Het vervolgverhaal van Hans

Interview met SJ…

 

Bron: Informatief Bulletin (‘Gele vellen’), Lodewijk Makeblijde College, Rijswijk (Z-H), 9e jrg., nr. 7, februari 1978.

SJ. Hoe was Istanboel?1 Als ik alles moet geloven is het daar een zooitje.
LB. Ach wat, al die verhalen. Ik ken ze, vaak genoeg uit onverdachte bron, Vrij NederlandDer Spiegel. Van die bladen zou je enig begrip voor een andere mentaliteit verwachten. Maar hun verslaggevers moeten met een goed verhaal komen, lekker sappige story, beetje gek, beetje sensatie. Ook linkse journalisten zijn produkten van de konsumptiemaatschappij.
Dan krijg je verhalen van: als je voor een stoplicht wacht, riskeer je te worden aangereden, of fietsen is in Istanboel onmogelijk, of ze rijden als woestelingen. Nou, ik heb nergens stoplichten in werking gezien. Dat zal wel z’n reden hebben. Werd er verkeer geregeld, dan was het door agenten. Verder was het de totale chaos, dat zeker. Maar daar zijn we toch doorheen gefietst. Hoe doe je zoiets? Een beetje inzicht in hun mentaliteit maakt het makkelijker. Verkeersregels vergeten, verstandhouding leggen in een verkeersknoop. Daar hebben ze een handgebaar voor (doet het voor), als ze iets zonder woorden vragen. Dat dee ik ook, vragen. Ze keken gek, maar wuifden ons steeds door. Wat dat aangaat was die stad voor ons fietsers veiliger dan de grote weg.
We zijn  002 km omgereden om ’s werelds dodenweg nummer éen te vermijden, de Autoput tussen Oostenrijk en Bulgarije. Daar vallen elke dag tien doden. Maar toen we om Albanië heen waren en in de buurt van Skopje, hadden we geen keus meer en moesten wel. De grote stroom naar Istanboel en het Midden-Oosten is er dan af, er is nog hoofdzakelijk verkeer op Griekenland. Maar dan nog, vooral bij de grote steden Skopje, Saloniki, Istanboel, hadden we het niet lollig. Stel je voor, een tweebaansweg, zonder vluchtstrook, zonder berijdbare berm, zonder langzaam verkeer, zonder autoweg met de gebruikelijke snelheden. Daar konden twee elkaar tegemoetrijdende vrachtwagens elkaar wel passeren, maar niet meer als er nog es een paar fietsers tussen zaten. Ze jakkerden met 100 km voort, kolossale bakbeesten uit allerlei landen, als ze langs je heen stormden, wierpen ze een luchtschok voor zich uit. Dan kreeg je een duw naar rechts en meteen daarna door de zuiging weer naar links. Soms waren het er twee drie achter elkaar, zodat je het stuur stevig beet moest houden om niet de macht erover te verliezen. Je werd echt heen en weer geslingerd. We knepen hem allemaal in die situaties. Speciaal voor de moeilijkste, die van twee vrachtwagens plus wij, hadden we afgesproken: wegwezen, de berm in, als we de kans nog kregen. Het is nooit gebeurd. Als wèl? Die wagens kunnen met hun snelheid nooit op tijd remmen. Ik denk dat we waren weggevaagd, weggemaaid.

