The buck stops here

Over Three billboards outside Ebbing, Missouri (Martin McDonagh, 2017)

De 3 billboards

[Bevat spoilers]

Wat de bemoeienis van de Coens (Ethan Coen is getrouwd met McDormand) met deze film is geweest weet ik niet, maar de personages lijken ook hier, net als in Fargo en andere films 1 gesorteerd te zijn op moreel gehalte, op schuld.

“Violence begets violence” zegt het meest onschuldige personage, waarmee ze de hoogste wijsheid in deze film debiteert. Mildred (Francis McDormand), wiens dochter werd verkracht en vermoord, klaagt op billboards de politiechef van het stadje in Missouri aan, die zelf geen schuld draagt. Daarmee stelt ze een hele keten van misdaden in werking. Geen van de slachtoffers draagt schuld, en toch gaat het maar door want iedereen wil recht laten zegevieren. En zo stapelt schuld zich op schuld in deze comedy of errors.

Wie draagt de meeste schuld? Er is een hoofdverdachte die onschuldig blijkt te zijn, maar die het wel graag zou hebben gedaan. De echte dader wordt nooit gevonden. De ultieme wraakexpeditie waar de twee grootste revanchisten elkaar ten slotte in vinden, eindigt in het ongewisse. Wel is er iemand die voor alle zonden boet en die in zijn afscheidsbrieven iedereen verlost van alle schuld: de politiechef.

De moraal van het verhaal? “The buck stops here”, zoals van president Truman (geboren in Missouri) wordt geciteerd: ik ben niet schuldig, maar ik ben verantwoordelijk, en ik maak hier een einde aan. En zo eindigt de film waar hij begon: met schuld zonder consequentie. Met dat bevrijdende inzicht is vooral voor Mildred al veel gewonnen.


  1. Zie de artikelen op deze site over Burn after reading, True Grit en Hail! Caesar. []

I’ll partner you

Over Hail! Caesar (Coen Bros, 2016)

Niet de vraag: hoe kun je een goed mens zijn, 1 – want hoe kun je die vraag ook beantwoorden? – maar: hoe zijn de personages opgebouwd? Dat is waar het telkens om gaat in de films van de gebroeders Coen. Nooit zijn die personages compleet, volmaakt; het zijn onvolledige, gebrekkige afspiegelingen van een ideaalbeeld, van de houthakker Paul Bunyan bijvoorbeeld, de mascotte van de staat Michigan, in Fargo; of van Christus, zoals in deze film.

In sommige films ontbreekt zo’n ideaalbeeld, maar wordt het tekort als zodanig uitgebeeld: in True Grit bijvoorbeeld is iedereen iets kwijt: een vader, een oog, een arm, enz. 2 In Hail! Ceasar blijken de personages, acteurs in de hoogtijdagen van Hollywood, allemaal niet te zijn wie ze lijken. Meteen in de eerste scène wordt een meisje al verteld dat ze iemand anders is, en zo is iedereen hopeloos in zichzelf verdeeld. Dat wordt in de theologische discussie aan tafel al voorbereid: Christus was half mens half God. Op dezelfde manier is Dee Ann Moran (Johansson) half vrouw half vis, en half koningin half viswijf. Hobie Doyle (Ehrenreich) doet zijn best als melodrama-acteur, maar is in wezen cowboy. De tweelingzusjes Thora en Thessaly Thacker (Swinton) vormen samen de polen van één figuur. De matrozen van de Busby Berkely-act lijken met zichzelf content, maar missen toch de dames van wie ze zingen: de zwemsters van de Esther Williams-act. En Baird Whitlock (Clooney), een Romeinse veldheer en slavendrijver, voelt zich aangetrokken door communisten, die uiteraard eveneens een ondergronds bestaan leiden. En zo gaat het door. “I’ll partner you in bridge”, biedt het meisje in Hobie’s scène hem aan, maw: ik vul je ontbrekende helft wel aan, maar “would that it were so simple”, moet hij antwoorden, een waarheid die zelf haast onuitsprekelijk is.

