Schilderijenvervalser als raadsel

 

Bron: Het Parool, 22 april 1972.
Over: J. Bernlef, De maker, Querido, Amsterdam, 1972.

Roman De maker van J. Bernlef over (niet met name genoemde) Van Meegeren

Wanneer je een roman in handen krijgt over een schilderijenvervalser en de omslag vraagt je in nadrukkelijke en op echt linnen aangebrachte letters: “Wat is het verschil tussen een echte en een valse Vermeer? U? Hoe echt is dit boek? Hoe echt bent u?”, dan denk je vanzelf: dat zal wel betrekking hebben op Han van Meegeren. En ja, dat blijkt zo te zijn.

Maar waarom dan er zo’n lang raadsel van gemaakt? Een schoolmeester die zijn pupillen een lesuur lang op weg helpt naar een uitkomst die ze allang voorvoelen, is vervelend. En een schrijver die ten onrechte een tot het eind toe strak gehouden gemoedsspanning van zijn lezers eist, hoewel die zo wel de vork in de steel weten te passen, is op zijn minst niet amusant.
De vraag “Hoe echt bent u?” is misleidend. Want u bént echt; het is de auteur die u onderschat. Tot mijn verbazing is die schrijver Bernlef, die in de regel zijn lezers toch juist taxeert, en het boek dat hij maakte heet De maker (uitgave Querido, f 14,50).
De eenvoud ervan is nauwelijks een verdienste. Die maker, of de vervalser wordt nergens met name genoemd. Zijn obsessie voor Vermeer (als ik me wel herinner, maar het is lang geleden, en ik was nog jong, speelde een zekere klankovereenkomst in de namen, en vooral in de initialen een rol) wordt niet gerechtvaardigd, alleen geconstateerd.
Niettemin offert “de maker” veel op aan zijn liefde voor de 17e-eeuwer: zijn minnares, zijn behuizing en tijdelijk ook zijn gezondheid, hoewel hij met een heel klein beetje overleg al die ellende zonder moeite uit de weg had kunnen gaan.
Het pleit voor Bernlef dat hij dit tóch aannemelijk weet te maken, N.B. door de maker eigenschappen toe te kennen, waar hijzelf zich op beroemen kan – b.v. een kameleontisch vermogen zich in andermans situatie in te leven. Maar dan toch met dit verschil dat de maker niet in staat is ook nog met eigen ogen naar de dingen te kijken.
Twee citaten: “Het is toch een gek idee dat Hollandse schilders 300 jaar geleden net zo enthousiast en misschien wel in dezelfde woorden over hun ervaringen spraken als ik nu”, en: “Zo hadden ze het altijd gedaan, eeuwen lang”.
De maker heeft een maatstaf – Vermeer.
Zijn denken is niet creatief, maar normatief: hij mag vooral Vermeer niet voorbij. Zulk denken past niet in deze tijd, dat is duidelijk. Daarom wellicht, spreekt deze roman niet aan.
 

Plaats een reactie