To the break of dawn, baby! (The Bad Lieutenant)

Bad Lieutenant

It’s amazing how much you can get done when you have a simple purpose guiding you through life.

Dit zinnetje zegt Nicolas Cage halverwege Werner Herzog’s remake van Abel Ferrara’s hit uit 1992, die ik vorige week in een veel te kleine zaal in de grote stad Amsterdam zag. Wat zou die eenvoudige leidraad kunnen zijn? Van een moreel richtsnoer, zoals in de vorige versie, lijkt bij de verslaafde politie-inspecteur Terence McDonagh (Cage) geen enkele sprake. Toch loopt er wel degelijk een rode draad door het verhaal. En ’t is alsof de duvel ermee speelt, maar na de melk in Inglourious Basterds moet ik nu aandacht vragen voor het water in deze film.

Het verhaal speelt zich af in New Orleans, vlak na de overstromingen door de Katrina-orkaan, en zoals San Francisco met zijn hoogteverschillen de aangewezen locatie was voor Hitchcocks Vertigo, zo is deze stad dat voor deze film. In de openingsscène redt McDonagh iemand die in een ondergelopen politiecel dreigt te verdrinken. Tijdens het onderzoek naar een vijfvoudige moord leest McDonagh een gedicht van een van de slachtoffers over een visje in een glas water. Later hallucineert hij over krokodillen en leguanen – monsters die oprijzen uit zijn onderbewustzijn. Tegen het einde van de film heffen hij en zijn afgekickte vriendin, zijn ex-alcoholische vader en diens vrouw vier glazen mineraalwater op de goede afloop.

Maar is er met dat zuivere bronwater ook sprake van een loutering, een veredeling van onzuivere bestanddelen? Kennelijk niet, want in het volgende shot zien we McDonagh alweer druk in de weer met een grote zak cocaïne, en speelt een eerdere scène waarin hij drugs van twee verdachten aftroggelt zich opnieuw af. Helemaal aan het eind van de film komt ook de man die McDonagh in het begin heeft gered weer terug in de film. Samen gaan ze naar een groot aquarium, een soort Sea World: een vergroting van het visje in het glas en symbool voor het ondergelopen New Orleans. In het laatste shot zitten ze samen tegen een wand van het aquarium, en zien we McDonagh de gebeurtenissen uit het verhaal overdenken, waarbij hij met een kort lachje tot een zeker inzicht lijkt te komen.

Herzog stuurt zijn kijker duidelijk met een opdracht naar huis: niet om tot inkeer te komen, zoals Ferrara destijds, maar tot inzicht. Want wat is het inzicht waar McDonagh toe komt? Om die vraag te beantwoorden moeten de verschillen worden nagegaan tussen die vrijwel gelijke scènes aan het begin en het einde van de film, waarin McDonagh die drugs aftroggelt van een stelletje. Het gaat in die scène aan het eind weliswaar om een ander stel, maar de locatie is hetzelfde en ook de handelingen zijn een kopie van elkaar. Als er tussen die twee scènes hoegenaamd geen verschil bestaat, tot welk inzicht kan McDonagh dan zijn gekomen?

Eén ding is zeker: Werner Herzog thematiseert door die herhaling het fenomeen van de remake zelf. Wil hij suggereren dat zijn versie nauwelijks afwijkt van die van Ferrara? Zo niet, wat is dan, nogmaals, het verschil?

Logischerwijze – ik wil daar in het voorbijgaan toch op wijzen – kan een herhaling, zelfs een exacte kopie, nooit hetzelfde zijn als het origineel. Iets kan immers alleen maar hetzelfde zijn wanneer iets één keer gebeurt – maar dat is bij remakes nou juist niet het geval. Door de herhaling wordt het verschil dus veeleer tot stand gebracht; hetzelfde moet daarom principieel als verschil worden begrepen. Zo is er van een origineel ook pas sprake vanaf het moment dat er een volgende versie is; zonder die laatste is het origineel niet origineel, aangezien het dan behalve het begin ook het einde van de reeks al in zich bergt.