Want zo simpel is het niet. Als vanzelf ontstaat er een hiërarchie van wie het verst van het ideaalbeeld verwijderd is tot wie dat het dichtst nadert. En ook die hiërarchie wordt weer gethematiseerd: Romeinen hebben voorrang op slaven, zoals in de filmwereld producent Mr. Schenk bovenaan staat en figuranten onderaan: die zijn niet te vertrouwen. Het ideaalbeeld zelf intussen maakt geen onderscheid; voor Hem is iedereen gelijk…

Je zou zeggen dat er één is die zich aan dit systeem onttrekt: Eddie Mannix (Brolin), de man die de hele zaak bij elkaar houdt. Maar hij is misschien het meest verdeeld van iedereen: tussen twee banen, tussen zichzelf en zijn vrouw, en tussen zichzelf en zijn biechtvader, bij wie hij de deur platloopt. En toch is hij de enige die op weg is zichzelf te worden, getuige het roken waar hij afstand van probeert te doen. Alleen in zeldzame gevallen treedt iemands ware, donkere aard aan het licht, in de meest letterlijke zin, wanneer die als een vervaarlijk monster uit de diepzee oprijst, en wij overblijven met de vraag of het om een aartsvijand gaat of een geheime bondgenoot.

Eddie Mannix in de biechtstoel


  1. Zoals André Waardenburg het stelt in de NRC. []
  2. Zie elders op deze site voor een overzicht. []

Huis noch haard

Over ‘Inside Llewyn Davis’ (Coen Bros, 2013)

Inside Llewyn Davis. Bij de Coens gaat het altijd om het scenario, hun films hebben een bij uitstek literaire kwaliteit. Ook dit keer staat de Odyssee van Homerus model voor het avontuur van de held. Is de film daarmee een road movie? Ja en nee. Llewyn Davis gaat niet van A naar B maar van A naar A – net als Odysseus. En net als zijn literaire voorbeeld komt hij onderweg in allerlei huiselijke situaties terecht die hij niet weet te bestendigen.
Is de film een queeste? Ja en nee. Davis is naar iets op zoek, maar de attributen van huis en haard die hem ongezocht in handen vallen raakt hij de een na de ander kwijt: een vriendin, een kat, een kind, de gastvrijheid van vrienden. Wat overblijft is een rondgang langs bars, clubs, studio’s, slaaphuizen, in kou, ellende, armoe. Hij wordt buiten zichzelf geplaatst, of beter gezegd, de ruimte voegt zich naar zijn innerlijk, dat nu juist jammerlijk ontbreekt. Wat er ‘inside’ Llewyn Davis is, wat er aan huis en haard zou moeten zijn, is niets: hij is een ‘man who wasn’t there’, een stem zonder begeleiding, de lucht uit het compressieapparaat van Anton Chigurh. Er is niets mee aan te vangen, niet door vriendinnen, niet door agenten, producenten, vrienden of collega’s.
‘I don’t see any money there’, zegt zo’n producent na een liedje. Waarom niet? Wat mist hij wat Bob Dylan, die hem aan het eind voorbijgaat, wel heeft? Alles: hart, ziel, charisma. Hij is een stem zonder lichaam, zonder akkoorden, zonder harmonie. De helden van de Coens zijn schimmen, spoken, constructies van anonimiteit, simulacra van werkelijkheden, vlees dat woord is geworden. Heel herkenbaar voor onze tijd kortom en een ideale kerstfilm.

Eigenschappen zonder man

Over ‘True Grit’ (Coen Bros, 2010)

Affiche van 'True Grit'

True Grit van Joel en Ethan Coen is gebaseerd op een roman (van Charles Portis) en dat is goed te merken. Er zijn thema’s, motieven, verwijzingen, symbolen, spiegelingen en tegenstellingen waar romanschrijvers doorgaans meer plezier in scheppen dan scenaristen. Ik zal hieronder beginnen met een overzicht van die middelen zonder daarbij het hele verhaal uit de doeken te doen; daarna volgt nog een kritische waardering.

