Een kwestie van accenten

 

Bron: R.A. Cornets de Groot, Vestdijk op de weegschaal, A.W. Sijthoff, Leiden, 1972, p. 51-52.
Over: S. Vestdijk, ‘mystisch-introspectieve type’.

[p. 51]

Het is waar dat de oorlog een breuk betekende voor Vestdijk. Hij bracht, zoals we zagen, een verandering in zijn visie op de wereld te weeg. Maar de wijziging is moeilijk aanwijsbaar in zijn werk. Was de prikkel om het “sociale” boven het individualisme te plaatsen beslissend genoeg, hij veroorzaakte maar een minimale, geen radikale wijziging in Vestdijks houding.
Van veel belang voor een juist begrijpen van de kwestie is het feit dat Vestdijk in de oorlogstijd zijn omvangrijk essay De toekomst der religie schreef, waarin hij de drie typen presenteert, waarover we in een vorig hoofdstuk al spraken. Het door ons “vertikaal” genoemde type, heet in dit essay het “metafysische type” – de rasindividualist, voor wie de verhouding tot God (of het hogere) veel meer betekent dan die tot de naaste. Ons “horizontale” type heet bij Vestdijk het “sociale type”, voor wie juist de verhouding tot de gemeenschap doorslaggevend is. Het zg. “tussentype” noemt Vestdijk het “mystisch-introspectieve type”. Het is nu heel verleidelijk Vestdijk zelf met de maten te meten, die hij ons met deze typologie geeft. Men zou erover kunnen denken de vooroorlogse Vestdijk een “metafysisch” type te noemen. De Vestdijk uit de oorlogstijd zou dan veel meer een “sociaal” type zijn. Maar we hebben al vastgesteld, dat de wijziging geen radikale was. Dan is deze opvatting ook niet houdbaar. Van het mystisch-introspectieve type zegt Vestdijk, dat het het individualisme en het collectivisme ziet als twee mogelijke standpunten, die het beurtelings in kan nemen. Dan mogen we besluiten dat Vestdijk tot dat type behoorde: voor de oorlog, in de oorlog en erna. Alleen liggen de accenten steeds anders – in de eerste tijd (1933-1940) op het individualistische; in de tweede periode (1940-1945) op het sociale; in de laatste schijnt het opnieuw het individualisme te zijn, dat de overhand houdt.
De mening dat Vestdijks schrijverschap in wezen minimale veranderingen te zien geeft, kunnen we ondersteunen met een citaat uit een brief aan Theun de Vries:
“Ik zie heel goed in dat beide systemen (bedoeld zijn: het nationaal socialisme en het communisme, RC) weinig met elkaar te maken hebben (daargelaten het vele dat het n.s. van ’t comm. ‘overgenomen’ heeft); ik vraag me alleen af, of in de praktijk, en onder bepaalde omstandigheden, en dan speciaal van de tegenstanders uit gezien, – die ‘bekeerd’ moeten worden, of tot het juiste ‘inzicht’ gebracht, – het tweede niet

[p. 52]

tot analoge verschijnselen aanleiding zou kunnen geven als het eerste. Overigens maak ik mij persoonlijk daar minder bezorgd over; wanneer het ooit bij mijn leven zover komt, zal ik mij zeker niet tot de tegenstanders rekenen en waarschijnlijk ook niet gerekend worden, al zal mijn ‘individualisme’ wellicht enigszins verdacht blijven. Maar het leven van de laatste jaren heeft mij veel diplomatie geleerd! Helemaal afgezien daarvan, dat ik van huis uit allerminst vijandig sta tegenover de ‘leer’, noch afwijzend tegen een zekere verbroedering met arbeiders en dgl. Dit is mij in Scheveningen weer gebleken: ik kan best met dat soort mensen omspringen (trouwens vroeger in de praktijk al: ouwehoeren met volksvrouwen, vooral als ze er een beetje aardig uitzagen, was mijn liefste medische werk; ik was zelfs enigszins verliefd op een (R.K.) moedertje van 6 kinderen of daaromtrent; dit is zeker ook één van de (onbewuste) redenen geweest, dat ik later niets meer aan de praktijk gedaan heb: mijn bezorgdheid mij in dgl. gevallen door de Eros te laten meeslepen; sowieso heb ik toch al enig gedonder gehad in die 5 jaar, met dienstmeiden van collega’s en zo, een ‘histoire intime’, die tot nog toe in mijn werk geen vorm gevonden heeft. Hier is ‘introversie’ wel heel duidelijk de ‘zekering’ tegen een al te ongebreidelde ‘extraversie’; maar misschien is ze dat altijd wel…).”
De wat naïeve, zelfs paternalistische kijk op de kinderen van ons volk – speciaal het laatste tussen haken geplaatste gedeelte van het citaat – toont wel overduidelijk, hoever Vestdijk nog van het “sociale” verwijderd was; maar het citaat toont zonder twijfel ook zijn goede wil. De episode waar Vestdijk van vertelt, werd later aanleiding tot de roman De dokter en het lichte meisje (1951); het is het verhaal van het virtuoze switchen tussen “ik” en “het volkse”, dit laatste vertegenwoordigd door een “volksmeisje” – kortom: het verhaal van de verbroedering waarop Vestdijk doelt in deze brief.

 

Vragen bij de inleiding

52. Waarop berust het protheïsch karakter van Vestdijks kunst?

53. Toon aan dat de uitspraak “Maar het leven van de laatste jaren heeft mij diplomatie geleerd” volledig strookt met de opvatting dat Vestdijks mentale instelling zich regelt naar de eisen van het moment.

54. Het citaat uit de brief bevat nog een tweede passage die deze mening onderstreept. Welke is dat?

 

Plaats een reactie