Mont Blanc Mon Dieu

Een index van de Tour de Mont Blanc
These are a few of my favorite things
Julie Andrews, The Sound of Music

Tour de Mont Blanc: 200 km, 9300 hoogtemeters, 10 kilo gewicht, 12 dagen.

Frankrijk, Italië, Zwitserland, Frankrijk. Russel, Fletcher, Dan, Thea, Monica, Bas, Guus, Janneke, Rutger.

Chamonix, Les Houches, Refuge du Truc, Refuge de Bonhomme, Refuge des Mottets, Courmayeur, Rifugio Bonatti, La Peule, Refuge d’Arpette, Col de la Forclaz, Refuge la Boerne, Chamonix.

Hut, gite, refuge (rifugio), haberdashery, chalet, stapelbed, huttenruhe, slaapzaal, lepelen, oordoppen, schoenenhok, waspoeder, stokken, waterfles, bergschoenen, trailschoenen, trailschoenencontroverse, camelbak, gamaches, rugzakhoes, no wifi (enjoy the montagnes), bergmoralisme, merci à vous, bonjour madame, aspeta, ah oui.

Aardbeienjam, frambozenjam, abrikozenjam, bosbessenjam, nutella, pindakaas, honing, appels, studentenhaver, chocola, abrikozen, pruimen, perziken, gedroogde gember, tortilla’s, vijgen, bifiworstjes, sultana’s. Stokbrood. Melk. Bier, wijn, limoncello, aperol. L’eau potable.

Kaas, tartiflette, croute, raclette, kaasfondue, verse kaas, roomkaas, oude kaas, schimmelkaas, smeerkaas.

Blauwe gentiaan, margriet, parnassia, narcisanemoon, gletsjerranonkel, dwerglelie, madelief major, hoornbloem, alpenanemoon, paars viooltje, wondklaver, bolanemoon, gele ranonkel, zuring, boswikke, lupine, bosooievaarsbek, gele gentiaan, alpenklokje, gevlekte orchidee, wikke, alpenroos, vergeetmeniet, weetmeniet. Edelweiss.

Steenbokken, koeien, vlinders, bergmarmotten, schapen, eekhoorns, slakken, kauwen, leeuweriken, mieren, muggen, overig stekend en slurpend gespuis. Mensen.

Graniet, leisteen, gletsjers, morenen, stroompjes, rivieren, watervallen, modder, grint, puin, wortels, stronken, spleten, rotsen, ladders, railings, loopbruggen, sneeuw.

Sneeuwveld, sneeuwbrug, sneeuwhelling, sneeuwmassa, sneeuwberg, sneeuwachtig, sneeuwglad, sneeuwregen, sneeuwstorm, sneeuwwereld, sneeuwschoen, sneeuwlucht, sneeuwwind, sneeuwshit. Natte sneeuw, zwarte sneeuw, roze sneeuw, verse sneeuw, gesmolten sneeuw. Eeuwige sneeuw.

Mnemosyne in de bergen, Van de afgrond en de luchtmens, De wandelaar en zijn schaduw. ‘6000 voet voorbij mens en tijd’.

Blind Husbands, Swiss Miss, Hateful Eight.

Casper David Friedrich, Percy Bysshe Shelley, Schubert, Kafka, Van Ostaijen.

Mont Blanc, Mon Dieu.

Tweemaal over de louteringsberg

Over Joe Simpson, Over de rand en Mirjam Graat, Mijn kankermarathon

Voor mijn verjaardag kreeg ik van vrienden uit mijn hardloopvereniging twee boeken in een voor mij volkomen onbekend genre, die ik achter elkaar heb uitgelezen.

