Schrijven voor het web (2)

Kenmerkend voor literatuur op het internet:

1) de aanklikbaarheid van teksten
2) de aansprakelijkheid van teksten
3) de actualiteit van teksten

@1: Hyperlinks richten de leesbeweging. Het gevoelige woord. De muil. De afgrond. Voeren meestal weg van de tekst. Stijltip: spaarzaam gebruiken en met target=”_blank”.

@2: Tekst staat open voor reacties. Is geen zelfgenoegzaam en voldongen feit, maar ‘ontstaat aan de wereld’ (Tonnus Oosterhoff).

@3: Paradox: tekst is definitief, onveranderlijk en altijd oproepbaar (dus aandachtig en bereid, ethisch) maar niet lapidair, dwingend, heilig of eeuwig. Je moet erbij zijn. Blogdiscussies van vorige maand zijn nu niet meer interessant. Het schrijven en het lezen speelt zich af in een open ruimte maar in een begrensde tijd. 

2 gedachten over “Schrijven voor het web (2)”

  1. Dan toch nog, als paashaas decent in vijgenblad gehuld, op kousenvoeten en in de luwte van dít medium – bevreemdend, overigens, dat deze ruimte als luw (niet lauw) wordt ervaren – daarvoor cf. infra.

    @1: ‘aanklikbaarheid’ (potentialiteit van het genotype) gelijkstellen met ‘hyperlink’ (dwingende praxis van het fenotype) lijkt me problematisch. Hyperlinks richten idd. de leesbeweging, en wel met strakke hand – de hand in de reet van de pop (Benjamin geeft niet thuis, we mogen hem dus allerwegen verkrachten, zo blijkt telkens weer) De pop heet dit keer mimesis, buikspreker van een handtam gemaakte, gestolde belofte van eindeloosheid. Gelukkig is er die hand. Ze houdt de mise-en-abime in de hand, stuurt ze, zodat ze niet over zichzelf gaat struikelen. Want wie de afgrond ontwaart, meneer, slaat allengs de hand aan zichzelf. En dat kan die hand niet hebben. Daarom gaat-ie lekker veilig schuil in de warme reet van de pop.
    Denk ik dan: kome er: parataxis. Hand niet IN maar NAAST pop. Ook aanklikbaar, maar opzij in stede van (een illusoir) naar beneden.

    @2: (insert dreary sound of tumble weed) De stilte is overweldigend; de omvang en textuur ervan vergelijkbaar met die op andere platforms. Als ze wordt doorbroken – doorgaans elders, maar soit, dat ‘elders’ is mss. de vector waarlangs internetdiscursiviteit zich dient te voltrekken (deixis in praxis, suspension ad inf. van een cartesiaans ijkpunt) – verloopt zulks door de bank genomen precies via die gewraakte paden der zelf-genoeg-zaamheid. Men vergeve mij het ogenschijnlijk gratuite gebruik van de ‘-‘s; ik tracht ze schematisch sterk te maken:
    – zaam: de mate waarin de belofte van openheid zich vastloopt in:
    – genoeg: de mate waarin de hieronder genoemde instantie ageert ter bevestiging van zichzelf
    – zelf: be it avatar, afsplitsing, nom de plume, mystificatie et al, het blijft een ‘zelf’ dat steevast pas ter plaatse maakt, elke (discursieve) beweging inzet, performeert of recupereert als pas-de-deux tussen zelf en projectie. Obsceniteit: in de door de pas-de-deux afgedwongen/gewenste ruimte waant dat zelf zich meervoudig en dus minder schuldig aan de aandoeningen die zo’n zelf volgens de gangbare opvattingen aankleven.

    Soms, heel soms, verschijnt er een reactie die zich onttrekt aan supra. Het betreft dan een strikt redactionele terechtwijzing (‘Ik zag u zo-even ziggen, terwijl u volgens de regels van de diakritische kunst a/o de geplogendheden van de Chicago Manual eigenlijk toch een weinig hoorde te zaggen’) Blij toe dat die oprispingen bestaan. Maar of ze onstaan aan dan wel zich verstaan tot de wereld, tja.

    @3: komen we, in radicaal pluralis majestatis nog op terug.

    Groet, vooralsnog, vanuit de luwte

    Beantwoorden
  2. Hé Trent,
    Wat goed je hier te treffen! Nu alleen even deze ad van nr. 1: “Want wie de afgrond ontwaart, meneer, slaat allengs de hand aan zichzelf.” De dichter Lucebert schreef ooit een bundel ‘van de afgrond en de luchtmens’. Is het niet mogelijk die afgrond te vriend te houden? Is dat niet wat we eigenlijk voortdurend doen, ongeacht hoe we het leven verder waarderen? Of leunt die voorstelling van zaken teveel op existentialisme? De kunst van de nevenschikking veronderstelt dat we op tijd van het een naar het ander overspringen – maar dat betekent dat mijn stijltip – “spaarzaam gebruiken” – van niet te onderschatten belang is: de hyperlink als vluchtlijn uit een existentialistische ‘no exit’ voorstelling.
    Misschien is het tegenwoordig andersom, en faciliteren hyperlinks de short attention spans. Allicht is dat voor deze tijd pertinenter; daar moet ik eens over nadenken. Net als over je reactie op nr. 2…

    Beantwoorden

Plaats een reactie