Weinig in te brengen

Bron: Hot Road Review, jaargang 30, oktober 2014, p. 9

Boslandschap door Rudy Cornets de Groot, olieverf op doek

Waarom zou ik mij haasten?
Waarom zou ik sneller lopen dan de bloemen?

Aan deze regels van de dichter Arjen Duinker moest ik denken toen ik laatst, middenin een goed gesprek, plotseling verrekte van de pijn en bij de boerderij afscheid nam van mijn groepje. Het groepje door naar het strand, ik terug naar de club. Ja, ik vind het wel.

Wat een stilte ineens. Geen geklets, geen gedraaf. Geen voorbijschietende bomen. Alles in de ruststand die intreedt zodra wij onze hielen hebben gelicht. Alsof het licht anders staat, de lucht anders beweegt. Wat is dat voor vogel? En staat daar nou een hert? Er gebeurt hier kennelijk van alles als wij er niet doorheen sjezen.

De dagen daarna wachten nog meer zegeningen. Geen gehaast meer om thuis te komen. Lekker uitgebreid koken. Glaasje wijn vooraf? Geen probleem. Nog één? Welja! ’t Is pas kwart voor zeven. Ren je maar gek, jongens, ik zit hier goed. Proost.

Trouwens, geblesseerd zijn betekent niet dat de club niet meer bestaat: ook daar, in die veredelde kroeg, kan gedronken worden. Er is altijd wel iemand jarig. Of zoveel jaar getrouwd, of gescheiden. En ’t is niet duur!

Dan, als je alle zegeningen van dit vrije, zorgeloze leven hebt geteld, gebeurt er iets merkwaardigs. Iets maakt zich van je los. Je voelt het haast niet: een bijna onmerkbare trilling, een onrust, een heel licht, onwezenlijk gevoel. Maar juist dat lichte maakt het op den duur ondraaglijk: je benen willen eruit. Ze willen lopen! Bewegen, de grond onder zich wegtrappen. Tegen een heuvel oplopen. Iets voelen waar ze wat mee kunnen.

Ziedaar de gevolgen van al die trainingen: je bent in eigen huis geen meester meer. Je benen maken de dienst uit. En werktuigelijk volg je ze, zodra het weer kan en als je weer mag. Waarschijnlijk veel te vroeg – maar heb je soms wat in te brengen?

 

Plaats een reactie