Hoewel de twee boeken veel op elkaar lijken, zijn er ook een aantal frappante verschillen. Van het ene boek werden wereldwijd twee miljoen exemplaren verkocht. Het werd verfilmd en in 23 talen vertaald; in de bergbeklimmerswereld geldt het als een soort bijbel. Het andere boek werd geschreven door een Haagse debutante en via uitgeverij U2pi van jouwboek.nl in eigen beheer uitgegeven. De overeenkomsten: beide heb ik met veel plezier gelezen, het zijn spannende, vlot geschreven boeken van sporters waarin de hoofdpersoon een ingrijpende gebeurtenis meemaakt en te boven komt.

Omslag van 'Over de rand' van Joe Simpson

Over de rand van Joe Simpson (Touching the Void, 1988, in Nederland uitgegeven door Nijgh & Van Ditmar) is het verhaal van een beklimming door twee Engelsmannen in het Andesgebergte in Peru. Na de top bereikt te hebben breekt de ik-zegger een been, wordt door zijn maat noodgedwongen verlaten, en moet in zijn eentje het kamp zien te bereiken, een paar duizend meter lager. Een meeslepend verhaal over lijden, doorzettingsvermogen en verlossing.

In Mijn kankermarathon (in mei verschenen) beschrijft marathonloopster Mirjam Graat (1980) haar ervaringen nadat bij haar de diagnose borstkanker is gesteld. Het boek is prima uitgegeven, goed verzorgd, met niet meer taal- of andere fouten dan in elk ander boek. Bovendien is het vlot en economisch geschreven, en vooral ook heel positief. Waar haar omgeving en vooral haar moeder zich uiteraard veel zorgen maakt, daar vat de schrijfster haar ziekte zelf haast zakelijk op, als een project. Ze lijkt de kanker niet als een levensbedreiging te zien, maar eerder als een kans op een nieuw en ander leven. Dat lukt ook: aan het eind heeft ze niet alleen haar ziekte overwonnen, maar ook ander werk gevonden en een andere vriend. De kanker heeft haar een enorme impuls gegeven en haar leven ten goede veranderd. Het is ook de kanker die haar doet inzien wat er tot nu toe aan haar leven mankeerde.

Ik ken Mirjam een beetje van de hardloopclub. Toen ik een jaar of vijf geleden lid werd, zag ik haar wel eens lopen met haar kale kop. Dat vond ik bijzonder. Maar wat ik toen dacht: ‘die zou hier wel eens haar laatste meters kunnen lopen’, lijkt in Mirjams hoofd zelf niet opgekomen te zijn. Zolang je loopt, is er leven, schijnt ze met haar boek te willen zeggen.

Ik kan me voorstellen dat je met zo’n diagnose geen risico wil lopen; dat je de moed erin houdt omdat als je die even laat zaken of door twijfel laat ondermijnen, je leven gevaar loopt. Je moet wel positief blijven en daarin niet verslappen. Dat is precies ook hoe Joe Simpson zich uit zijn benarde situatie redt: het is doorgaan of sterven. Tegenwoordig is Simpson een veelgevraagd motivational speaker en ik maak me sterk dat Mirjam Graat dat ook heel goed zou kunnen.

Er zijn een paar momenten in Simpsons boek die me bij zullen blijven: het moment waarop hij, na zijn been gebroken te hebben, hangend aan een rots en een stuk touw, dit slechte nieuws aan zijn partner Simon vertelt en ziet hoe diens blik verstrakt als hij het hoort. In een ondeelbaar ogenblik worden ze door hemel en aarde van elkaar gescheiden. Beiden weten dat het met hem is gebeurd: een gebroken been op 5000 meter hoogte is een doodvonnis. Simon zal hem niet kunnen helpen – al probeert hij het toch.

Het andere moment is wanneer Simpson, inmiddels alleen, een ijskoude nacht moet doorbrengen in een diepe, donkere spleet en hij geen enkel uitzicht heeft om eruit te komen. Daar ligt hij dan in doodsangst, verlaten, onbereikbaar, met een gebroken been en niets dan steile muren van steen en ijs om zich heen.