—o0o—

Mattie Ross, een veertienjarig meisje, benadert Rooster Cogburn, een zestigjarige marshall, om de moordenaar van haar vader op te sporen. De basisvorm van het verhaal is daarmee een queeste: Mattie is iets kwijt en gaat daar naar op zoek. Maar ook de marshall is iets kwijt: een oog, hij draagt een ooglap. Zo zijn er meer ontbrekende helften: Mr. LaBoeuf, de Texas Ranger die de twee vergezelt, wordt in zijn arm geschoten en kan die niet meer gebruiken. Lucky Ned, een boef, draagt een schapenvacht aan één been. Tom Chaney, de moordenaar van Mattie’s vader, stal twee goudstukken van hem, waarvan Mattie er maar één terugvindt. Mattie ligt in bed naast een vrouw die de dekens van haar aftrekt. En aan het eind van de film, wanneer ze 40 is, blijkt Mattie een oude vrijster: ze heeft nooit haar wederhelft gevonden.

Cogburn en LaBoeuf zijn elkaars tegenpolen. LaBoeuf laat zich eenvoudig lassoën wanneer hij tegenover 4 man staat; Cogburn, later in de film, rijdt 4 man stormenderhand tegemoet en schiet ze allemaal neer. Maar Cogburn mist wanneer hij LaBoeuf wil redden: hij laat één man ontsnappen en schiet per ongeluk LaBoeuf in diens arm. Later, wanneer LaBoeuf Cogburn moet redden, schiet hij van groter afstand raak en doodt Cogburns belager.
LaBoeuf is als Texas Ranger een man van orde, tucht en rechtschapenheid: hij geeft Mattie een pak ransel, en zijn laatste woorden in de film zijn ‘Ever stalwart!’ (standvastig, onverzettelijk). Cogburn is bandeloos, een dronkenlap, maar voorzien van ‘True grit’ (lef, onverschrokkenheid).

De personages in de film drukken zich allemaal in eigen taalvormen uit. Onderaan – althans volgens een verlichte hiërarchie – staat een handlanger van Lucky Ned die niet spreekt, maar alleen dierengeluiden maakt: een vogel, een schaap, een kalf. Een Indiaan, Tongue in the Wind, wordt een laatste woord niet gegund, vlak voor hij wordt opgehangen. In de schuur van Greaser Bob wordt een jongen doodgestoken die op het punt staat informatie over Lucky Ned te geven. Lucky Ned en Rooster Cogburn schreeuwen naar elkaar; Cogburn zelf seint een aantal keer met het geluid van zijn revolver. Daarnaast vertelt hij verhalen en hij zingt graag, onder meer de tekst “My language is rough”. Mr. LaBoeuf doet interessant over malum prohibitum en malum in se, maar verliest bijna zijn tong – die Cogburn voorstelt er maar meteen helemaal uit te trekken – en spreekt de rest van de film lispelend. Helemaal bovenaan deze taalpyramide staat Mattie Ross: zij spreekt zo eloquent dat haar zinnen rechtstreeks uit een boek afkomstig lijken.

Tijdens een woordenwisseling tussen Cogburn en LaBoeuf stelt ze, in een poging de sfeer te redden, voor om het spelletje ‘midnight caller’ te spelen. Een van hen, zegt ze, moet dan de midnight caller zijn, zij zelf zal alle andere rollen spelen. Daarmee is de cirkel rond en sluit ze aan op de onderste van de ranglijst, de man die alle dierengeluiden nabootst. Het betekent wellicht ook, dat zij de auteur van het verhaal is, en alle personages projecties van haar fantasie.
Er is nog een andere midnight caller: Cogburn, die aan het eind van de rit door de nacht aankomt bij het huis waar Mattie aan haar slangenbeet moet worden geholpen, en waar hij de bewoners met een pistoolschot wakker maakt.

Slapen en waken vormen een ander motief in de film. Mattie kan in bed naast Grandma Turner twee nachten de slaap niet vatten. Op de ochtend na de eerste nacht maakt ze Cogburn wakker en roept hem op om met haar mee te gaan. Ze spreken af voor de volgende ochtend, maar als ze komt is hij er zonder haar al vandoor. LaBoeuf merkt over Cogburn, die onophoudelijk blijft zingen, op: “I don’t think he slept”. Op haar moeilijkste moment in de film, wanneer zowel Cogburn als LaBoeuf bij gebrek aan een goed spoor de zoektocht op willen geven, legt ze met een touw een cirkel om haar slaapplaats om zich tegen de slangen te beschermen. Het is een keerpunt in de film: de volgende ochtend staat ze onverwacht oog in oog met Chaney. Dan verandert het verhaal van een queeste in een opeenvolging van toevalstreffers.