Maar er is meer. Ook moreel gesproken bestaat er in deze film geen verschil tussen de McDonagh uit het begin en de McDonagh uit het einde van het verhaal. Zoals gezegd redt hij in de eerste de beste scène – nota bene tegen het advies van zijn collega (Val Kilmer) – die arrestant al van de verdrinkingsdood. Hij is dus vanaf het begin al zuiver. Zijn opeenvolgende bevorderingen bereikt hij niet ondanks, maar juist dankzij zijn onorthodoxe praktijken. Anders dan in Ferrara’s film is er bij hem geen conflict tussen hoe het moet en hoe het gaat, en er is dus ook geen wroeging uit schuldbesef waar Harvey Keitel in die film zo door werd geteisterd (en die de film voor mij onverdraaglijk maakte). McDonagh is volledig akkoord met de manier waarop hij zijn zaakjes regelt. Hij is vrij, en hoeft niet te worden gelouterd – alleen maar bevorderd. En dat betekent dat er ook geen behoefte is aan een alchemistisch zuiveringsproces – tenzij dan van de cocaïne, die hem aan het eind van de film inderdaad in 100% pure vorm in handen valt. Het water, symbool van zuiverheid, staat hier niet in tegenstelling tot de drugs, de alcohol en de corruptie, maar is eenvoudig de stof waarin alles, inclusief de stad zelf, is gedrenkt.

Daardoor komen de dingen in een enkelvoudig licht te staan, worden tegenstellingen tussen goed en kwaad vloeiend, en ontstaat een heel ander systeem: niet een van regels en wetten, maar een waarin men op zijn eigen intuïtie en dromen kan vertrouwen. Zo wordt de ruimte toegankelijk voor wezens die gewoonlijk naar het onderbewustzijn worden verbannen: slangen, krokodillen, leguanen, vissen, een hele onderwaterwereld waar McDonagh niet met een drietand maar met een cracklepel zijn weg in zoekt – een zilveren lepel die hij als kind kwijtraakte en die hij aan het eind van de film terugvindt – en die omgekeerd met een wakend oog op hem toeziet:

My friend
by Babacor Ndele

My friend is a fish
He live in my room
His fin is a cloud
He see me when I sleep

zoals hij in het gedichtje van een van de slachtoffertjes van de moordpartij leest.

Daarmee is de film geen pleidooi om van de regels af te wijken – dat kapitalistische voorschrift om ‘an original’ te zijn, waar als iedereen ernaar streeft niemand in kan slagen. Natuurlijk zou McDonagh niet bevorderd worden als zijn bazen wisten hoe hij te werk ging. Maar McDonaghs ‘originaliteit’ bestaat er onder meer uit dat hij wegens zijn rugpijn tot levenslang medicijngebruik is veroordeeld, zoals hij in het begin van de film van zijn dokter te horen krijgt. Zijn originaliteit, datgene waarop hij zich van anderen onderscheidt, is dus niet het gevolg van een vrije keuze. Tot welke ‘remake’ hij van zichzelf ook zou kunnen komen, ’t zou hem niet van die rugpijn en zijn medicijnen verlossen. Hij kan niet worden gelouterd; hij kan de beweging alleen herhalen, als een stripfiguur met vaste eigenschappen die bij elke aflevering weer als nieuw, maar onveranderd in de werkelijkheid staat. Hooguit bereikt hij door zijn opeenvolgende promoties een telkens hoger niveau, maar de lyriek van de herhaling is een direct gevolg van zijn ‘originaliteit’, van datgene waarmee hij zich van anderen onderscheidt, maar wat niet kan worden veranderd. Sterker uitgedrukt: de remake vloeit noodzakelijk voort uit zijn ‘corruptie’.

Want wat is corruptie, behalve een ander woord voor bederf, het rottingsproces waaraan in de alchemie de oude stof wordt onderworpen? Corrupt zijn wil zeggen dat je dingen op je eigen manier doet, buiten de regels om. Maar als men wil dat men een ‘original’ is, dan moet men ook aanvaarden dat mensen dat op hun eigen ‘original’ manier doen, en zelf bepalen hoe kwaad het kwaad is waarmee ze het kwaad bestrijden. Dan is niemand meer corrupt, want corruptie is immers de voorwaarde om aan die oproep te voldoen. Zolang het kapitalisme zich op wedijver baseert en consumenten aan de hand van hun productkeuze geacht worden zich van elkaar te onderscheiden – anders gezegd, zolang de zogenaamde individuele keuzevrijheid is voorgekookt – is men bij voorbaat tot corruptie veroordeeld. Wie het voorschrift opvolgt, is corrupt op grond van de eisen die het systeem stelt – nl. om ‘jezelf’ te zijn, wat betekent: net als alle anderen – terwijl wie werkelijk in vrijheid zijn eigen keuze maakt, corrupt is doordat hij dan niet aan het systeem voldoet. Onder het kapitalisme, kortom, is elke keuze corrupt.