Omslag van Mijn kankermarathon van Mirjam Graat

Zulke momenten ontbreken in Graats boek, hoewel de angsten er niet helemaal uit zijn weggedrongen. Mirjam lijdt in het boek behalve aan kanker ook aan een neurose, OCD genaamd, waardoor ze voortdurend alles moet controleren: of het gas uit is, ze haar sleutels bij zich heeft, enz. Ze beschrijft deze kwaal met veel humor en zelfspot, maar het is duidelijk dat wat zich in die neurose manifesteert elders wordt verdrongen, en ze is niet bang om dat te beschrijven: haar lage zelfbeeld, waardoor ze zich voortdurend voor anderen wegcijfert en opoffert. Ik vond die lijn in haar boek eigenlijk interessanter dan het kankerverhaal, dat alleen een technische dimensie lijkt te hebben, met chemo, bestralingen, amputatie als belangrijkste coördinaten. Natuurlijk kun je voor de moed waarmee ze die behandelingen doorstaat en haar kanker overwint, niet anders dan de grootste bewondering hebben. Maar voor haar als schrijfster staat er vrij weinig op het spel. Schrijverschap toont ze pas wanneer ze over haar angsten en de achtergronden ervan durft te vertellen.

‘Steeds meer begin ik van de dood te houden zoals ik ook van het leven houd. Als het leven eng is, bedenk ik me dat mijn grote vriend de dood er toch een keer aankomt. En die is nu dus mooi, die dood. Dat maakt mij niet suïcidaal, integendeel! Dat maakt dat ik de angsten in het leven relativeer. Alles is relatief. Ik kan zelf de keuze maken om voor het positieve te gaan. Om een andere weg in te slaan. In elke situatie. Keer op keer weer. Mogelijkheden in leven zijn onuitputtelijk. Ook kan ik ervoor kiezen af en toe gewoon even verdrietig te zijn. Of boos. Of bang, zonder het weg te hoeven duwen. Negatieve gevoelens zorgen ervoor dat je de positieve intenser ervaart.

Een week later ontdek ik dat ik al zeven dagen geen knobbeltjes meer heb ontdekt…’ (p. 157).

Ik beveel beide boeken van harte aan, dat van Mirjam Graat iets meer dan dat van Joe Simpson, omdat dat laatste boek, hoezeer ook gebaseerd op een waar gebeurd verhaal, toch een bepaald mythisch en heroïsch stramien volgt. Mirjam moest een eigen vorm en een eigen taal uitvinden, en uit dit boek blijkt hoe moeilijk dat is en hoe knap om ook daarin te slagen.

Joe Simpson, Over de rand
Amsterdam 1989, 204 blz.
ISBN 90 236 7012 4

Mirjam Graat, Mijn kankermarathon
Den Haag 2016, 243 blz.
€17,50
ISBN 978 90 8759 596 8

Trailen, een sport voor avonturiers, niet voor boekhouders

Hot Road Review, jaargang 32, april 2016. Foto’s: Frans Martens.

HRR Trailrunning 2

Boomwortels over een aflopende bosgrond. Een ruiterpad met stevig zand. Mosgrond in de herfst, lekker glad. Het strand bij hoogwater. Een onweer bij Voorlinden, een dikke tak valt uit een boom. De Lion’s Trail, ook wel de groene-palenroute, lekker sjezen over hard zand. Het schildersduintje, steil klimmen en dalen. Langs het hek over het mulle zand, in de volle zon. De Ganzenhoek, met of zonder lusje. Het Kievitsduin. Een laaghangende, oranje maan vlak boven de Bierlap. De duinenrij naast het strand: meesterproef. Het Hubertusviaduct en de Nieuwe Scheveningse Bosjes. De zandvlakte daar en de trap (‘the 39 steps’). Brede paden, smalle paden; helemaal geen paden. Zoek je eigen trail. En als je het niet meer weet, trainer Pierre van Leeuwen kent ze allemaal…