Op haar moment suprême – wanneer ze Chaney doodschiet en dus haar doel bereikt – vallen zij en hij beiden uit het verhaal: hij dood, zij in een metersdiepe slangenkuil. Ze komt er haar tweede lijk tegen: iemand die net zo’n diepe val heeft gemaakt als de man die ze hoog in de bomen lossneed van de tak waaraan hij was opgehangen. In de slangen die haar belagen komen liefst drie van de hierboven genoemde motieven bij elkaar. Het zijn beesten met een dubbele tong; dubbel: er ontbreekt geen helft. Met dubbele tong spreken, liegen: ze zijn het negatief van de man die dierengeluiden maakt; dieren die valselijk gebruik maken van de taal van mensen. En Cogburn, die haar komt redden, vraagt: “Are they awake?” Het antwoord is ja, want Mattie wordt gebeten.

Wie is Mattie? Iemand die haar enige echte partner, het paard Little Blackie, appels voert. Een Eva dus, die door de slang gebeten wordt zodra haar wraakzucht, het motief van het verhaal, haar beslag heeft gekregen. Maar anders dan Eva maakt zij geen onderscheid tussen goed en kwaad. De methode-LaBoeuf of de methode-Cogburn: het zal haar een zorg zijn zolang ze haar doel bereikt. In haar universum gaat het niet om morele categorieën van goed en kwaad, maar om kwaliteiten: men moet beschikken over ’true grit’. Maar het is die immoraliteit die haar een arm kost en haar Adam. Ze wordt een oude vrijster.

Daartegenover de man die over die ’true grit’ beschikt, Rooster Cogburn: op zíjn moment suprême, wanneer hij tegenover vier man staat, mist hij geen ontbrekende helft, maar is hij volledig stereo. Hij klemt de leidsels van zijn paard tussen zijn tanden en rijdt schietend met pistool én geweer zijn tegenstanders tegemoet. Hij komt net iets te kort, maar dat wordt goedgemaakt door LaBoeuf, wiens in Texas Rangers-moraal gelooide kogel duidelijk maakt dat het zonder ethiek niet gaat in deze film.

–o0o—

De Coen broers hebben gezegd dat deze film geen remake is, maar op de roman is gebaseerd, dus min of meer met veronachtzaming van de versie uit ’69. Hoewel ik me die film niet goed herinner, kan ik de verschillen wel op mijn vingers natellen: bij de eerdere versie ging het er ongetwijfeld om een discreet, integer, humanistisch portret van een karakter neer te zetten. Dat is ook gelukt, want de film leverde John Wayne voor zijn rol van Rooster Cogburn zijn enige Oscar op.
In deze film gaat het niet om karakters en evenmin om morele categorieën; het gaat om eigenschappen, kwaliteiten die tegenover elkaar worden gezet. Joel en Ethan Coen passen een soort structuralisme toe in hun films, waardoor die eigenschappen in een bepaalde verhouding tot elkaar komen te staan. Pas wanneer die duidelijk zijn, kan er over waarheid en ethiek gesproken worden. Dus: pas wanneer duidelijk is hoe Cogburn en LaBoeuf zich tot elkaar verhouden, kunnen we iets zeggen over Mattie’s reacties op hen. Daarom zijn de personages in hun films geen echte mensen, maar schakels binnen een reeks, zoals in deze film langs de genoemde taalvaardigheidslijn. 1 Er is bij de Coen broers geen horizon, zo schreef ik een paar jaar geleden over hun film Burn after reading; 2 wat er is, wordt niet met een stabiel principe vergeleken, maar met variaties van zichzelf. Vandaar allicht dat ze zich aangetrokken voelden tot een naar een vaste waarde zwemend idee als ’true grit’. Iets wat niet goed is en niet slecht, maar wat maling heeft aan goed en slecht – en juist daardoor een fundament zou kunnen zijn voor goed en slecht. Maar ook deze true grit is geen buitentijdse waarde of categorie. Het schiet tekort – zie de reddende kogel van LaBoeuf – en wat eronder verstaan moet worden, blijkt pas uit het verschil met andere benaderingen. De Coen broers willen wel, maar het lukt ze eenvoudig niet een stabiel principe te vinden. De moraal waar we naar op zoek zijn moet maar worden afgeleid uit de verhoudingen die het verhaal bepalen.