Tegen het eind van de film is er een korte scène waarin de oplossingen voor al McDonaghs problemen plotseling als manna uit de hemel op hem neerdalen. Hoe dat mogelijk is geweest, moet de vraag zijn die hem in de laatste minuut van de film, gezeten tegen de wand van dat aquarium, bezighoudt. Het lachje waarmee dat shot en de film eindigt, is zijn reactie op het inzicht dat zijn ‘corruptie’ hem kennelijk de gunst en de zegen heeft opgeleverd van een ander systeem, – een dat het zonder regels stelt. Daar zit dan toch iets alchemistisch in: niet door formules en wetten toe te passen, maar door te werk te gaan via de weg van het obscurum per obscurius, ignotum per ignotius (het duistere door het duisterdere, het onbekende door het onbekendere): zo bereikt McDonagh zijn verlichting – to the break of dawn.

Filmposter Bringing out the Dead

Wat het kwaad nog betreft, Nicolas Cage heeft eerder al laten zien ook daar doorheen te kunnen gaan, in een film van een regisseur die van het ombuigen van schuld zijn specialiteit heeft gemaakt: Bringing out the Dead (1999) van Martin Scorsese. Dat is een hele andere film dan de oefening in zelfkastijding van Abel Ferrara (die overigens bij het horen van de plannen voor een remake wenste dat Herzog ‘would die in Hell’ of woorden van die strekking) – en toch kan Herzogs film ook als een remake van Scorsese’s film worden gezien. In beide films speelt Cage iemand die drie dagen achter elkaar in touw is. En ook in Bringing out the Dead acht zijn personage zichzelf niet te goed om drugs te nemen, en zo zijn status van verantwoordelijke gezagsdrager af te leggen om solidariteit in de zonde te betrachten. En zo is het natuurlijk: wie Jezus wil navolgen, doet het laatste en houdt op zijn licentie van autoriteiten te betrekken.

Bringing out the dead was zelf trouwens ook al een remake, maar dan van een roman: Reis naar het einde van de nacht van Céline (het boek prijkt in die film op het leesplankje van het Cage-personage). Zou dat nog een andere reden zijn voor die uitzinnige kreet “To the break of dawn, baby!” in deze film?

—o0o—

Als afsluiter nog een andere trailer (zelf geselecteerde scènes staan de studio’s helaas niet toe):

16 gedachten over “To the break of dawn, baby! (The Bad Lieutenant)”

  1. een vriend van mij studeert momenteel af, in engels, over de postmoderne detectiveroman
    wat ik er tot nog toe van begrijp – uit mondeling contact – is dat de detective een ontwikkeling heeft doorgemaakt van twijfel aan wie het heeft gedaan (de klassieke whodunnit), dat ambigue blijft, naar de ultieme twijfel of er eigenlijk uberhaupt wel een misdaad bedreven is
    er verdwijnt van alles in de detective tegenwoordig wat er traditioneel in zit
    ik moet er aan denken omdat bij jou op soortgelijke wijze van alles verdwijnt in hoe jij deze film belicht
    was er eigenlijk wel een film vroeg ik me half ernstig half geamuseerd af tegen het slot van je artikel
    alsof het inzicht dat je als kijker van de film krijgt erin gelegen is dat het vooral niet is wat het lijkt (geen remake, geen voortschrijdend inzicht of veredeling), alsof het enige dat overblijft een man met rugpijn is

    Beantwoorden
  2. Ha Eddy!
    Als de detective zich zo ontwikkelt, dan wordt het nog eens wat met dat genre! :)
    Het doet me wel denken aan de manier waarop Barthes het verschil tussen de ’tekst van plezier’ en die van ‘genot’ aangeeft: bij de eerste gaat het om de ‘ontbladering van een waarheid’, bij de tweede om het ‘bladerwerk van de betekening’. En Lucebert: ‘het lijk is onvindbaar’.
    Maar ik heb écht een film gezien! De herhaling zit in het vaste ingesloten, anders gezegd: het vaste móet zich herhalen, en in die herhaling zichzelf losmaken…
    Dank voor het lezen en reageren!