In de winter. Vanaf de club de brug op, bovenaan rechts meteen de diepte en de duisternis in over het ruiterpad. Hier gaan de hoofdlampjes aan. Alles wat ik wil zien, licht vanzelf voor mijn ogen op: een schimmenspel waarin struiken, heuvels, bomen en lichamen opduiken en weer verdwijnen, als in een psychedelische videoclip. En nooit raken ze me kwijt, ook al bungel ik vaak mee in de achterhoede (de ‘bus’), want die lamp zie je op kilometers afstand. In de Vlindervallei straalt licht uit tien, vijftien paar ogen terug als we langs rennen: de Konikpaarden. Soms, bij heldere maan, gaan ook de lampjes uit. Dan is alles blauw en wit en weet je niet wat je meemaakt.

Reflecterende hesjes dragen we niet en nooit hoor je ‘Auto voor’ of ‘fietser achter’ roepen, waar je op den duur ook maar een neurose van oploopt… Maar voor takken, gaten in de grond, plassen of ander ongemak wordt evenmin gewaarschuwd. Bij trailen hoort dat je zelf de weg vindt! Net als door het leven… Ook op tijden wordt niet gelet. Althans niet door de veteranen in de groep, die zijn gaan trailen mede om van die flauwekul af te zijn. Wat valt er ook te meten? Na een regenbui kan een parcours er compleet anders uitzien.

Darius Bargi met achter zich Ann Craig en Willem van Prooijen.
Darius Bargi met achter zich Ann Craig en Willem van Prooijen.

Deze avond lopen we een parcours bij Voorlinden. Pierre zet vlaggen uit die in het donker oplichten. De route gaat eerst omhoog over een zandheuvel, boven gevolgd door een licht stijgend pad over duingrond. Daarna gaat het naar beneden het bos in. Probeer om tijdens het dalen op je voorvoet te landen, zegt Pierre. Makkelijker gezegd dan gedaan, maar als je een beetje slingert lukt het wel. Beneden is het herstel. Rustig aan dus daar, zodat je hartslag helemaal laag is voor je weer gaat klimmen. Dan weer tegen die zandheuvel op. Korte, snelle pasjes! Net als op de fiets, wanneer je bergop naar een lichtere versnelling schakelt.
Pascal haalt me in, hij heeft er al een rondje meer op zitten. Gebruik je armen alsof je skistokken vasthoudt, zegt hij. Tik tik tik!

Na het parcours verdelen we ons in tweeën: een groep die terug gaat naar de club, en een groep die nog wat langer door wil. Ik voel me goed en sluit me aan bij de echte mannen en vrouwen… Over de ruiterpaden gaat het. Sommige stukken zijn stevig, andere heel zacht. Ik probeer in de stappen van mijn voorgangers te lopen, daar is het zand het hardst.

Onderweg wordt er veel gepraat over wedstrijden. Vooral de zg. ultratrails zijn een geliefd onderwerp. Officieel mag je het niet over tijden en afstanden hebben, want ‘daar gaat het niet om’, maar sommige afstanden liegen er niet om: 55 km, 78 km, 101 km… Of wat dacht je van de UTMB om de Mont Blanc heen die Jaap en Pascal gaan lopen, 166 km en 9400 hoogtemeters, af te leggen in 47 uur. Toch zijn er ook veel trailwedstrijden over minder extreme afstanden, vanaf zo’n 12 of 15 km, vooral in België, maar ook in Engeland (Wales), Duitsland, Frankrijk en zelfs in Nederland. Zelf ben ik niet zo van de wedstrijden, al begrijp ik dat de echte trailervaring daar te halen is, en dat we trainen om in zulke natuurgebieden uit de voeten te kunnen. Maar ik vind de trainingen zelf al prachtig en ben blij als ik na afloop gewoon naar huis kan.

