Bloemlezing - Een queeste - Mulisch

Notities bij het werk van Harry Mulisch

(Inleiding)



Cornets de Groot en Mulisch op het omslag van een Kentering-nummer.
In de bundel De zevensprong bleef de functie van de alchemie in het algemeen beperkt tot die van structuuranalytisch hulpmiddel: wat zich in een werk afspeelde, kon aan de hand van alchemistische motieven aan de vorm ervan worden afgelezen. Van de schrijvers die in De zevensprong bijeen werden gebracht leek alleen Harry Mulisch aan dit vormgevend vermogen van de alchemie geen grenzen te hebben willen stellen. De verbindingen die er in zijn werk - op aangeven van Mulisch zelf (in Voer voor psychologen) - te leggen waren met de proto-alchemistische jongensboekenheld Bram Vingerling en de figuur van Hermes Trismegistus, bleken dermate hecht, dat De zevensprong in zijn geheel per motto door Mulisch kon worden gebrandmerkt: 'Mr. Livingstone, I presume?' - een alchemistisch citaat 1 uit het verhaal Keuring, waar vier jaar later ook Hein Donner bij te rade zou gaan voor de titel van zijn studie Mulisch, naar ik veronderstel.
In Een anarchist in de letteren, een voorbeeldig artikel over Cornets de Groots essayistische werk, gaf Piet Meeuse van Cornets de Groots bemoeienissen met Mulisch het volgende overzicht:
'Cornets de Groot was waarschijnlijk (met Donner, alweer) de eerste die begreep dat de onorthodoxe ideeën die Mulisch zo kwistig door zijn werk strooit, [] voor een goed begrip van dat werk onmisbaar zijn. Hij was ook de eerste die het hermetische karakter van dat werk begreep, en er iets mee wist aan te vangen. [] Zo was hij de eerste die Mulisch' werk in verband bracht met Hockes standaardwerk over het literaire maniërisme; hij onderstreepte het belang van de jongensboekenheld Bram Vingerling en de alchemie, en wees op de verborgen rol van Nietzsche in de vroege verhalen. Met dat alles was hij [] de eerste commentator die - zij het ook lang niet altijd op een heldere manier - vat kreeg op de hoogst eigenaardige dynamiek waaruit Mulisch' verbeeldingswereld voortkomt'. 2
De opsomming is overigens niet volledig: de naam van de Duitse dichter Rilke ontbreekt, en vooral ook het orgaan dat aan die naam verbonden is: het 'oog', als uitdrukking van Mulisch' essentiële, in Voer uitgesproken verlangen zich te ontdoen van 'de dwaling, dat ik besta' en 'te veranderen in het onzichtbare zien, dat liefde is'. 3 Cornets de Groots conclusie:
'Ontneem Mulisch zijn alchemie - dan nog is daar zijn werk. Ontneem hem vervolgens Bram Vingerling: hoe weinig was er verloren! Ontneem hem Nietzsche, nóg handhaaft zich een belangwekkend deel van zijn oeuvre. Maar ontneem hem dit oog en al zijn werk stort in elkaar, zijn hele leven, omdat zonder dit vitale principe dat heel zijn bestaan regeert, alles zinloos is. Daarom heeft dit oog "religieuze" betekenis voor Mulisch: het is het Niets, het "zijn van het nietbestaan", Hermes Trismegistus, het ligt ten grondslag aan heel zijn streven, aan al zijn voor- en tegenspoed, en het doet dat niet voor Mulisch als schrijver, maar voor Mulisch in heel zijn persoonlijkheid'. 4
Van een afzonderlijk boek over Mulisch is het nooit gekomen. Wel werd een reeks van negen essays onder de noemer 'Notities bij het werk van Harry Mulisch' samengebracht in de bundel Contraterrein (een titel die rechtstreeks verwijst naar Mulisch' conceptie van de 'Tegenaarde'). Hier volgen het eerste en achtste essay uit de reeks.


NOTEN
  1. Het betreft immers een verwijzing naar de Steen der Wijzen.  
  2. Piet Meeuse, 'Een anarchist in de letteren', De Revisor, 1993/1 (jan-feb 1993), p. 57. Opgenomen in de bundel Oud nieuws, Amsterdam, 1999.  
  3. Harry Mulisch, Voer voor psychologen, Amsterdam, 1961, p. 150.  
  4. 'Verduistering van bronnen', Ladders in de leegte, p. 30.