Bloemlezing - Striptease - De robot en het woord

De robot en het woord

(Inleiding)



Cornets de Groot met vriend Henk Flinterman voor Luceberts muurschildering in het Letterkundig Museum te Den Haag, 1990.
Op 7 juni 1989, de dag dat hij zijn boekje over Speenhoff voltooide (zie de inleiding bij Speenhoff en Indië), noteerde Cornets de Groot in zijn dagboek:
'Ik werd zo nieuwsgierig naar die man, naar mijn jeugd en naar de rol die hij daarin kreeg te spelen, dat ik als een gek aan het werk ben gegaan, avond aan avond, en vaak tot half drie, half vier in de nacht, met thee en sigaretten, heel ontspannen, - en toch! [] Overdag droeg ik de consequenties van deze nachtelijke tegellichterijen, bij de huisarts vielen mijn ogen dicht. Ik voelde me afgemat. Duizelingen, koppijn, hallucinaties soms []. En lichtverschijnselen: sterren, randen, regenboogkleuren, - tot je geen letter meer kon lezen, en nu, nu is opeens dat essay af: hoe bestaat het want hoe is het mogelijk'.
Drie dagen later, om kwart over twee in de nacht, werd hij getroffen door een hartaanval.
'Tegen de deurpost viel ik in zwijm. [] De hysterische robot kon, terwijl ik zweette als een otter, tekeergaan in mij. Hij riep nog driemaal luide om Narda, die hij vroeg de nachtdokter te laten komen'. 1
Een ambulance bracht hem over naar het Academisch Ziekenhuis Leiden, waar hij drie weken verbleef, 'als een versierd mens van Mulisch verbonden met monitor, zuurstofmasker, [] kraantjes, pompjes en flesjes' 2 - maar ook, via een koptelefoon, met de muziek van Mozarts Don Giovanni:
'Ik heb de Don Giovanni in die eerste dagen op de hartbewaking waarschijnlijk vaker gehoord dan Mozart in zijn hele leven. Maar wat zou dat? Als Mozart iets voor het eerst hoorde, had hij het voorgoed gehoord'. 3
De robot en het woord, Cornets de Groots laatste publicatie, is niet het verhaal van een strijd tegen de dood. Antagonisten in dit verhaal zijn een 'ik', verzwakt en vernederd door de tirannie van het infarct, en diens usurpator: een 'robot', ontleend aan Luceberts toen juist verschenen bundel Troost de hysterische robot, die Cornets de Groot op zijn ziekbed voor het eerst onder ogen kreeg.
'Het treft mij dat wat in de werkelijkheid aanwijsbaar is, hier in letters staat te lezen. Ervaringen van leven en dood stemmen in met die van bevestiging en tegenspraak. Ik besta uit pijn en verdoving. Eenheid van sensatie, synchroniteit van lezen en lijden'. 4
Vanuit zijn ziekbed schreef Cornets de Groot aan de dichter:

'Beste Lucebert,
Troost de hysterische robot - wat een bundel. En wat een gedichten. En wat is 't dit keer, nu ik ze van 't eerste tot 't laatste woord zo goed volgen kan, treurig voor me, dat ik geen deel kan nemen aan 't commentaar. []
De hysterische robot kan zich een dubbel aantal ogen aanschaffen, een dubbele rij neusgaten: zolang het brein geen lucht bereikt, zolang blijft het modderen in baggerend gezanik. Ik herken de hysterische robot aan gevoelens van benauwenis en schaamte. Maar ik herken hem ook aan het gebroken woord ("de pana de nieketan" 5 ), het woord als ornament, zoals in deze bundel, (het lied van de robot: "geen deel"). De luchtmens is anders. Zijn woord krijgt pas betekenis door een toevoeging - betekent in zichzelf nog niets. "In zijn zijn zijn zijn in" - moet dus vermenselijkt (niet panisch, niet robottisch) worden: "In zijn zijn zijn zijn in- / nigste vehikels". 6 []
De meest woordarme poëzie is luchtmenspoëzie. Slipstrippen in de storm is hysterische robotpoëzie. Ik vind dat je een mooie bundel schreef. Ik vind ook dat je een soort van balsem vond voor het in '48 zo geschonden gelaat van wat men altijd noemde
schoonheid schoonheid'. 7
In zijn antwoordbrief schreef Lucebert: 'Zagen de meeste critici wel de kwaliteiten, zij constateerden min of meer klagerig, dat ik alsmaar somberder, negatiever ben geworden, daarbij voorbijziende aan alle duisternissen, waarvan ik menig lied heb gezongen, - jij als enige vond in mijn laatste bundel heul en balsem'.
Na drie weken werd Cornets de Groot uit het ziekenhuis ontslagen. Echtelijke perikelen met de vrouw die in De robot nog als 'heldin van dit verhaal' wordt aangeduid, brachten zijn broze lichamelijke gesteldheid onder verdere druk. Als reactie maakte zijn Indische gelatenheid voor de laatste keer plaats voor dezelfde felle onwil om het de wereld naar de zin te maken, die ook de periode rond Intieme optiek kenmerkt. Hij vergeleek zichzelf met 'de man met de bijl van Jan Arends' en in zijn dagboek schreef hij:
'Thuis. De confrontatie met het ware leven. De vrienden, kennissen, buurtgenoten, winkelpersoneel. Ik vertel en maak een grapje, waar ik om lach. Bij velen ben ik welkom, alsof ik nooit ben weg geweest, bij anderen merk ik een zekere schuwheid of verlegenheid. Ik ben "daar" geweest en teruggekomen. [] Mensen die me niet ontlopen kunnen - ik kom bv. op ze af, of de beleefdheid gebiedt dat men mij tegemoet treedt - reageren verlegen op mijn verhaal, willen het eigenlijk liever niet horen; maar ik ben niet te stuiten, ik duw ze mijn ars moriendi met de duim van een boetseerder door de keel'. 8
En ook De robot en het woord wacht een dergelijke ontvangst:
'Wat ik in het verhaal zie, heel platvloers: een literaire kritiek in de vorm van een psychopathografie, ziet niemand. [] Ik kreeg nauwelijks literaire reacties op het verhaal. [] Zelfs goede vrienden bewaren het stilzwijgen'.