Welke spiergroepen train je specifiek bij het trailen? vraagt een nieuwkomer. Alle! antwoordt Pierre. En je wordt er heel sterk van…

Oprichter Willem van Prooijen met rechts trainer Pierre van Leeuwen.
Oprichter van de trailrungroep Willem van Prooijen met rechts trainer Pierre van Leeuwen. Alle foto’s door Frans Martens.

 

Life style change

Bron: Hot Road Review, jaargang 30, december 2014, p. 9.
De auteur tijdens de Meeuwen Makrelen Loop.

Tot vier jaar geleden rookte ik een pakje per dag, dronk een fles wijn en/of een paar glazen whisky per dag, at elke dag vlees, deed niets aan lichaamsbeweging, sliep van 4 uur ’s nachts tot 12 uur ’s middags, bezondigde me aan drugs (af en toe) en woog 107 kilo.

Vanochtend wees de weegschaal 94 kilo aan. Nog altijd een kilo of 10 boven mijn ideale gewicht denk ik, maar het is zeker 20 jaar geleden dat ik die cijfers voor het laatst tussen mijn tenen zag. Het roken en de drugs heb ik opgegeven, ik drink 1 à 2 dagen in de week, ben nagenoeg vegetariër, lig meestal voor 2 uur in mijn bed en ik loop zo’n 45 km per week achter de snelle jongens van de trailgroep aan.

Wat is er met me gebeurd? Is het de samenleving die dat gedrag uit de eerste alinea niet langer tolereert en via allerlei subtiele indoctrinatie het gedrag uit de tweede aan me opdringt? Heb ik met mijn 51 jaar zelf eindelijk de jaren des onderscheids bereikt en leef ik nu naar de inzichten die dat oplevert? Is het omdat die leeftijd me allerminst bevalt en ik alsnog denk jonger te kunnen zijn dan ik ben? Of komt het doordat een cardioloog me vier jaar geleden wegens hartritmestoornissen met enige klem een life style change adviseerde?

Allemaal waar. Maar het hardlopen zelf heeft de doorslag gegeven: het ploegen door kou, regen en wind, het lopen van afstanden die ik vroeger op de fiets nog te ver vond, mee kunnen met mensen die eerder een onachterhaalbare voorsprong op me leken te hebben, mezelf voor de spiegel tevoorschijn te zien komen achter wegtrekkende lagen vet… Genoeg kortom om de gezelligheid onderweg en daarbuiten, de feedback van een peer group, de wedstrijden en andere uitingen van socialiteit te kunnen verdragen…

Dit is mijn zesde column voor de Hot Road Review, en voorlopig even mijn laatste. Met ingang van volgend nummer is deze plek dus beschikbaar, meld je bij de redactie!
Zelf verdwijn ik achter de schermen, gewapend met rood potlood. Zet hem op, mensen!

Weinig in te brengen

Bron: Hot Road Review, jaargang 30, oktober 2014, p. 9

Boslandschap door Rudy Cornets de Groot, olieverf op doek

Waarom zou ik mij haasten?
Waarom zou ik sneller lopen dan de bloemen?

Aan deze regels van de dichter Arjen Duinker moest ik denken toen ik laatst, middenin een goed gesprek, plotseling verrekte van de pijn en bij de boerderij afscheid nam van mijn groepje. Het groepje door naar het strand, ik terug naar de club. Ja, ik vind het wel.

Wat een stilte ineens. Geen geklets, geen gedraaf. Geen voorbijschietende bomen. Alles in de ruststand die intreedt zodra wij onze hielen hebben gelicht. Alsof het licht anders staat, de lucht anders beweegt. Wat is dat voor vogel? En staat daar nou een hert? Er gebeurt hier kennelijk van alles als wij er niet doorheen sjezen.

De dagen daarna wachten nog meer zegeningen. Geen gehaast meer om thuis te komen. Lekker uitgebreid koken. Glaasje wijn vooraf? Geen probleem. Nog één? Welja! ’t Is pas kwart voor zeven. Ren je maar gek, jongens, ik zit hier goed. Proost.

