Verzameld werk - Gele Vellen - Vijftiende jaargang (1983-1984)

Een inquisiteur voor de boer

R.A. Cornets de Groot

Lodewijk Makeblijde College

Informatief Bulletin, nr. 3, [december 1983]



Nu de koek bijna op is, zie je hier en daar een vermakelijke strijd oplaaien om de aardigste plaats op de ladder.
Bram de Swaan, die een aantal sociologen het leven zuur maakt, op de voet gevolgd door Frans Kellendonk, die met een paar anglisten de vloer aanveegt. Moet ik achterblijven? Integendeel. Ik ben erop uit hoog te scoren op de hitlijst van 'citaties'; desnoods ben ik bereid voortdurend mezelf te citeren als ik geen stof tot schrijven meer heb.
Want in de wetenschap gaat het, in deze crisis, om de competitie. Men moet met een onderzoek, een theorie, de eerste zijn. Men moet ook geen middel schuwen zijn waarnemingen te verfraaien, zijn berekeningen te vereenvoudigen. Ginjaar heeft groot gelijk, wanneer ze spreekt van het dorre hout in de exacte vakken op school. Voor een dadaïsering van de wetenschap heb ik me altijd al in willen spannen. En toen dan ook de klas, waar ik klasseleraar van ben, een groot aantal drieën en vieren verzamelde voor natuurkunde, vroeg ik DB, wat er nu zo'n groot probleem kon wezen in die klas van mij.
'De eenparig versnelde beweging!' riep hij uit. En met een krachtige zwaai van zijn verontwaardigd hoofd, bracht hij zijn coiffure in de juiste coupe.
'yt = yo + vot + ½at2', zei hij.
'Ze kunnen het in de x-richting, maar vraag je ze de y-richting...!'
Ik leerde de formule bliksemsnel uit het hoofd en schreef die voor mijn verzamelde discipelen op het bord. Ik verpletterde de meute. En ik voegde eraan toe: 'En of je het nu in de x- of in de y-richting zoeken moet, - het is allebei stomeenvoudig! Wat is trouwens leuker op school dan mechanica?' vroeg ik. 'Zijn jullie wel goed bij het hoofd?' Want natuurlijk wil ik mijn pupillen hoog opstoten in de vaart der volken, met of zonder hulp van Ginjaar. De kans dat zij op de TH zullen belanden is immers allerminst denkbeeldig. Zo is er tenslotte ook een ir. C. Brouwer gepromoveerd op een proefschrift "Onderzoek naar het karakteriseren van de kwaliteit van het wegverkeer".
Waarom zitten we in een auto, vraagt hij.
Wel, wij willen ons lichaam verplaatsen en ons gevoel van eigenwaarde tonen door voertuig en rijstijl.
Deze zaken moeten worden beschouwd in het kader van een bestuurder-voertuig-weg-verkeerssysteem.
Hoe weet ik dit? Och, eigenlijk wist ik dit altijd al. Eigenlijk weet mijn kleine meid van vijf dit ook allang. Maar ik weet het óok uit een artikel van Piet Vroon in De Volkskrant van 10 dec. 83:

artikel Piet Vroon

En! Zo! Voort!

Mag ik DB vragen, waar al die flauwe kul van hem nou zo voor nodig is? Dan wil ik wel erkennen, dat ik waarlijk de enige niet ben, die vindt dat zijn vak aan dadaïsering toe is.
Wat mij betreft kan hij eigenlijk wel met wachtgeld. En Klaas en Cor ook. Of zullen we ze maar, net als Keppler destijds, voor de Inquisitie slepen? Dan maken we hun vak weer okkult en interessant!

figuur bij artikel Vroon

CN


Vijftiende jaargang, volgende artikel