8. Synchroniteiten

 

Bron: Simon Lucard (ps. Rudy Cornets de Groot), Liefde, wat heet!, Uitgeverij De Prom, Baarn 1983, p. 45-47.

[p. 45]

Hoe beslissend was – voor mij – Narda’s geboortejaar? Wat deed ik? Sprongvariaties brachten me van het ene in het andere baantje en boden me voldoende ruimte om op wisselende maar bezielde tijden de Tempel der Beeldende Kunsten te bezoeken. Kunstgeschiedenis kreeg ik van Henk W. Een bescheiden mens, wiens karaktergrootheid een pupil tot zijn verslaafde luisteraar en zijn in roes verkerende tegenstribbelaar maakte. Ik ontmoette hem jaren later weer. Ik was werkloos toen. Zijn adviezen die hij op humoristische wijze verpakte, daarbij het eigen gewicht relativerend, ten einde het mijne onopzichtig te kunnen vergroten, brachten mij op de school waar ik Narda als leerling krijgen zou.
In haar geboortejaar vond ik in het centrum van de stad een allerliefst appartement en trouwde met een meisje dat zich in milieus bewoog, waar ik me niet op mijn gemak voelde: he-men, snobs, PVVD-ers. Zij maakte zich daar terecht uit los, maar kwam toen in een kring van Hyperboreeërs terecht, losbollen, artisten en genieën, met wie zij het op haar beurt niet eenvoudig heeft gehad. Helaas werd dit straatje, dat uitloopt op een onbeschrijfelijk mooi plein, een folkloristisch centrum, met luidsprekers langs de kant en braderieën van tijd tot tijd. Men verzon van alles: een Russische week, een Amerikaanse, een Israëlische, een Arabische. Het leek de VN wel, vooral toen er ook nog een paardenmarkt, aangekleed met fanfare- en majorettenkorpsen, werd georganiseerd. Dit was zeer naar de smaak van vrouw en kinderen, maar allerminst naar de mijne. Ik zag me al lopen in Volendammer broek met zo’n trekharmonica! Ik ontvlood de buurt op mijn atelier. Ik ben in wezen een introvert type, al heb ik de schijn wel eens tegen.

[p. 46]

Narda’s geboorteplaats in Brabant ligt onder de dampkring van het vaderland van mijn geslacht. Zij werd thuis geboren. De arts, een uitgeweken Pool, zorgde voor een prachtige navel – een meditatiesymbool waar ik me jaren later graag op concentreren zou. Tot schrik van haar ouders, maar in overeenstemming met de toeleg der eeuwen die ons op een zelfde spoor moest brengen, daalde haar geboorteteken op haar enkels neer in de vorm van een huidaandoening, psoriasis. Een beslissend voorteken, niet alleen voor haar, maar voor het hele gezin. De heilzame werking van zee en zeelucht op ‘psor’ dwong de ouders vóór haar zevende tot een verhuizing naar de stadsrand van de randstad. Vijf jaar later maakte ze daar haar entree op de school, waar ik zojuist met succes als tekenleraar had gesolliciteerd. Zo kwamen we stukje voor stukje in tijd en ruimte dichter bij elkaar. Een naast elkaar, zonder weet van elkaar. Toen ik 3x haar leeftijd telde, werd ze de appel van mijn oog. Onlangs was ik 2x zo oud als zij, mijn vrouwelijke Achilles, mijn Atalanta. En dat wou ze vieren.

De feestjes van Narda! Voor haar bestaan ze ter wille van haar auto-erotiek: bh-loze decolletés, doorkijkbloesjes, een met glitter besterrelde boezem, en wat haar betreft al die opschik in één. Wie ziet ze daar, nu ze voor de spiegel staat? Voor wie tooit ze zich zo op? Er is in haar gestalte iets onbegrijpelijks, iets geraffineerds, dat ze weet te benadrukken door kunstgrepen die zo opzichtig haar schoonheid begunstigen, dat men over de uitslag van dit balanceren op de rand van de goede smaak in twijfel zou verkeren, wanneer zij zelf niet – en is dat niet een bekoring te meer? – de stemming beslissen zou.
‘Narda, waarom doe je dit?’
‘Voor mezelf. Omdat ik dat leuk vind.’ Want natuurlijk ziet ze in het glas het meisje niet, dat ik zie: iemand, die met argeloos kinderhart verwarring uitlokt en roddel en seksuele agressiviteit. Aanstonds loopt ze te pronken en

[p. 47]

te pralen, wat, aan wie haar eer bewijzen wil of honen, juist dat gedrag ontlokken zal, dat een scherp licht werpt, niet op haar, maar op het eigen karakter. Háár kijken generaliseert. Ze ziet zichzelf, het naturel der vrouwen. Haar schoonheid dient de wereld niet, maar het eigen zielsgenot, dat identiek is, zowel met deze toebereidselen als met het feestgedruis zelf. Met de verrukkingen straks, na alle tumult, tussen lakens, waaronder haar vingers, haar rusteloze vingers en op borsthoogte het glitter. Met de verzoening.
‘Hij is er eigenlijk te groot voor,’ zei ze eens, ‘maar hij is om te zoenen, zo gaaf en glad. Hij zou bijna klassiek zijn, en daardoor een beetje saai, als hij niet ook van die verborgen plekjes had als speeltuin voor het puntje van mijn tong. Hij is vreemd genoeg altijd warmer dan mijn lippen, mijn mond. Weet je dat het de smaak heeft van bitter lemon en warme tandpasta, het bijprodukt van jouw liefde? Niet lekker en niet vies. Het is een heel leuk werkje om te doen.’

Plaats een reactie