Trouwens, geblesseerd zijn betekent niet dat de club niet meer bestaat: ook daar, in die veredelde kroeg, kan gedronken worden. Er is altijd wel iemand jarig. Of zoveel jaar getrouwd, of gescheiden. En ’t is niet duur!

Dan, als je alle zegeningen van dit vrije, zorgeloze leven hebt geteld, gebeurt er iets merkwaardigs. Iets maakt zich van je los. Je voelt het haast niet: een bijna onmerkbare trilling, een onrust, een heel licht, onwezenlijk gevoel. Maar juist dat lichte maakt het op den duur ondraaglijk: je benen willen eruit. Ze willen lopen! Bewegen, de grond onder zich wegtrappen. Tegen een heuvel oplopen. Iets voelen waar ze wat mee kunnen.

Ziedaar de gevolgen van al die trainingen: je bent in eigen huis geen meester meer. Je benen maken de dienst uit. En werktuigelijk volg je ze, zodra het weer kan en als je weer mag. Waarschijnlijk veel te vroeg – maar heb je soms wat in te brengen?

 

Twee minuten

Bron: Hot Road Review, jaargang 30, juli 2014.

Twee minuten duurde de sprong door het luchtledige. Twee minuten waarin ik overeind en in beweging moest zien te blijven. Twee minuten, vier keer achter elkaar, met telkens twee minuten wandelen tussendoor: zo stond het op het schema dat ik had gedownload. In de tweede week werden dit drie minuten, in week 3 vier minuten en in week 4 vijf minuten. Vijf minuten! Met meer verbazing nog dan trots vertelde ik het mijn omgeving: ik kan vijf minuten achter elkaar hardlopen! Van schrik liet men zijn sigaret vallen.

Het is alweer lang geleden. Niet eens in jaren, maar – hoe zal ik het zeggen: in kilometers. Inmiddels sta ik voor de vraag: wat nu? Hóe nu? Met welk doel? Want het mag duidelijk zijn: zonder doel wordt er niet gelopen. Mét doel daarentegen, en dan een goed doel, zweven we als vanzelf over de keien, opgetild door naastenliefde en liefdadigheid, om maar niet zómaar te lopen, voor niks, voor het lopen zelf… Want al die energie die in dat lopen wordt gestoken en dus aan de maatschappij wordt onthouden, dat is gewoon immoreel. Maar waar had ik het over.

Je grenzen verleggen. Van twee minuten naar vijf. Van je eerste vijf kilometer naar tien. Van de halve marathon naar de hele. En dan de hele over een bergkam, of over de Chinese muur, of dwars door de woestijn of over de Noordpool. En dan, op een goede dag, na de zoveelste ultratrail, adventure race of survivalrun door modder, ijswater en stroomdraden, hang je met spijkers aan een bergwand boven de peilloze diepte van het spoor dat je bent kwijtgeraakt.

Salvador Dalí, ‘El Christo de San Juan de la Cruz’, 1951.

En ineens weet je: dit had niets met grenzen verleggen te maken. Al die excessen waren evenzovele tekenen dat die grens allang was bereikt. Je was iets aan het bewijzen, maar je weet niet meer wat, of waarvoor, of aan wie – behalve dat er nooit een grens was, alleen maar een doel dat telkens opschoof. Het was nooit goed, maar altijd te weinig. En nu, hangend boven die afgrond, is het alsof je zelf bent verschoven, ‘verrückt’ zoals de Duitsers zeggen. Geen übermensch die zichzelf overwon, maar een groteske parodie daarvan, een hysterische robot die voldeed aan een eis.

Buiten bereik

Bron: Hot Road Review, jaargang 30, maart 2014.

Screen shot van Runkeeper interface

Als dit nummer verschijnt ligt de 40e editie van de CPC 1 net achter ons en kan er worden teruggezien op een ongekend succes. Voor het eerst, en al maanden van tevoren, was het spektakel uitverkocht; zelfs de reservelijst was vol. Beetje raar wel: hoe kan een reservelijst ooit vol zijn?

