Karel Appel in het Gemeentemuseum

Liggend naakt no 1. (1985). Klik om te vergroten.
Liggend naakt no 1. (1985). Klik om te vergroten.

Karel Appel in het Gemeentemuseum van mijn eigen stad – van tevoren leek het een thuiswedstrijd. Appel, internationaal gevierd schilder van een paar iconische voorstellingen en boegbeeld van een prominente beweging. Het museum heeft zijn best gedaan om hem, tien jaar na zijn dood, van die clichés te ontdoen en presenteert hem niet in chronologische volgorde, waarin het romantische succesverhaal van de ‘barbaarse’ schilder opnieuw alle kans zou krijgen, maar als een klassieke, haast ‘academische’ schilder, met thematische zalen voor naakten, portretten, landschappen en stadsgezichten, en kabinetten waarin een aantal stijlvarianten nader worden belicht.

In een van die kabinetten staat op een bordje dat Appel zich in de jaren tachtig in een artistieke impasse bevond: hij was inmiddels zestig en maakte geen deel meer uit van een jonge avant-garde. Hij moest zichzelf opnieuw uitvinden en begon à la Van Gogh met strepen te werken. Erg lang heeft hij dat niet volgehouden, maar de tentoonstellingmakers benadrukken dat Appel nooit erg lang aan een bepaalde stijl vasthield en geen interesse had om stijlen diepgaand te onderzoeken. Stijlwisselingen vonden alleen plaats om niet in routine te vervallen, om fris te blijven. Voorop stond dus het schilderen: het schilderen moest doorgaan, het maakte niet uit hoe.

'Vlammend Kind met Hoepel', 1961. Klik om te vergroten.
‘Vlammend Kind met hoepel’, 1961. Klik om te vergroten.

Terwijl ik door de zalen liep, begon ik me steeds meer af te vragen met voor schilderkunst ik nou eigenlijk te maken had. Het duurde lang voordat ik er enigszins mijn vinger achter kreeg. Verschillende dwaalsporen dienden zich aan: het figuratieve vs. het schilderkunstige bv: waarom die eenvoudige figuurtjes, bijna als concessie, terwijl het geheel er zo compromisloos uit ziet? En bij sommige, erg drukke schilderijen het storende idee dat al die getekende lijnen in kleur de zaak verder compliceerden ipv verduidelijkten, meteen gevolgd natuurlijk door de vraag of dat erg is. Of: hoe onhollands – geen Mondriaan, geen magisch realisme, geen kneuterigheid, maar internationale allure. Maar daar was dan toch een zekere aansluiting, opnieuw met Van Gogh, en met Willem de Kooning. En bij die laatste ging me ten slotte een licht op. Letterlijk. Want De Kooning is de schilder van het licht. Er schijnt licht door zijn schilderijen, ze zijn open, de wind blaast er doorheen. Dat ik zo moeilijk een ingang vond was zelf al een vingerwijzing. Appels werk is dicht; zijn schilderijen zijn dichtgesmeerd, met dikke klodders, geplamuurd, ingepakt. De reliëfs die op zijn doeken ontstaan lijken de voorstelling een zelfstandig aanzien te willen geven, het los te weken van zijn achtergrond en driedimensionaal te maken, alsof de kunstenaar zich er op gelijke voet toe wil verhouden.

De beroemde film van Jan Vrijman, gepresenteerd aan het begin van de tentoonstelling.

‘Ik begin vanuit mijn materie, dat is verf’, zegt hij in de film van Jan Vrijman. Verf was zijn enige vriend, zijn enige medium. Bij Appel gaat het niet primair om beeld, laat staan om onderwerp of genre. Natuurlijk gaat het om kleurgebruik, vlakverdeling, ritme, temperament, en al dergelijke zaken meer. Maar zijn enige motief was verf, werken met verf, en niet om de mogelijkheden ervan te onderzoeken, maar om het werken zelf: de omgang met het spul, hoe het uit de tube spoot, op het doek terechtkwam, zich uit liet smeren, en hoe die omgang ten slotte, als het werk klaar was, een beeld van zichzelf te zien gaf. Er zit geen ‘geest’, geen gedachte in het werk van Appel, want die geest, dat licht wordt vervangen, uitgebannen door de verf, door de actie ermee op het doek.

spreek van wat niet spreken doet
van vlees je volmaakt gesloten geest
maar mijn ontwaakte vinger leest
het vers van je tepels venushaar je leest

zegt Lucebert.
Zo begreep ik langzamerhand waarom hij op sommige schilderijen maar doorgaat met het toevoegen van nieuwe lijnen en kleuren: niet omdat het beeld dat nodig had, maar omdat er nog lekkere tubes op tafel lagen, en het beeld de extra verf nog kon verdragen. De enige maat die erop die drift stond was het beeld, de voorstelling, ook al had dat alleen maar het laatste woord omdat het na de vrijpartij met de verf als enige overbleef.

Je neemt een kleur, je gaat beginnen, en nog een kleur en dan ga je door, en eindelijk hoop je dat je erin komt en dat de inspiratie komt en dan ga je door. Maar waar ga je door en hoe? Het is het instinct dat je leidt tot iets, maar wat je ook laat stoppen. 1

Eigenlijk zouden Appels schilderijen niet vanuit het beeld beoordeeld moeten worden, maar vanuit die vrijpartij, waarvan het beeld het resultaat is. Om tot die beoordeling te komen moet je je in de positie van de kunstenaar inleven en proberen na te gaan hoe het schilderij is ontstaan. Het is denk ik precies om die reden dat Rudi Fuchs zo’n grote affiniteit met Appel heeft, omdat hij – zoals ik hem in zijn wekelijkse bijdrage in De Groene heb leren kennen – precies zo naar kunst kijkt. Dat is wat goede kunst met je doet: het verandert je van iemand die een thuiswedstrijd denkt te bezoeken, een consument, in een vreemdeling in eigen omgeving, een filosoof…

Portret van Rudi Fuchs, 2005.
Karel Appel retrospectief
Gemeentemuseum Den Haag
t/m 16 mei 2016
Website

  1. Uit een item over de tentoonstelling op de NOS-site.