Na De robot en het woord heeft Cornets de Groot weinig meer geschreven. Het werk aan Speenhoff schoof hij op de lange baan; niet alleen fysiek, ook psychisch - en 'dus' literair - gesproken eisten de gevolgen van het infarct al zijn aandacht op. Wel schiep dit kansen voor een voor publicatie bestemd dagboek, waarvan De robot en het woord een integraal onderdeel uit moest maken. Maar:
'Ik merk dat het denken me nog altijd moeite kost. Het heeft zijn soepele voortgang verloren, zijn snedigheid, cirkelt rond in hoge concentratie, op het autistische af, komt daar moeilijk weer uit, vindt moeilijk contact met de omgeving. Wanneer ik zo maar wat zit, met niks te doen of niks te denken, verzink ik knikkebollend in een gedachteloosheid, waaruit ik even later ontwaak. Dat betekent dat ik heb geslapen. Dat is een vreemde gewaarwording, want ik had niet het opzet te gaan slapen'.
En: 'Ik ben bang dat er te veel dagen voorbij zijn gegaan, dat er teveel vergeten is en voorbij; ik moet daar straks op gaan studeren en ik denk dat dat heel moeilijk voor me zal zijn. Want het besef, dat je het mensonterende niet moet ontlopen als je boven jezelf uit wilt stijgen, verzwakt zeer snel'.
'Je voelt je opeens opgepakt en weggezet van "hier" naar "daar", naar een nieuwe wereld, waar alles net een tikkeltje anders is dan in die oude, waarop je de aansluiting helaas kwijt bent, terwijl je op de nieuwe geen aansluiting weet te vinden. Die logica ken je nog niet. Maar moet je daar zo ondersteboven van zijn? Roekeloos of voorzichtig probeer je terug te keren naar "hier", ook al ben je een deel van dat andere, nieuwe, dat jij niet loslaat en dat jou niet loslaat. Natuurlijk is dat allemaal maar theorie, dat verplaatsen van "hier" naar "daar"; je bent immers "hier" gebleven, je geneest ook "hier". Maar in de geest genees je "daar" met de dingen van "daar" en je terugkeer in het land der levenden is de komst van een vreemde. Met een blik van: "O, je denkt natuurlijk dat je weg bent geweest. Nu, dat is misschien niet helemaal waar", maken de mensen je verlegen.
De commendatore, mijn grote voorganger: gestorven en als een robot teruggekeerd onder de levenden. Om don Giovanni, zijn stenen gast, zijn "double", te gaan halen'.

Hij vond deze 'double' een kleine twee jaar later, op 5 maart 1991, toen hartritmestoornissen hem tijdens een diner overvielen; een halve dag later, op 6 maart om kwart voor twaalf in de ochtend, nam hij hem met zich mee.


NOTEN
  1. 'De robot en het woord', Maatstaf, 38e jrg. nr. 3 (maart 1990), p. 2. 
  2. Uit een brief aan Lucebert, gedateerd 18 juni 1989. 
  3. Uit een ongedateerde dagboekaantekening. 
  4. Idem. 
  5. Lucebert, hu we wie
  6. Lucebert, tegen deze en de overige
  7. Brief gedateerd 18 juni 1989. 
  8. Alle verdere citaten uit ongedateerde dagboekaantekeningen.