SJ: Istanboel?
LB: Oh ja die verhalen. Ze jatten je fiets onder je gat vandaan, alles ‘dreckverkrustet’, je krijgt een mes tussen je ribben, je wordt afgezet, bestolen. Ze breken je auto open. Ik heb met toeristen gesproken, wier auto was opengebroken. Dat was niet dáar gebeurd, nee, dat was ze in Amsterdam overkomen.
Tijdens de voorbereidingen voor de reis was er een kandidaat-deelnemer, die afzegde, omdat men thuis het reisdoel niet passend vond. Turkije was wel interessant, maar er wonen Turken. Of, een negatief waardeoordeel, omdat: ‘Ik ken een Turk. Die geeft al zijn geld uit aan hoeren en goue tanden’. Er zijn heel wat gezinnen, waar dit soort generaliserende veroordelingen gemeengoed zijn.
Istanboel. Het is een barse stad met grote sociale tegenstellingen. Het meest stuitend vond ik de mensen, die als lastvee fungeerden. Die sleepten zware vrachten op hun rug, tot meterslange bergmeubels toe. Ze liepen daarbij zo krom, dat hun handen de grond bijna raakten. Het leken wel slaven. Zo iemand is blijkbaar goedkoper dan een ezel. Tegen de hardheid van het dagelijks leven in die stad, doen de miljardenrijkdommen van de sultan, zoals die in zijn paleis staan uitgestald, nogal onwezenlijk aan. Theekopjes met diamanten, metershoge massief gouden kandelaars, gewaden met edelstenen bezaaid, waterpijpen met edelstenen, wapens met edelstenen, troonzetels met edelstenen, gouden bestek met edelstenen, of gewoon maar edelstenen. We werden er flauw van, – moet je dat nou weer zien. Of, ik geloof het langzamerhand wel. Gemelijk en lacherig over de exorbitante opeenstapeling van rijkdommen zijn we weggegaan, eerst de tuin in om te rusten, later naar ‘onze’ straat, waar we logeerden, vlak bij de Aya Sofia en de Blauwe Moskee. Daar wist iedereen dat we met de fiets waren gekomen.
Die wijk bij de Aya Sofia is trouwens een gek buurtje. Het wemelt er van de hippies, lieden wier voorkomen en outfit herinnert aan een periode, dat de wereld scheen op te breken naar nieuwe dimensies. Ze zijn hier vrijwel uitgestorven, verburgerlijkt is het niet? Die wijk was hun reservaat, had ook een draaischijffunctie voor ze. Allerlei kleine reisbureaus verkopen reizen, zowel naar Afghanistan, als naar Parijs en Amsterdam. Of een ondernemende knaap heeft in een busje wat stoelen gemonteerd, zet het ding langs de kant, groot bord erbij: ‘Morgen vertrek ik naar Amsterdam, nog twee plaatsen vrij’.
Nee, kontakt hadden we niet met ze, met onze kortgeknipte koppen…

SJ: Er is dus van al die verhalen niets waar. Iedereen liegt.
LB: Bewust liegen niet, meestal. Het is een zienswijze, eigenlijk steeds dezelfde. Ze – de Nederlandse toeristen, – bekijken die andere samenleving door een vergrootglas, zien ‘fouten’ met Nederlandse ogen en opvattingen, snappen bv. niet dat je een voor dezelfde hoeveelheid gebak in dezelfde zaak de ene keer een beetje meer/minder betaalt dan de andere keer. Dat kan toch niet? Waarom niet? Als een getal niet zo’n absoluut vaststaande waarde heeft als bij ons, kan dat best. Dan is zo’n klein verschil niet gek.
Als je alleen maar wilt beleven van achter de coated ramen van een airconditioned touringcar, of vanaf het dakterras van Hilton, kun je beter thuisblijven. Van bovenaf is het gewoel in Istanboel inferieur. Bovendien, dia’s van de Aya Sofia zijn hier ook verkrijgbaar. Ze (nou ja, niet iedereen) zien o zo scherp, wat er elders aan schort, maar vergeten wat er in hun eigen omgeving – die ze gewend zijn – ontbreekt. Om maar iets te noemen: wat wordt er bij ons niet overvallen, geroofd, gestolen. Wij fietsers hebben herhaaldelijk tegen over elkaar de overtuiging uitgesproken, dat het in de Nederlandse steden wat dat aangaat, erger is dan in Istanboel.

Wordt vervolgd.


  1. Anderhalf jaar hierna, in 1979, zou Cornets de Groot zelf naar Istanboel op vakantie gaan. De ervaringen in de stad leverden hem de stof op voor zijn tweede roman Tropische jaren. []
  2. Voorste cijfer weggevallen. []

Plaats een reactie