    Beantwoorden
  3. het is natuurlijk een interessante tekst die je hebt geschreven naar aanleiding van die film, maar hij beweegt zich wel binnen het franse postmoderne discours
    gezien de – zij het beloonde – moeite die ik zelf heb om te wegen wat nu de relevantie is van hetgeen je benadrukt, denk ik dat iemand die in franse verschil/herhaling denken in het geheel niet thuis is, je tekst geen recht kan doen
    en dat is toch wel jammer
    maar misschien richt je je in deze tekst tot een bepaalde lezerskring

    Beantwoorden
  4. Ik geloof niet dat ik me tot een specifieke kring richt, en zelf ben ik me ook helemaal niet zo bewust van die Franse invloed, al is die er natuurlijk wel. Maar ik geloof niet dat ik me er exclusief door laat leiden, al zie ik het aan de andere kant ook weer niet als mijn taak om het complete filosofische palet bij zo’n stuk te betrekken (vooropgesteld dat ik daar een overzicht van had). Iedereen heeft natuurlijk een bepaalde achtergrond van waaruit hij naar de wereld kijkt.

    Iets anders is dat het haast niet te vermijden is om mbt een remake die Franse ideeën over verschil en herhaling erbij te halen. En ja, wie er niet van op de hoogte is, die weet het dan nu, ook al heb ik er geen namen bij laten vallen: het is tenslotte ook echt wel mijn tekst!

    Beantwoorden
  5. ja dat is allemaal waar wat je zegt (behalve dat het nodig is om bij een remake repetition et differance erbij te halen – die noodzaak zie ik helemaal niet en ik sluit het ook niet uit dat werner herzog absoluut niet weet waar je het over hebt)
    maar dat hele verschilsdenken heeft van zichzelf geen enkel belang; die ontlogische of metafysische zwaarte die het voor jou heeft kan een ander schouderophalend afdoen omdat ie inderdaad jouw achtergrond of vooronderstellingen niet deelt of ook maar daarmee bekend is

    dat franse denken is een weinig bekende niche als je het mij vraagt
    ik kijk nu naar de werelddraaitdoor: van baal, prem, jan mulder, matthijs – ik durf er zo duizend euro om te verwedden dat geen van hen je artikel kunnen volgen

    Beantwoorden
  6. het is trouwens opvallend (en ook wel komisch): of jij nou over film of over poezie schrijft, je maakt nooit nieuwsgierig naar waar je het over hebt

    en toch is het altijd boeiend om je te lezen!

    Beantwoorden
  7. Ja, dat mijn lezerskring in dat opzicht beperkt is, en dat ik het zonder de grote cultuurdrager Matthijs van Nieuwkerk en zijn tafelheren en -dames moet stellen, dat is me natuurlijk bekend en een dagelijkse bron van grote zorg en intens verdriet. Maar het is met mijn werk in dat opzicht niet anders dan met bepaalde vakken op school vroeger: ‘je hebt er niets aan’. Dat sluit de mogelijkheid dat er bijzondere kennis in te vinden is natuurlijk niet uit, maar ja, alleen bijzondere mensen interesseren zich daarvoor. Ik bied iedereen graag de kans om bijzonder te worden.

    Herzog zal Deleuze niet kennen, maar hij zou wel blij zijn met dit stuk denk ik. En jij moet je zelf toch maar eens op een mooie avond in zo’n donkere zaal trakteren, vind ik!

    Beantwoorden
  8. toch is dit geen faire reactie
    als jij het bij inglourious bastards hebt over het sublieme, kan iedereen dat volgen, ook al hebben ze het woord subliem zelf altijd anders gebruikt
    het is daar verder ook duidelijk hoe terecht de beschouwing over het sublieme is

    dat vind ik niet zo vanzelfsprekend het geval bij je uitweiding over verschil en herhaling – die is toch meer voor ingewijden (en als zodanig goed)

    ik zou het weer wel heel natuurlijk vinden passen in een algemener beschouwing over film als seriele in de tijd ontvouwende kunstvorm, per definitie efemeer en herhaling behoefend om het zijn ervan te ‘vestigen’
    dan kom je met je opmerkingen mooi uit
    nu twijfel ik erover

