Raadsels van de mens belicht in een cirkel

 

Bron: Het Parool, 24 december 1970.
Over: Sybren Polet, De sirkelbewoners, De Bezige Bij, Amsterdam, 1970.

Sybren Polet is iemand die geen deel uitmaakt van een min of meer samenhangende groep van schrijvers. Hij is onder de dichters en romanciers het meest op het intellect gericht, wat niet betekent, dat zijn werk ondervoed is op emotioneel vlak. Men zou juist kunnen zeggen dat het precies zijn intellect is, dat op systematische wijze de vereiste emotionele spanning veroorzaakt. Polets personages denken volgens een rationalistisch stelsel, en zij bewegen zich – vanwege hun behoefte aan ‘zekerheid’ – behoedzaam binnen de grenzen van dat schema. Lusteloosheid, harteloosheid en gevoelloosheid zijn van deze dictatuur van het denken het onvermijdelijk gevolg, wat tot uitdrukking komt in de afstand die er is tussen hun ‘ik’ en hun ervaring van de realiteit van het moment ontstaat. Maar het irrationele is als het bloed, dat kruipt als het niet kan gaan, en in ieder geval laat het zich niet blijvend verdringen. Op een kritiek moment breekt het door het denkschema heen, al duurt het (voor de hoofdpersoon hier) het hele boek lang.

Sybren Polets nieuwe boek, De sirkelbewoners, valt op, doordat het patroon ervan bestaat uit verschillende dooréén geweven motieven, die van elkaar te onderscheiden zijn, ofwel door typografische verschillen, ofwel doordat oorspronkelijk proza wordt afgewisseld met proza dat opvallend van anderen is.

Niet toevallig heet de hoofdpersoon hier weer Lokien, hoewel hij op het punt van de samenhang met Polets vroeger proza best anders zou mogen heten. De naam heeft zo langzamerhand een symbolische betekenis gekregen: Lokien is ónze Elckerlijc, waarmee ik niet zeggen wil dat hij een model is voor onze, nietbestaande, twintigste eeuwse ‘moraal’, maar wel, dat zijn werkelijkheidsbelevingen en zijn momenten van vervreemding, onder zekere omstandigheden, de onze zouden kunnen zijn. Zo is het ook geen toeval dat Kilo een soort neanderthaler is, overgezet in onze eeuw, althans is hij een model van het wezen dat we ons voorstellen, als we zeggen ‘holenmens’. In onze tijd zijn er immers dertig eeuwen naast en door elkaar komen te liggen: in onze tijd kan onze omgeving overal op aarde gesitueerd zijn. Ons mensbeeld is niet meer, en kan niet langer een europeocentrisch mensbeeld zijn. Het onze zal het primitivisme en het progressieve, het steen- en het atoomtijdperk moeten zien te verenigen, zonder dat gevoelens van superioriteit vanwege het ene, romantische gevoelens voor het andere kweken of voeden. Polet heeft deze problematiek tot de zijne gemaakt. Speciaal in dit boek zoekt hij langs verschillende wegen de tegenstellingen in een kringloop te brengen, zodat ze behalve tegenstellingen ook complement zijn. Niet voor niets is Kilo ‘ontstaan’ uit een letterverwisseling van Lokien, en zeker niet voor niets ontbreken er zó beschouwd, een paar letters aan Kilo’s naam.

Polet laat public relationsman Lokien vrij in een hem (Lokien) niet bekende wereld. Zijn naam is hem ontnomen: voortaan heet hij, bij afkorting, Perdok; zijn vrouw ‘kent’ hij, zonder haar ooit eerder te hebben gezien, evenals zijn drie kinderen, van wie de zoon, Daco, zijn complete tegenbeeld is, vooral op het stuk van de politiek. Perdok heeft niet alleen een verleden, hij doceert het ook in zelfdictaten, in redeneringen tegen de klas, want hij is in zijn nieuwe werkkring leraar geschiedenis. Dat is niet alleen maar een ‘symbolische’ constructie, waardoor Kilo op ongezochte wijze Perdoks tegenhanger zijn kan (Kilo immers heeft geen verleden, hij is het – op zijn hoogst – maar met deze restrictie, dat Kilo als levend wezen nog altijd een toekomst heeft, en dat is voor Perdok nog maar de vraag), maar ook een structurele, omdat langs die vluchtweg de duik in de historische verhandelingen mogelijk en aanvaardbaar wordt.

Kilo, zoals gezegd, is een primitieve ziel, die, eenmaal in onze maatschappij geworpen, een onbewoonbaar verklaard huis inricht met allerlei op straat gevonden afval. Op de wijze van holenmensen rooft hij ook een vrouw, die hij temt, waarna hij bij haar een kotertje verwekt. Door zijn bemoeienissen buitenshuis – af en toe heeft hij geld nodig, tot welk doel hij dan een slachtoffer vermoordt en berooft – raakt hij al snel betrokken bij politieke demonstraties en meetings van dezelfde aard. Hij is zo levend een verleden dat het niet anders kan, of hij ontmoet op een gegeven moment Perdok, die juist dan betrokken is bij de ontvoering van politicus, wiens kijk op het bestaan vooral geïnspireerd is door de inhoud van De telegraaf en een goedgevulde beurs. In een ondergrondse schuilplaats ergens op de Veluwe (maar met de band opgenomen straatgeluiden desoriënteren de gevangene, die zich in de buurt van het centrum van Amsterdam waant) ondergaat de arme Van Blomdaele zijn hersenspoeling. Zijn ontsnapping – voor ons, lezers, heeft de hersenspoeling niets uitgehaald! – uit deze kostbare verblijfplaats die hij kort en klein slaat, is een onvoorziene verrassing. Want de vluchteling die daar op zijn eigen fiets wegrijdt, terug naar huis, blijkt door de behandeling wel degelijk veranderd te zijn (ik moet er hier op wijzen dat het boek in feite ook met een soort hersenspoeling begint). Hij is, op het eerste gezicht, Perdok, met enkele trekken van Kilo. En net op het moment dat wij van onze verbazing schijnen bij te komen, valt het ons in, dat deze vluchteling Perdok helemaal niet kan zijn; maar hij kan óók Van Blomdaele niet wezen, zomin als Kilo. Wel is de cirkel gesloten – maar het is niet de nieuwe mens die hier geboren werd: het is Lokien, de oude, die voor de lezer achter de vele maskers die hij droeg, het eigen gezicht niet verborgen heeft willen houden.

Polet heeft met dit boek het raadsel van wie we nou eigenlijk zijn op ongewone en indringende wijze belicht. Het maakt het boek tot iets meer dan literatuur; het is, vind ik, die ‘meerwaarde’ die dit boek pas maken tot een boek.
 

Plaats een reactie