In den Wolken

Over Triangle of Sadness (Ruben Östlund, 2022)

Triangle of Sadness, een film die vanaf de titel alles op zijn kop zet: het is lang geleden dat ik in de zaal zo uitbundig gelachen heb. Subtiele humor is het niet, de realiteit moet ervoor worden afgevlakt totdat er stereotypen overblijven: ‘de’ modewereld, de Russische oligarch, de Britse wapenhandelaar, de Duitse idealiste die geschrokken van de eigen geschiedenis alleen nog ‘In den Wolken’ kan uitroepen. In deze allegorie vertegenwoordigen ze samen het rijke Westen (of Noorden) dat op een stuurloos luxejacht eerst aan eigen decadentie en vervolgens aan terrorisme ten onder gaat.

Op het onbewoonde eiland, waar een dwarsdoornede van de opvarenden aanspoelt, rest alleen nog het natuurrecht. De enige die in moreel opzicht standhoudt, is Yaya, de influencer die aan het begin van de film haar eigen manipulatieve gedrag erkent en die, al is het via selfies, zichzelf als enige in de ogen durft te kijken. Ze voelt zich niet te goed voor het personeel op de boot, maar laat zich evenmin met een Rolex omkopen. Wel heeft ze twijfels bij het concept ‘echte liefde’ van haar vriend, maar naar later blijkt is dat niet ten onrechte. En zij is het ook die de weg terugvindt naar de ‘beschaafde wereld’, al is het onduidelijk of ze die overgang overleeft. (Wrang is dat de actrice in kwestie, Charlbi Dean, eerder dit jaar op 32-jarige leeftijd onverwacht overleed).

Als geheel is Triangle of Sadness een karikatuur van de verhoudingen in de wereld. Veel diepgang heeft de film dus niet, maar maatschappijkritiek is ook niet de inzet van de film. Eerder biedt die een legitimering voor een doldwaze komedie met tot clichés gestolde ideeën over de wereld. De ‘sadness’ uit de titel zit hem dan hierin, dat we aan het eind weer terug zijn bij het begin, of dat nu de lift terug is naar de beschaving, of de natuurstaat waar we buiten die beschaving op terugvallen.

PS Over Östlunds film Turist uit 2014 schreef ik hier aanmerkelijk minder positief.

De filmer als verslibrist

Over Turist (Ruben Östlund, 2014)

Sneeuwlandschap uit film

Force Majeure is de internationale titel; bij ons draait hij onder de nogal formele naam Turist. Na die film van Roy Andersson 1 kon elke volgende film misschien alleen maar tegenvallen. Wat ik vooral miste was vorm, structuur, ritme. In plaats daarvan de tune van De Vier Jaargetijden, maar telkens herhaald levert dat nog geen vorm op, alleen maar een dreun. Dat geldt ook voor de zes dagen waarover de film lukraak is verdeeld, en die alleen kunnen worden verdedigd met een beroep op een werkelijkheid die nooit heeft plaatsgevonden.
In zulke gevallen kun je er donder op zeggen dat het verhaal niet door een innerlijke structuur wordt begrensd, maar door emoties, intermenselijk contact, door drama en een soort existentialisme. Dit zijn nietige mensen die worstelen met hun bestaan, tegenover een even onverschillige als overweldigende natuur. Dat laatste in letterlijke, iconische zin: het gezin wordt in het hotel overvallen door een lawine. Het blijkt allemaal mee te vallen, maar het is toch voldoende voor een hoop drama.

In de poëzie heb je hetzelfde verschijnsel, daar wordt het vers libre of gewoon vrij vers genoemd. Kenmerkend is niet zozeer de willekeurige regel- en strofelengte, maar een innerlijke vormloosheid die ofwel wordt gemodereerd door een willekeurige, aan het vers opgelegde vorm, die dan ook vaak als dreun werkt, of – in een gunstiger geval – door de zeggingskracht van de mededeling, waardoor regelafbrekingen en strofen vanzelf ontstaan. Denk aan het bekende van Rutger Kopland. Hele volksstammen bezwijken ervoor en dat is niet zo gek: het slaat je alle wapens uit handen, omdat het zelf ongewapend is. Toch zou het in prozavorm uitgeschreven aan effect inboeten, – maar dat komt niet door de fysieke eigenschappen van het wit. Het wit functioneert er niet als vormgevend principe (zoals bij een sonnet), maar als leesinstructie, om pauzes in te lassen. Alleen hebben de pauzes er geen ritmische, muzikale kwaliteit, maar een psychologische; het wit is er niet fysioplastisch, maar ideoplastisch, om het zo maar eens te zeggen: wat er fysiek aan is, is even slap als de vochtige bedjes van de sla. En omdat er op het stuk van de vorm nu eenmaal niets is om de stroom in te dammen, is het vrije vers bij uitstek geschikt voor een bepaalde stemverheffing, voor het ontladen van emoties, voor de demonstratie van verheven gedachten, voor het zich richten tot een groot publiek.

Wat die verheven gedachten betreft: dat valt nogal mee in Turist. Maar voor de rest: de mannelijke hoofdpersoon vloekt en scheldt en huilt en schreeuwt het uit, tegen diezelfde lege, niet-antwoordende, witte natuur. Het is alsof dat sneeuwlandschap de letterlijke pendant is van het niet-functionerende wit van het vrije vers.

De teleurstellende conclusie moet luiden dat we in deze film getrakteerd worden op een probleem uit de ivoren toren van de kunst. Een blank, ideaaltypisch gezinnetje maakt uit een soort wezenloze decadentie van een non-gebeurtenis een probleem om zichzelf mee te vermaken. De contemporaine werkelijkheid met zijn crises, oorlogen en rampen is non-existent; het isolement in het Zwitserse bergdorp volkomen.
Het geeft allemaal niet, maar het wijst erop dat de film niets heeft te zeggen, alleen maar wil zijn, en al schreeuwend dat bestaansrecht opeist. Het gebrek aan sociale betrokkenheid is niet het gevolg van een felbevochten staat van gelukzaligheid, maar van onvolwassenheid. Dat men aan het eind weer met beide benen op de grond staat, zonder ski’s – zo zal de slotscène met de bus geïnterpreteerd moeten worden – is dan ook het enige moedgevende aan deze film.


  1. Zie De scherptediepte van Roy Andersson []

Alles kan ik verdragen,
het verdorren van bonen,
stervende bloemen, het hoekje
aardappelen kan ik met droge ogen
zien rooien, daar ben ik
werkelijk hard in.

Maar jonge sla in september,
net geplant, slap nog,
in vochtige bedjes, nee.

(Uit: Alles op de fiets, 1969).