Recensies van ‘Chambre-antichambre’

 


 

[Geen titel]

Ton [=Tom] van Deel

Trouw/Kwartet, 29 april 1978.

In 1940 woonden Schierbeek en Lucebert in hetzelfde huis. Zij voerden een correspondentie die zeer gedeeltelijk gepubliceerd werd in Braak en Podium onder de titelChambre-Antichambre en ondero de pseudoniemen “Lilithoog” en “Oog van Gol”. Volgens Cornets, die zijn inspanningen om de completere tekst uitgegeven te krijgen, nu beloond ziet, is dit vroegste experimentele proza “een gesymboliseerde chronique scandaleuse van twee vrienden die elkaars opponenten zijn, en die elkaar met hypnotiserende nauwlettendheid in de gaten hielden”. Hij noemt het: “in code gebrachte bevindingen”. De tekst dunkt me allereerst literair-historisch curieus: het aandeel van Schierbeek vertoont al veel trekken van het latere Schierbeek-proza en van Lucebert kennen we nauwelijks proza, zodat alleen al daarom deze experimentele correspondentie interressant is. Of het boekje veel lezers zónder deze moti’vering zal boeien, vraag ik me af. De “code” is wel het tegendeel van doorzichtig; de verregaande cryptische eigenschappen van deze tekst (die mij ook nogal rommelig “proefondervindelijk” voorkomt) maken de lectuur tot een opgave. Een voorafgaande interpreterende toelichting van Cornets zou geen overbodige luxe zijn geweest.


Drie glazen perkamenten luifels

P. Marijnis

NRC-Handelsblad, 2 juni 1978.

In 1949 deelde Bert Schierbeek zijn Amsterdamse tweekamerwoning met zijn dakloze kunstbroeder Lucebert. De hieruit ontstane spanningen werden gesublimeerd in een experimentele correspondentie tussen “Oog van Gol”‘ en “Lilithoog” die onder de titel Chambre-Antichambre verschenen is bij Uitgeverij Bzztôh, ingeleid door R. Cornets de Groot.
Het is onthutsend te zien hoe snel experimenteel proza gedateerd raakt. De hyperindividualistische woordkeus en de heerschappij van de vorm veroorzaken een onverstaanbaarheid die niet onderdoet voor die van, bijvoorbeeld, de impressionistische schetsjes van Delang in de eerste jaargangen van De Nieuwe Gids. De beste manier om dergelijke teksten alsnog genietbaar te maken is die van Harry Prick (bijvoorbeeld in zijn uitgave van Arij Prins’ Byzantium, of van Van Deyssels Frank Rozelaar) door de uitgave te voorzien van talloze Verklarende Aantekeningen, Voetnoten, Biografische Notities en Lijsten van Personen.

Helaas heeft Cornets de Groot (“Misschien loopt men voor het onbegrijpelijke wel harder weg dan ik voor mogelijk hou”) gekozen voor een kalere presentatie. “In wezen is dit proza een gesymboliseerde chronique scandaleuse van twee vrienden” merkt hij in zijn inleidinkje op. Verdere gegevens over de inhoud van Chambre-Antichambregeeft hij niet.
Dat de briefwisseling tussen Lilithoog (Lucebert) en Oog van Gol (Schierbeek) een code zonder sleutel is moge uit de volgende twee fragmenten blijken: Oog van Gol: “(…) de drie glazen perkament luifels roze als de staartven over ketelogen kwarts mistmorgen muizen graven gangen marmer momisa waterpokken paal hij tuig zitvlak in de meermol suite achter allegarven licht armese helleboog ruiterij (…)”
Lilithoog: “Ik loop nog al eens op straat en lees dan Ovomaltine voor wie Geen in het been heeft. Panglos moest vanmiddag naar de pedicure, een vrouw die het bloed onder zijn nagels wegzuigt. Het vuil valt vanzelf wel af zegt deze min of meer doorschoten grootheid van een mijner ergste vergissingen (…).” Chronique Scandaleuse’? Misschien, maar interessanter voor cryptografen dan voor lezers…


Bert Schierbeek

[Anoniem]

Elsevier Magazine, 14 oktober 1978.

In het schrale jaar 1949 deelde Bert Schierbeek zijn twee-kamerwoning een tijdlang met Lucebert, en het opeengepakt zitten van die twee temperamenten wekte spanningen, die zij afreageerden in een briefwisseling. Hun observaties, irritaties, extasen en aanvuringen gaven zij de toepasselijke titel Chambre-Antichambre: dat sloeg niet alleen op de kamers, maar ook op hun behoefte zich tegen elkaar af te zetten.

Dankzij de inspanning van Rudy Cornets de Groot zijn deze samenhangende teksten (voor zover bewaard) nu in boekvorm bijeengebracht – je vindt hier van Lucebert het enige, van Schierbeek het eerste experimentele proza. Een hechte bouw of doorwerktheid mag je in Chambre-Antichambre niet verwachten, maar wel vind je de eerste geluiden van een nieuwe taal, kreten, borrelingen, erupties, met als basis de vertrouwelijkheid van twee vrienden die elkaar als kunstenaars steeds opnieuw naderen, afstoten, herkennen en (hoe gek het klinkt) uit elkaar geboren worden. En al in deze teksten is, vooral bij hardop lezen, te merken dat de één prozaschrijver, de ander dichter zou worden. Als inside-verhaal én als tijdsdocument is dit boekje een aanwinst, en bovendien beleeft de lezer plezier aan de bijbehorende taalchaos. (Bzztôh, Den Haag, f 12,50).


Karin Evers

De andere stemmen. Portret van Bert Schierbeek, Amsterdam, 1993, p. 61.

Die brieven, waarin Lucebert “Oog van Gol” als schuilnaam heeft, werden gedeeltelijk gepubliceerd in ‘Braak en ‘Podium. Cornets de Groot getroostte zich later veel moeite de rest boven water te krijgen en een uitgever te vinden voor de “gesymboliseerde chronique scandaleuse” die als titel Chambre-antichambre (1978) kreeg. Lucebert zag dat Cornets de Groot terecht een competitie-element in die briefwisseling signaleerde: “Bert zou aangeven, ik afmaken. Maar in kwalitatief opzicht is het precies andersom. Bert won overtuigend op punten.”
 

Plaats een reactie