    Beantwoorden
  9. ’t Is in zoverre een faire reactie, dat de vraag die je stelt – samengevat: wie denk je te bereiken met dit obscure geschrijf? – aan het geschrevene zelf geen recht doet. Ik ben niet zo postmodern dat ik incoherente betogen wil voeren, en het is daarom niet nodig te weten waar ik mijn bronnen vandaan haal (al kan het wel interessant zijn natuurlijk). Maar dat jij ze herkent betekent niet dat mijn tekst er ook zijn waarde aan ontleent. En ik geloof niet dat mijn tekst alleen voor ingewijden toegankelijk is omdat hij sporen bevat naar niet algemeen bekend gedachtegoed.

    Anders gezegd, dat stukje over verschil en herhaling is geen postmodern citaat, verwijzing, spoor, fremdkörper of hoe het ook genoemd mag worden, maar maakt deel uit van een kritisch apparaat (ik weet even geen beter woord) dat ook in andere stukken van mij kan worden teruggevonden (in artikelen over Morgenstern en Hans Kloos, m.n.). De verwijzing hier is lang niet zo expliciet als bij het sublieme, waar ik uitdrukkelijk naar Lyotard verwijs, mede omdat diens ideeën niet op dezelfde manier bij mij hebben postgevat, en ik er dus ook niet op dezelfde manier verantwoordelijkheid voor kan dragen. Zou jij in reactie op dat artikel bv. hebben gezegd: ja maar Lyotard is toch een warhoofd, dan kan ik zeggen: ok, maar wat hij gezegd heeft is een gegeven, en daar verwijs ik naar.

    Dat is hier nu juist niet het geval. Ik ontken die bronnen (Deleuze en Derrida ihb) weliswaar niet; er is (zo postmodern ben ik dan weer wèl) geen enkele tekst zonder bronnen. En ik weet dat deze twee mensen je niet zo aanspreken, maar als dit stuk je nu wèl overtuigt, dan gaat het niet aan de betekenis ervan te verkleinen door te wijzen naar die inferieure bronnen, maar ligt de vraag open hoe het mogelijk is dat je over mijn stuk anders denkt dan over die bronnen.

    Wat je verder zegt over film als seriële en efemere kunstvorm, daar moeten we apart nog maar eens over doorkletsen!

    Beantwoorden
  10. je zou een lezersonderzoek moeten houden (onder door jou uitgekozen lezers die ik goedkeur – ongeveer zoals ze rechtbankjury’s samenstellen) om hierover uitsluitsel te krijgen

    wat ik tegen heb op ‘franse filosofen’ is hun enorme verreikendheid (lees pretentie) bij een volstrekt gemis aan ontologische grond;
    ze hebben niet het Welt en Erde van heidegger, niet diens Sein und Seiendes, (de ontologische differentie) het Dasein en onderscheiden existenzialen; geen herkenbaar begrip van de geworpenheid van het bestaan in de contingentie en de angst – niet de Zeitigung waardoor je de eigenlijkheid en oneigenlijkheid op tijdsniveau ervaarbaar en voorstelbaar maakt
    die grond mis je bij de franse postmodernen terwijl ze wél daarvan zijn opgestegen, want zonder uitzondering beroepen ze zich op het door heidegger ontsloten visioen
    het zijn inderdaad empiristen – ik geloof dat deleuze zich zo noemt – maar wel empiristen die menen iets interessants over de werkelijkheid te zeggen door hun discours te doorspekken met ontologische implicaties, die bij hen allleen maar in de suggestie bestaan en dan krijg je die typische franse zweverigheid over lichamen zonder organen, herhaling en verschil, het oorspronkelijke uitstel enzovoorts
    dat zijn allemaal geen metaforen, daar bedoelen ze iets zijnsachtigs, iets ontologisch mee
    en ja, dan wil ik wel weten hoe het precies zit in hun opvatting, maar daarover krijg je bij hen nooit enig uitsluitsel
    dat is het irritante van die gasten, het kiert er enorm en er heerst een voortdurende ontologische tocht

