Memoriaal IV

 

Bron: Informatief Bulletin (‘Gele vellen’), Lodewijk Makeblijde College, Rijswijk (Z-H), 12e jrg., nr. 5, december 1980.

– dec. – De 8e is de aanslag op John Lennon het grote nieuws. En aangezien men jong was, volgens de slogan van Veronica, wou men wel es wat, en dan is het ook geen wonder dat er allerlei herinneringen wel heel concreet gestalte aannemen, wanneer je het nieuws van deze opzichtige dood overpeinst.
Courrèges, die de voorbereidselen trof voor de minimoderage; het lange haar, de Clark-schoenen;1 hasj, marihuana, de joint als vredespijp. Beatles, Rolling Stones – het late seizoen, het nieuwe geluid. En dan was er het werkschuwe tuig, de Dam, het Lieverdje, alleraardigste happenings, waar de politie niet veel van begreep. Het Tournooiveld met de demonstraties tegen de oorlog in Vietnam: ‘Johnson Molenaar’ hoor ik weer roepen; vertrapte spandoeken: politie, paarden, provo’s. En natuurlijk de Underground Press, met zulke unieke blaadjes als provoLynxIetsOntbijt op bed, en God Nederland en Oranje.2 Wie dit niet meemaakte, maakte dit niet mee. Maar wie erbij was, deelt met zijn strijdmakkers voorgoed éen ding – al zou hij het later misschien verloochenen of ontkennen: die droom, die hoop, die illusie. Die blijft hem bij tot zijn dood als iets volmaakts en als iets dat hij helaas nooit realiseren zal. Zijn geloof in het hogere is inmiddels afgenomen, zijn cynisme onrustbarend gegroeid, – maar dát zweeft hem voor en achtervolgt hem: die broederschap, deze echte solidariteit. Het is een beeld van het eigene, ontdaan van het eigen tekort.

Men heeft m.b.t. Lennons dood de ‘ironie’ van stal gehaald: deze van de geschiedenis, die van het lot: de vredesapostel – neergelegd door het Geweld. Geweld? Kom nou! De man was gekweld. De ironie heeft een ijzeren consequentie. Lennon heeft met de Beatles iets in het leven geroepen, dat hij trachtte te ontvluchten in een miljoenenstad: de Beatle-mania. Die concentreerde zich in éen persoon, die hem naar het leven ging staan, zoals hij hem altijd al naar het leven had gestaan. Juist dat waar hij bang voor was, voltrok zich aan hem. Wekenlang werd hij op de hielen gezeten, dag in dag uit. Hij werd met griezelige precisie geobserveerd en nageleefd, en er was niemand die deze ban kwam breken. Het enge van iedere manie is het klakkeloze overnemen van vormen, zonder begrip voor de geest daarachter.3 Want nieuwe vormen waren er; een nieuwe geest, zie boven. Nieuwe hoop, optimisme alom. En een nieuwe taal ging zich vestigen, ontleend aan Adorno, Fromm, en het kwam met zulke wondermooie begrippen als ‘repressieve tolerantie’, ‘identiteitscrisis’ en ‘structureel geweld’. Maar veel fraaier nog, vind ik, klonk het mij uit het hart gerukte en spontane, ware en eenvoudige ‘Weg met de regenten!’ En? dat? lukt? toch? in? Amsterdam?4 Werd er geen plaats ingeruimd voor anderen? En draafden ze niet onmiddellijk op, – de gogen, de logen?
Maar in plaats van ‘omturnen’ riepen ze iets van ‘normatieve begeleiding van communicatiemethoden’ of van – hoor ik het goed? – ‘structurele benadering van gedragsalternatieven’. Zij voerden de zotheid ten troon, en dan loopt alles gauw af, gelijk alles wat edel is en verheven in deze wereld, afloopt, omdat dat zo behoort te gaan. Met doden in Berkely, met de aanslag op Rudi Dutschke, met knallen en vuurwerk in Praag en Parijs. Niet de geest won het, maar de vorm: de spijkerbroek, het lange haar, de popmuziek: de manier. En – o repressieve M.E.! – de knuppel. De doodzieke jaren 70.5

