Monday, June 08, 2009

Carel Fabritius - Het puttertje
Carel Fabritius, Het puttertje, 1654, 33,5 x 22,8 cm, Mauritshuis.

De verkiezingen zijn geweest, en hoewel de uitslag nog altijd niet vaststaat ziet het er niet naar uit dat mijn Partij voor de Dieren een zetel zal behalen. Dat is jammer, maar aan de andere kant interesseert het me ook niet heel erg veel; anders dan Menno ter Braak ben ik geen politicus zonder partij, maar steun ik een partij zonder aan politiek te willen doen. Kan dat? Ja, dat kan - wanneer het hele begrip 'politiek' een fundamentele herwaardering ondergaat.

Aan mondelinge en online reacties op mijn stemadvies heb ik inmiddels wel gemerkt dat de bedoeling ervan niet overal even goed is begrepen. En dat is vreemd, en ook wat teleurstellend, omdat ik alle ingebrachte bezwaren in het stuk zelf al was afgelopen. Maar een stem op de PvdD geldt nu eenmaal als een sentimentele regressie, alsof je door een soort Bambi-complex wordt beheerst, en uit weerzin tegen de boze wereld bij de droevige oogjes van al die lieve diertjes om politiek asiel aanklopt. Maar ik klop niet bij die dieren aan; zij doen dat bij mij. Trouwens, ik had al gezegd dat politiek me niet erg boeit, en ik zoek dus geen politiek onderdak.

Kernpunt van mijn betoog was dat de politiek zelf dierenleed impliciet toestaat en mogelijk maakt. Niet omdat er geen partijen zijn die niet tegen bv. de bio-industrie zijn - de dierenpartij bestaat zelf uiteraard grotendeels uit zulke programmapunten - maar omdat men op basis van dergelijke standpunten politiek bedrijft. Dan kan men heus nog wel wat voor elkaar krijgen, maar vooral krijgt men wat voor zichzelf voor elkaar, en pas in tweede instantie iets voor dieren. De politiek biedt nu eenmaal geen platform aan wie bij gebrek aan stemrecht van het democratische spel is uitgesloten. Een van de gevolgen is dat een aantal grote problemen uitsluitend vanuit de belangen van mensen worden benaderd, met alle gevolgen van dien.

Om een voorbeeld te geven: een van de kreten die ik bij de PvdD ben tegengekomen luidt: 'De natuurlijke vijand van de ijsbeer is het varken'. Immers: door de consumptie van varkensvlees wordt er door de varkenshouderij zo veel CO2 uitgestoten dat de ijskappen smelten, waardoor het leefgebied van ijsberen afneemt. Varken en ijsbeer functioneren in dit scenario dus als metonymieën van een groot probleem, dat direct raakt aan de manier waarop wij met dieren omgaan. Het is dus niet alleen maar een kwestie van beschaving om de belangen van dieren in het oog te houden; doe je dat nl. niet, dan snij je ook in je eigen vlees.

Een andere vraag die me werd gesteld: is een mensenleven niet meer waard dan dat van een dier, en hebben wij op grond daarvan geen recht om dieren in te zetten voor onze levensbehoeften, onze gezondheid en ons comfort? Maar hier worden recht en mogelijkheid door elkaar gehaald. Het gaat niet om de vraag of een mensenleven evenveel of meer of minder waard is dan een dierenleven. Ten eerste niet, omdat wij niet in de positie zijn om die vraag te beantwoorden, aangezien we zelf partij zijn. We zijn bovendien ook de enigen die haar kunnen stellen, en dat betekent dat als je dat doet, je er vanzelf al een belang bij hebt. En dan wordt het stellen van die vraag bepaald bedenkelijk.
Dat wij superieur zijn aan dieren blijkt al uit het feit dat we ze mishandelen. Die superioriteit is dus gebaseerd op een machtsverhouding. Maar voor een bepaling van superioriteit op andere gronden dan die van macht, heb je een ander a priori nodig. Dan is het veel meer de vraag: als we zo superieur zijn, betekent dat dan niet dat dieren aan onze zorg zijn toevertrouwd? Geeft dat surplus aan macht ons dan een vrijbrief om een intelligent en gevoelig dier als een varken vet te mesten in een hok waarin hij zich niet kan keren? Is dat nou het blijk van die superioriteit - of gedragen we ons op die manier zelf als beesten?

Natuurlijk - iedereen is het hiermee eens. Dat is de moeilijkheid niet. Waar het om gaat is dat er een systeem bestaat dat die kennelijk zo algemene consensus volstrekt gratuit maakt, zodanig dat een partij die zulke dingen aan de orde stelt verweten wordt zich buiten de orde te plaatsen en met oneigenlijke punten politiek te bedrijven. En precies daar zie je hoe een systeem ons in zijn macht neemt wanneer we de controle over onszelf eraan uit handen geven (zie evt. de films van Stanley Kubrick). Daarom is er een fundamentele herlegitimering van de politiek nodig. Daarin ligt wat mij betreft de functie van de PvdD: zij ontneemt de politiek het alibi dat ze zich alleen maar met zichzelf - de betrekkingen tussen mensen - bezig kan houden. Er is een partij zonder stemrecht, die toch rechten heeft, en aan die partij wordt nu stem gegeven. Het resultaat is een fundamentele perspectivische verschuiving.

Ik denk dat in dat laatste ook de aantrekkingskracht schuilt die van deze partij op schrijvers uitgaat. Daarmee kom ik terug op het uitgangspunt van mijn stemadvies: van schrijvers en kunstenaars wordt een onafhankelijk, niet door partijbelangen bedorven oordeel over politiek-maatschappelijke kwesties verlangd. De Partij voor de Dieren is een getuigenispartij, die niet met een heel politiek wensenpakket, maar met één principe 'politiek' bedrijft. Daarom was het aardig geweest als ze een zetel hadden behaald. Niet om zichzelf op de kaart te zetten, maar om andere partijen te bewegen een ander perspectief te betrekken bij hun besluitvorming: wat vinden dieren ervan? - Die vraag is nooit eerder aan de orde geweest.

posted @ 4:37 AM | Feedback (1)