    uiteraard, als ik welwillend naar een tekst kijk en de franse filosofie in zijn eigen recht beschouw, kan ik er ook wel de poezie van zien; maar dan moet ik het geheel ervan erbij betrekken of dan in ieder geval de franse filosofische ambiance
    en dat is precies wat ik doe als ik jou lees over herhaling en verschil – ik betrek er die fransen bij, want op zich zou het me niets zeggen, er is te veel gekier in die beschouwing waardoor wat je daar zegt volstrekt door je heen gaat zonder iets van betekenis te raken – en dat valt des te duidelijker op doordat je het opvallend goed verwoordt; het is mooi proza maar het hoeft niks te betekenen

    en ik denk dat het niks betekent voor wie de fransen niet kent en daar zullen toch veel mensen bijzitten die je graag tot je lezers had gerekend

    maar nogmaals, dat kan alleen een lezersonderzoek uitmaken
    en helaas hebben we die luxe niet ;-)

    Beantwoorden
  11. Heel fijn om je bezwaren tegen die jongens nu eens opgeschreven te zien staan. Ik kan ze niet weerleggen; daar mis ik de achtergrond voor. ’t Enige wat ik kan zeggen is dat hun ideeën kennelijk meer met mijn temperament overeenstemmen dan die van de existentialisten (hoewel ik ook voor de fenomenologie wel veel waardering heb); zo heeft Deleuze, toen ik een paar jaar geleden met hem kennismaakte, me echt als een moker geraakt: die man schreef gedachten op waarvan ik niet wist dat ik ze had, als ik het op dezelfde ontologisch tochtende manier mag zeggen… :)

    Maar ik ben geen filosoof, althans ik heb er geen zin in om het allemaal tot de bodem uit te zoeken; dat laat ik liever aan henzelf en hun tegenstanders over. (Laat ik wel zeggen dat ik die ideeën absoluut niet zweverig vind; maar het blijkt nu eenmaal telkens zo uit te komen dat dingen niet op een enkel principe verankerd kunnen worden; ze zijn in beweging. Een filosofie met enige pretentie moet volgens mij toch een bewegingsfilosofie zijn, dwz één die de werkelijkheid niet als het meisje van Tita-tovenaar stil zet om ‘m in alle rust te kunnen bekijken; enfin).

    In plaats daarvan (van zo’n onderzoek) probeer ik in die artikelen toepassingen te vinden voor wat ik bij hen heb geleerd. Ik geloof dat ik mbv Deleuze in dit stuk heb kunnen verklaren waarom deze film een remake is – niet op grond van historische feiten, maar op grond van eigenschappen die de film om zo te zeggen zijn ingeschapen. Dat is geen geringe verdienste – van Deleuze, omdat hij er de argumenten voor heeft gegeven, van Herzog omdat hij dat intuïtief heeft aangevoeld, en van mij omdat ik die twee bij elkaar heb gebracht in een zinvol verband.

    Overigens, je moet online eens gaan kijken bij recensies van deze film. Echt, de honden lusten er geen brood van. Veel verder dan ‘beste acteerprestatie van Cage in jaren’ e.d. komt het niet. Dan kun je toch net zo goed niet schrijven?

    Beantwoorden
  12. ik weet niet of je hebt kunnen verklaren waarom die remake er gekomen is – ik denk dat je duidelijker was geweest als je je die vraag explicieter gesteld had in je stuk
    maar dat is je stijl niet, lijkt me, jouw stijl is meer om op zoveel mogelijke vragen die je uberhaupt zou kunnen stellen iets van een antwoord of verklaring te geven of het naar een niveau te tillen waarop die vragen niet meer gesteld hoeven te worden

    als deleuze je zo geraakt heeft..ja dan kan ik me natuurlijk voorstellen dat je eenzelfde ontvankelijkheid bij anderen vermoedt
    ik heb hetzelfde met heidegger gehad: zoals hij rechtstreeks en dwars door de angst heen, de zijnsvraag durfde te stellen is misschien wel mijn meest sublieme leeservaring geweest
    precies wat ik me zelf ook altijd afvroeg, zij het veel diffuser
    dat is behoefte aan bodem en heeft niets meer met zin erin te maken om het tot de bodem uit te zoeken
    en ik kan me derhalve weer moeilijk voorstellen waarom anderen die behoefte niet hebben
    overigens, natuurlijk kan een filosofie alleen maar een ‘bewegingsleer’ zijn; als iemand de beweging van het denken heeft weten bloot te leggen dan is het heidegger wel – unprecedented
    het meest grandiose van heideggers hoofdwerk Sein und Zeit is ook dat het mislukt is, het faalt, het vindt niet wat het zoekt
    hij verhoogt het raadsel alleen
    sterker: in plaats van een bodem te verschaffen opent hij feitelijk een afgrond
    maar dat ergert me dan wel van die fransen, ze kijken niet in die afgrond, het verontrust ze niet, hoewel ze hem zeker kennen, want die fransen zijn ondenkbaar zonder heidegger (en de duitse filosofie in het algemeen) maar ze menen erboven te kunnen fladderen met die zweverigheden van ze (zoals ik ze ervaar dan)

