Correspondentie Gerard Fieret (1973)

 

1 brief.
Bron: Letterkundig Museum.
Gerard Fieret, Oostindische inkt op papier, ongedateerd. Uit de nalatenschap van Cornets de Groot.

1. Cornets de Groot aan Gerard Fieret

[Brief in handschrift, 2 blz.]

21/10/73

Beste Gerard,1

’t Spijt me zo erg dat je op die voor jou zo belangrijke avond zo weinig plezier hebt gehad van mijn goed bedoelde inleiding.
Ik heb niet gezegd dat je je werk half deed. Dat heb ik ook niet bedoeld. Ik zei dat je voor mij een levend probleem was. Uiterlijk: een schilderachtige figuur. Maar daar wilde ik doorheen. Dus innerlijk: een man met een grote creatieve begaafdheid. Met een surplus aan energie. Maar in deze 20e eeuw kan men niet meer ‘universeel’ zijn als in de 16e/17e eeuw, en ook niet meer ‘geniaal’ als in de romantiek. Iedere tijd heeft zijn eigen mensbeeld. De Middeleeuwen de Heilige, en onze eeuw ‘De mens zonder eigenschappen’. Deze mens straalt door die schilderachtige figuur heen, die je voor de oppervlakkige kijker zou kunnen zijn. Het is echt als een compliment en als een erkenning van jouw persoonlijkheid bedoeld: er steekt geen kwaadwilligheid achter, geloof me.
Zelf zei je in de zaal dat je je werk intens deed. Ik heb dat – óók in de zaal – bevestigd. Als je fotografeert, doe je dat met overgave. Maar dan is er iets anders – poëzie – en ook dat doe je met overgave. Ik heb nergens iets gezegd dat deze opvatting tegenspreken zou. Ik zei alleen dat de versplinterde twintigste eeuwer zich aan geen enkele bezigheid ten volle geven kan. Dat blijkt. Jij bent nu eenmaal niet uitsluitend dichter, niet ten volle dichter. En niemand kan dat zijn – daarvoor heeft onze wereld te veel aspecten, die onze creativiteit en onze energie opeisen: in jouw geval uit zich dat in je werk als tekenaar (en je weet dat ik daarin zeer bewonder), als fotograaf, als glazenier. En dus ook als dichter.

[p. 2]

Dan is er nog een misverstand. Volgens jou zou ik hebben gezegd dat je in je poëzie niet veel te vertellen hebben zou. Maar wat ik werkelijk zei is dat je poëzie niet hoeft te begrijpen. En dat in jouw poëzie de toevoeging van volume (= stemgeluid) een dimensie meer geeft. Overigens heb ik niets tegen ‘inhoudloze’ poëzie. Neem Van Ostaijen: “Dag ventje op de vaas met de bloem ploem ploem”. Wat heeft dat dan voor ‘inhoud’? Maar ik hou van die zgn. ‘lege’ poëzie. Die is niet te begrijpen, wèl te verstaan. Dat heb ik dan ook met jouw gedichten zo bedoeld.
Dan heb ik nog met grote nadruk gezegd dat ik jouw poëzie een apart soort vind. Ik vergeleek je met Johnny the Selfkicker en die vergelijking viel in jouw voordeel uit – wat is daar voor kwaads aan? Dat ik nou natuurlijk vind dan hem?
Ten slotte: je schrijft dat ik ‘onvriendelijk en ongastvrij’ ben. Maar ik ben vooral verlegen. Ik had gehoopt dat je met mijn inleiding althans tevreden zou zijn. Ik hoop echt, Gerard, dat deze brief je overtuigen zal dat ik het goed bedoeld heb – ik heb echt, heus en waarachtig je avond niet willen verkankeren – ik wilde je zó graag een vriendendienst hebben bewezen en daarom spijt het me te meer – niet alleen voor jou, maar ook voor mij, dat je mijn woorden anders hebt willen horen, dan ik ze gezegd heb. Daarom vraag ik je ook, of je zo goed zou willen zijn mijn brief te zien als een teken van de vriendschap die ik je nooit wilde onthouden.
Hartelijks,

je Rudy


  1. Gerard Fieret (1924-2009), Nederlands kunstenaar, fotograaf, dichter en paranoïcus. []

Plaats een reactie