Aan mij heeft het in elk geval niet gelegen. Een van mijn voornemens voor dit jaar was om niet meer aan dit soort massale loopevenementen mee te doen. Ik heb geen zin meer om bij de start boven beukende muziek uit naar een volksmenner te luisteren die vanwege zijn almachtsdroom wil dat we allemaal even zwaaien. Ik heb ook geen zin meer om tijdens de race omver te worden gelopen, of om af te remmen, of om het hele parcours te slalommen. Wat heeft dat met hardlopen te maken? Het is net zo erg als de Spuistraat op zaterdagmiddag.

Voeg daarbij nog de stress van de tijdmeting. Zeker, de CPC is een wedstrijd – maar ik ben geen topsporter. Ik weet wel zo’n beetje wat mijn tijden zijn. Vanwaar dan die druk om binnen een bepaalde tijd binnen te komen? ‘Meten is weten’ zeggen ze tegenwoordig – maar wat weet je dan precies? Van het zweet, de pijn, je wanhoop en je euforie hou je alleen een abstracte getallenreeks over, even objectief als nietszeggend.

Zo reduceren we onze ervaring tot een cijfer, een beoordeling, en krijgt ons NSA-profiel weer wat meer reliëf. Apps als Runkeeper, die via de satelliet je routes en je tijden vastleggen, leven van die vergissing. Ik heb er zelf een poos mee rondgelopen en het is mooie technologie, maar als ik ga hardlopen wil ik buiten bereik blijven van de grijpgrage handen van overheid, bedrijfsleven en medemens. Ik loop niet voor niets in de buitenlucht, door de duinen, in de natuur. En dan zo hard!

NSA-klokkenluider Snowden zei een tijdje geleden: ‘Een kind dat vandaag wordt geboren groeit zonder enig idee van privacy op. Het zal nooit weten wat het betekent een moment voor jezelf te hebben, een niet-opgenomen, niet-geanalyseerde gedachte.’

Enfin, vanavond weer een lekker stukje rennen. Zonder app, zonder telefoon. Ik vraag na afloop wel aan iemand hoeveel kilometer…


  1. De City Pier City, het grootste hardloopevenement in Den Haag.

Startpistool versus ME

 

Bron: Hot Road Review, jaargang 29, december 2013.

 

RHCdG tijdens de Meeuwen Makrelen Loop 2013

 

Voor een themanummer over wandelen van het clubblad van mijn hardloopvereniging schreef ik deze column:

Als je op het internet zoekt naar boeken over hardlopen valt op hoeveel titels ervan nut beloven voor het denken en voor de geest. Ik noem Hardlopen met mijn geest, Hardlopen met bezieling, Ik loop dus ik besta, Lichtvoetig hardlopen en ook Running Buddha.

Wat een verschil met wandelaars. Waar die de omgeving in zich opnemen en contact maken met de grond, daar houden hardlopers zich bezig met een idee, een abstractie: 3 kilo afvallen bv, of 2 minuten sneller, enz. En met die worst voor de neus zweven ze door de werkelijkheid.

Voor denken is tijdens het hardlopen feitelijk geen ruimte. Zeker nu het vroeg donker is doe ik eigenlijk maar wat, ik loop wat achter iemand aan, en alleen meldingen als ‘Fietser voor!’, ‘Wandelaar tegen!’ enz. herinneren me er af en toe aan waar ik ben, en misschien ook dát ik ben – maar daar blijft het wel bij.

Tijdens het lopen in de trailrungroep op dinsdagavond, dwars door de duinen, wordt dat gevoel nog sterker. Door de lamp op mijn hoofd verandert de ruimte in een droomwereld, een schimmenspel waarin struiken, heuvels, bomen en lichamen oplichten als in een psychedelische videoclip. Maar wat dat met denken te maken heeft?

