk wat er staat. In zijn jongste publicatie: ‘Contraterrein’ is dat wel heel duidelijk. Daarin begint hij met bewondering voor Achterberg, Rhijnvis Feith, Herman Gorter, W.F. Hermans, Harry Mulisch en Simon Vestdijk. Dan gaat hij voorzichtig speuren en puntig analyseren. Dan wordt het nakaarten. Voor hem en voor ons.

Plaats een reactie