In de achttiende reeks van Logique du sens (1969), ‘Over drie beelden van filosofen’, vertelt Gilles Deleuze dat de filosofie van oudsher door drie oriëntaties is bepaald: een filosofie van diepten (pre-socraten: Empedocles die zich in de Etna werpt), van hoogten (Plato: opstijgen uit de grot, apotheose) en van de oppervlakte (megariërs, cynici en stoïcijnen). Deze laatste geniet wordt door Deleuze duidelijk geprefereerd boven de helse afgronden en hemelse hoogten: het is een laterale, zijdelingse beweging, een gebeurtenis (événement) als van een pijl in zijn vlucht. Over die oppervlakte, zegt Deleuze, snelt Hercules:

In de diepte treft hij alleen angstaanjagende combinaties en mengsels aan; in de hemel vindt hij alleen leegte en hemelse monsters die de monsters van het inferno evenaren. Wat de aarde betreft, hij is haar vredestichter en landmeter, en hij begeeft zich zelfs over het oppervlak van haar wateren. Op elke denkbare manier stijgt of daalt hij altijd naar de oppervlakte. Hij brengt de hellehond en de hemelse hond terug, de slang van de hel en de slang van de hemelen. [Het is een] heroriëntatie van het hele denken en een nieuwe geografie. 3 (Cursivering van mij).

In True Grit neemt Cogburn Hercules’ rol aan, wanneer hij Mattie na haar slangenbeet in een wilde reis naar het einde van de nacht als Erlkönig naar het dichtstbijzijnde huis brengt, wat haar het leven redt, al verliest ze er haar arm bij. Wraakmotieven hielden haarr gevangen tussen hemel en afgrond, zoals ook Cogburn gevangen bleef in zijn twist met LaBoeuf. Met zijn redding door LaBoeufs schot en Mattie’s redding uit de put door Cogburn daalt de hemel neer op aarde en komt de grond naar boven. Alleen zo kan snelheid worden verleend aan beider ontsnappingspoging aan de verticaliteit die hen bepaalde.

‘True Grit’ is een ironische, of anders een nostalgische titel. De mens van nu is geen ‘vent’ meer, geen ‘karakter’. Hij valt niet langer samen met voorbeeldige of schurkachtige eigenschappen. Ook in allerlei tussenvormen – de held met zijn schaduwzijde, de naar het goede neigende schurk, de tegenstrijdigheden in zich overwinnende persoonlijkheid à la Vestdijk – gelooft niemand meer. Al dat humanisme, waarin mensen subjecten zijn die met eigenschappen zijn opgezadeld waaruit innerlijke conflicten ontstaan, heeft plaatsgemaakt voor een vrij spel van ‘eigenschappen’ die niet door een subject worden gedragen maar in een verhaal tegen elkaar worden uitgespeeld. Het zijn geen eigenschappen meer maar vormgevende principes. De Coen broers zetten een ontwikkeling voort waarvan met Laurel & Hardy het prototype is gegeven. Ieder op zichzelf bestaan die uit weinig meer dan een reeks formele kwaliteiten: het dunne tegenover het dikke, het domme tegenover het slimme, het onschuldige tegenover de wereldwijsheid. Pas in combinatie – samen – ‘vormen ze een mens’, zoals Mulisch over hen zei.


  1. Zo staat in Fargo de mascotte van de staat Michigan, de houthakker Paul Bunyan, aan het begin van een reeks die wordt afgesloten door een meervoudige moordenaar, die hem fysiek niettemin het dichtst benadert. []
  2. Zie hier. []
  3. Deleuze, Logique du sens, Parijs 1969, 157. []