    maar hoe je heideggeriaanse gedachten toepast op filmkritiek..Gadamer, die het hermeneutisch moment in heideggers filosofie ontwikkeld heeft, hield zich alleen bezig met klassieke teksten
    in dat opzicht staan die fransen meer in contact met hun eigen tijd en gaat het een mens ongetwijfeld natuurlijker af om met frans gedachtengoed door te dringen in zoiets als een film waarin nicolas cage zijn beste rol sinds jaren speelt ;-)

    Beantwoorden
  13. Ik had het anders moeten zeggen: dát deze film een remake is blijkt uit de opbouw ervan en vloeit voort uit de eigenschappen van het Cage-personage. Daar had ik, als ik het zo stel, Deleuze eigenlijk niet voor nodig gehad. Ik vermeldde die ideeën ook ‘in het voorbijgaan’ zoals ik zei, maar toch hebben ze mijn gedachtevorming op een beslissende manier op gang gebracht, als een ladder die je omhoog helpt en die je, eenmaal aangekomen, weg kunt halen…

    Ik moet wel toegeven dat het me soms moeilijk afgaat om buiten bepaalde mensen om te denken. Het gebeurt maar al te vaak dat iemand me in gedachten schiet, en dan via de lijnen van diens denken verder op weg helpt. Heel origineel is het dan ook niet wat ik doe; de creativiteit gaat vooral zitten in het combineren van uiteenlopende indrukken, en daar zet ik dan vervolgens mijn naam onder.

    Heidegger ken ik hoegenaamd niet, alleen uit inleidingen, en via schrijvers uit die door het existentialisme getekende tijd. Ik geloof dat ik te weinig filosoof ben om me voor zo’n diepgaande excursie (‘het feest van het denken’ staat me van hem bij) in te spannen. De vraag ‘hoe zit het?’ boeit me toch minder dan de vraag ‘hoe denkt c.q. wat doet die schrijver/filosoof/kunstenaar’. Jij lijkt me gevoeliger voor die blik op de peilloze afgrond; mij interesseert meer de luchtmens…

    Beantwoorden
  14. feest van het denken…nee nooit van gehoord en is ook volstrekt onheideggeriaans lijkt me
    ik herinner me wel een passage bij nietzsche waarin hij abstract denken soms als een feest ervoer

    ik keek vanmiddag nadat ik bovenstaande plaatste even naar wat er op wiki over heidegger te vinden is en dat is voor dat korte bestek beslist niet slecht
    maar je zou niet de eerste zijn die zich er niet voor kon interesseren
    huizinga gaf toe dat ie niet in die sfeer kon ademen en ervoer kritiek op heidegger als een enorme opluchting

    ik ben er trouwens van overtuigd dat er maar weinig mensen van betekenis kunnen ontstijgen aan het denken volgens de lijnen van andere denkers die ze bestudeerd hebben – zo dat al uberhaupt mogelijk is
    vermeende originaliteit is vaak niet anders dan onwetendheid omtrent de herkomst
    lijkt me allemaal nogal vanzelfsprekend

    iedereen heeft zijn wortels
    zoals jij de jouwe koestert komt op mij gezond (‘hygienisch’) en sympathiek over
    ik zou dat niet zien als iets waarover je iets moet ’toegeven’

    Beantwoorden
  15. en oja, je slotbeschouwing over het verschil tussen jou en mij kan eindeloos genuanceerd worden maar lijkt me in essentie niet onjuist ;-)

    Beantwoorden

Laat een antwoord achter aan eddy warmerdam Reactie annuleren