CN


  1. Cornets de Groot droeg in die jaren ook zelf Clarks. Uit zijn verslag van een sollicitatiegesprek op een school in 1958: ‘Ik wachtte een uur op een bespreking die na vijf minuten afgelopen was, die telefonies afgehandeld had kunnen worden. Maar de man wou mij zien, zich bevreemden over mijn baard, over mijn clarks, mijn kortamerikaans haar. Voor beiden was de korte kennismaking afdoend: wij lagen elkaar niet. Toen al was mijn ondergang als onderwijzer beklonken.’ Een onroman een bitterboek, p. 148. []
  2. Zie de pagina Provo-publicaties voor Cornets de Groots eigen bijdragen aan een aantal van deze blaadjes. []
  3. In een essay over, onder meer, Nijhoffs Awater schrijft Cornets de Groot: ‘In mijn jeugd hadden we in Indonesië een paar baboes die lattah waren. Dat betekent dat ze, aan het schrikken gemaakt, alles nazeiden wat je ze toeriep, en vaak ook je gebaren daarbij overnamen. Je kon ze op die manier vaak minuten lang bezig houden, en samen met vrienden vonden we dan ook het spel uit: ‘Doe wat ik doe, en zeg wat ik zeg’, een zin die we in een bepaalde, monotone, toch melodieuze zegging eindeloos herhaalden, bij het maken van de grilligste bewegingen, die onze slachtoffers dan tot ons genoegen, maar minder tot het hunne van ons overnamen. Dit ongetwijfeld kolonialistisch sadisme heerst nóg in de Germaanse kinderziel: “Al wie met ons mee wil gaan / die moet onze manieren verstaan”.’ En hij vervolgt: ‘Dit beginsel is werkzaam in de poëtika van Nijhoff en in het gedrag en zieleleven van de ik uit Awater.’ (Met andermans veer, Ladders in de leegte, p. 14-15). Op p. 82 van Stardust memories, het veertiende hoofdstuk van de roman Liefde, wat heet! (1983), schrijft hij: ‘Was het toeval dat [Narda] me kort na de moord [op John Lennon] mee uitnam naar de bioscoop, naar Woody Allens Stardust memories? Woody Allen en zijn fans!
    Woody Allen in zijn rol van Awater, omringd door een massa vertegenwoordigers van Martinus! Tussen allerlei intieme gesprekken en zakelijke besprekingen door ontlaadt de ster de agressiviteit van zijn bewonderaars, die hem willen beletten zich aan andere dan aan komische films te wagen, door links en rechts handtekeningen uit te delen. Toch is er ook voor hem een maniak, en die verschijnt hem in een droom. Hij loopt met een revolver op Woody Allen af, en zegt: ‘Ik ben uw grootste fan!’ – en knalt hem neer.
    Wanneer zal Martinus – de echte – Awater om een handtekening vragen met de ene hand, en met de andere het dodelijke schot afvuren?’ Zie hier de betreffende scène uit Stardust Memories.
    Overigens vormt de ‘psychologie van de fan’, naar de titel van nog een ander artikel van Cornets de Groot over Awater, ook het onderwerp van een andere film, The King of Comedy van Martin Scorsese. Deze verscheen in 1982, twee jaar na Allens Stardust Memories. Over de verhouding van de fan tot het bewonderde idool schreef Cornets de Groot nog in Iets persoonlijks, over zijn ontmoeting met Vestdijk. []
  4. Zie voor deze stijlfiguur noot 2 bij een artikel uit de tiende jaargang. []
  5. Cornets de Groots eerste roman Liefde, wat heet! waaraan hij in deze periode begon, wordt op de flaptekst gesitueerd in ‘het Lennon-tijdperk’. Het in noot 3 genoemde veertiende hoofdstuk Stardust memories is grotendeels gebaseerd op dit artikel uit de Gele vellen. []

Plaats een reactie