Over een citaat van Du Perron

 

Omslag briefwisseling Ter Braak Du Perron

 

Een bekentenis: ik heb wel veel óver Ter Braak en Du Perron gelezen, maar nog nooit iets ván hen. Ik weet alles van Forum, van vorm en vent, van de strijd tegen epigonen, van persoonlijkheid, van het ‘schrijven voor vrienden’, van de ‘honnête homme’, van Politicus zonder partij en van Het land van herkomst – maar ik las die boeken niet. Waarschijnlijk doordat mijn vader nooit over hen heeft geschreven, althans geen afzonderlijk artikel, maar hij kende ze goed en raadde mij van Du Perron In deze grootse tijd aan – het staat in mijn kast, ik moet het nóg lezen. En ik kan de schuld daarvoor ook nog wel op Hermans afschuiven, maar met mijn waardering voor schrijvers die om Forum heen hingen – Vestdijk, Slauerhoff, Marsman, Elsschot – had ik dat vooroordeel wel eerder opzij kunnen zetten.

Enfin. Vanmiddag liep ik op de boekenmarkt voor een euro tegen een aflevering van De Vrije Bladen aan, een nummer uit 1949, met daarin een selectie van de briefwisseling tussen beide heren. In totaal beslaat die vier delen dundruk; dit waren maar 110 pagina’s die ik voor die euro niet kon laten liggen. En meteen in de eerste brief van Du Perron aan Ter Braak, van 4 juni 1933, een citaat dat ik las alsof ik het zelf geschreven had:

Ik heb nu het gevoel dat jij je voor zulke dingen absoluut niet interesseert; dat je het daverende flauwekul vindt. En ik heb deze ‘nuchterheid’ juist van mij afgezet. De antihumbug, de anti-kul is mij nog altijd even lief, maar de nuchterheid à priori – zelfs onder de naam ‘humor’ begint mij tegen te staan. Ik heb het gevoel dat er maar één phase méér nodig is – van voortgezette vernedering, verbittering of inferioriteitsgevoel – om van mij een broertje te maken van deze dwazen, en dat jij (en Forum) het ‘gezond verstand’ laten gelden omdat zo’n ‘waan’ belachelijk is. Als ik werkelijk àlle luciditeit moest aanwenden waarover ik beschikken kan, dan zou ik kunnen verkondigen, ieder uur van de dag, dat het leven een rotzooi is, maar dan zie ik ook niet meer het belang van de literatuur en zeker niet van Forum. Dan zou ik zó lucide willen zijn, dat ik mij daar ook niet meer aan hechtte, mij er zèlfs niet meer mee ‘amuseerde’. (…)

Het gaat niet om de voorbeelden, maar om wat ik voel dat, daarachter, jou en mij scheidt; jij hebt de ‘nuchterheid’ nu echt gevonden, à priori is een communistische handeling voor jou idioot, verveel je je daarbij, je hebt sympathie voor een volslagen lor als dat boek van Putman, niet omdat je literaire smaak tekort schiet, maar omdat je die geur van nuchterheid nu zo heerlijk vindt, ook al geurt ze als Leidse kaas. Ik kom tegen die nuchterheid in verzet. (…) Misschien ben ik onzekerder dan jij, en is mijn geslinger tussen nuchterheid en ‘romantiek’ idioot, vergeleken bij jouw tegenwoordige zekerheid, maar nogmaals… juist omdat ik het practische leven zo voel kwellen: als ik wèrkelijk nuchter moest worden, dan werd ik het ook nog 10 x meer dan jij. Zowel om mijn ‘romantiek’ (die mij onzuiver maakt) als om mijn mogelijke nuchterheid (die mij té zuiver zou maken, als koffie-extract!) lijkt het mij dus goed als ik uit Forum ga. (…)

Wat me hierin aanspreekt? Die verrekte humor die begint tegen te staan, laat ik daarmee beginnen. En dan: het gezonde verstand dat weliswaar te hoop loopt tegen ploertendom van allerlei soort, maar zijn eigen dwaalwegen en beperkingen niet ziet. De luciditeit daartegenover, waardoor je het leven ronduit zou veroordelen en die nog 10 x nuchterder maakt dan al dat gezonde verstand bij elkaar – waarbij het wel de vraag is of je zoveel nuchterheid overleeft… Maar vooral de vanzelfsprekende eenheid tussen lezen en leven; de zo totaal niet-vrijblijvende omgang met literatuur, die je telkens dwingt te kiezen, voor het leven of voor de literatuur, en zónder te schipperen, want dat was helemaal walgelijk… Het is die ernst die ik bij schrijvers van nu bijna nergens tegenkom. Het is alsof de enige keus die is tussen querulantendom en professionalisme, tussen uitgenodigd worden voor het Boekenbal of te worden geweigerd, tussen Arjen Fortuin die na 15 jaar recensies schrijven in zijn afscheidsinterview (in De Groene) de literatuur als een socioloog bekijkt en alleen algemeenheden debiteert, of helemaal geen kritiek meer…

‘In deze grootse tijd’, het lijkt mij een ironische titel. We hoeven onze tijd niet met die van Du Perron te vergelijken, maar is er iemand die over onze tijd en onze literatuur kan oordelen zoals hij? Dat zou beide al wat grootser maken…

4 gedachten over “Over een citaat van Du Perron”

  1. Grappig… Ik dacht destijds dat die K wel duidelijk genoeg was. Nooit had ik de bedoeling om anoniem te reageren! Maar wel fijn dat ik alles van jou hier terug kan vinden, Rutger.

    Beantwoorden

Plaats een reactie