Nee, dan wandelen! ‘Alle werkelijk grote denkbeelden worden tijdens het wandelen gevormd’, zei Nietzsche, die er dagelijks vele uren op uit trok. En ook: ‘Alleen gedachten die ons tijdens het wandelen invallen zijn waardevol’.

Waardevol, neem ik aan, in de zin dat je er ook wat mee kunt: dat je ze kunt gebruiken om er de wereld mee te veranderen. Geen gedachten om bij weg te dromen, maar gedachten die activeren.

Zet dertigduizend gekken bij elkaar en je hebt een marathon waarvoor de burgemeester graag op het startpistool komt drukken. Voor dertigduizend wandelende demonstranten houdt hij de ME achter de hand.
 

Marathon Man

 

Bron: Hot Road Review, jaargang 29, oktober 2013.

Voor het clubblad van mijn hardloopvereniging de Haagse Road Runners schreef ik onderstaande column:

Als je naar de binnensteden kijkt zijn er twee soorten winkelbedrijven die geen last van de crisis schijnen te hebben: telefoon- en hardloopwinkels. Allebei profiteren ze van de moderne drang naar buiten: weg uit de rokerige huiskamers en kantoren van weleer en hup de wereld in, de natuur, de onafhankelijkheid en de duurzaamheid, op weg naar het pure en het eerlijke.

Helemaal vrij van oude gewoonten zijn we daarmee niet. Neem het bellen: zodra we buiten zijn halen we dat ding te voorschijn, zoals we vroeger een sigaret opstaken. We gebruiken het niet zozeer om te kijken hoe het met anderen is, maar om even tot onszelf te komen. Het is het nieuwe roken. En als je alles hebt gecheckt: mail, sms, sociale media, het weer, het nieuws, je aandelen en je banksaldo, is je spreekwoordelijke sigaret op en kun je er weer even tegenaan. Tot de volgende pauze.

Wat rennen betreft: de hele wereld is aan het rennen. Elke zichzelf respecterende stad organiseert een marathon, elk dorp een loop. En dan zijn er de goede doelen. Bestaat het Vredespaleis honderd jaar? Laten we een loop organiseren! Vluchtelingen in Syrië? Kom, we gaan lopen. Heeft er iemand kanker? Lopen! Enz. Bijna alsof plezier in hardlopen iets verdachts is, en het dus ergens aan moet worden opgehangen.

Hoe anders was dat vroeger. Aan de eerste CPC 1 (1975) deden een paar honderd mensen mee: een kleine sekte. Een jaar later kwam de film Marathon man uit. Die had helemaal niets met hardlopen te maken; het was maar een beeld om te laten zien hoe men in die jaren voor de realiteit wegrende en om Dustin Hoffman als freak te typeren, als paria – want dat waren hardlopers in die jaren.

En nu? Zijn we nu normaal? Of zijn we met zijn allen gek geworden? Als je om je heen kijkt is iedereen verdiept in die telefoon. We rennen als gekken, van het werk naar huis, en van huis naar de bijles, de manege of de balletschool. Voor veel mensen is zelfs het ontspannen een dwang. Alles draait om prestatie – terwijl het die crisis niet heeft kunnen tegenhouden. De afwijking van Marathon man is de norm geworden, en Marathon man zelf is verdwenen. Iedereen loopt in de pas.

Het wordt tijd dat we omkeren en eens goed gaan stofzuigen. 2 Waar hebben we Marathon man achtergelaten? Waar onze vrijheid om af te wijken en dingen te doen waar de maatschappij géén behoefte aan heeft? Wanneer gaan we weer hardlopen omdat het leuk is, en niet omdat het leuk moet zijn of moet worden gemaakt?

 


  1. City Pier City, hardloopevenement in Den Haag.
  2. Hardloopterm voor het tussentijds ophalen van de achterste lopers tijdens een training.